Papa, de weekendalcoholist

Lieve papa, jij bent geen echte alcoholist. Dat kan je helemaal niet zijn, toch? Jij bent vrachtwagenchauffeur en je mag niet dronken achter het stuur zitten. Je gaat nooit naar de kroeg om je te bezatten. Drinken doe je alleen in het weekend. Thuis, op de bank. Dan mag ik er nooit over praten. Dat is vervelend, want je zuipt je te pletter. Papa, ben jij een weekendalcoholist?

Jij bent de enige bij ons thuis die niet uit kan slapen. De hele week sta je vroeg op, dus ook in het weekend. Om acht uur ga je uit bed. Dat kan ik horen, omdat je zo regelmatig als een klok ‘klik, pssht, krak’ zegt. Als ik wakker word, staan er al een, twee, drie blikjes bier geopend. Het is half twaalf. Je neemt er nog eentje tegen de dorst, want je gaat zo met mama de boodschappen doen. Met de auto, omdat mama niet kan rijden. Mama vindt het fijn dat je met haar mee kan gaan, zo kan ze meer meenemen. Zoals jouw bier.

‘Jouw bier, papa!’ Dat riep zus toen ze drie jaar oud was. Ze wees naar een gebouw waar de letters van papa’s merk op pronkten. Zus was goed in het herkennen van beeldmerken. Naast ‘McDonalds’ op de snelweg en ‘Veronica’ in de televisiegids, herkende ze ook jouw beeldmerk uit duizenden, nog voor ze had gehoord van boom, roos, vis en vuur.

Nog twee biertjes ’s middags, een bij het avondeten. Terwijl mama, zus en ik genieten van de cappuccino, neem jij ook je toetje. Lekker, even een biertje. Je hebt al zo hard gewerkt. Een biertje mag wel ’s avonds. Maar papa, niet als je ’s morgens al bent begonnen. Nu mag ik er niet meer over praten. Je wilt het niet meer horen, einde discussie, basta, uit. Je wilt in de avond tot rust komen en loopt dus weer naar de koelkast voor nog een biertje.

Weet je papa? Sinds ik studeer, bel ik elke vrijdag eerst naar mama. ‘Hoeveel bier heeft pap op? Kan hij me nog komen ophalen?’ waren de cruciale vragen. Als ik jou aan de telefoon zou hebben, zou je komen. Altijd. Daar ben jij mijn papa voor en dat vind ik heel lief. Maar gelukkig geeft mama een eerlijk antwoord, zodat ik veilig met de bus naar huis ga. Ik weet niet eens meer wanneer ik voor het laatst de moeite heb genomen om mama nog te bellen of jij me op kon halen. Mama was heel vaak eerlijk.

Nog drie, vier, vijf keer loop je naar de koelkast. Jij vindt dat het wel mag, rijden met een biertje op. Maar papa, je mag nog rijden na twee glazen bier. Jij drinkt per keer een blik van een halve liter. Per liter luister je slechter en slechter, vertel je verhalen minstens drie keer opnieuw, lach je hard om je eigen grappen en schreeuw je nog harder in een discussie. Ik probeer je te vertellen wat ik heb meegemaakt bij mijn studie, maar ik kom niet door jouw geluidsbarrière.

Papa, jij bent toch ook wel eens bang? Zoals op kerstavond, een paar jaar geleden? Toen je stomdronken naar huis reed? Onderweg wilde een verkeersregelaar je laten stoppen. Gewoon, omdat er iets aan de hand was bij een kruispuntje. Standaard procedure. Maar jij raakte in paniek. Je stampte op het gaspedaal, reed rakelings langs die man en had drie gillende vrouwen in je auto, die je maanden te stoppen. Ik weet niet of je dit nog kan herinneren. Je kreeg geen boete, het had geen gevolgen. Je hebt altijd geluk.

Ik zag laatst bij een actualiteitenprogramma dat thuisdrinkers grotere alcoholisten zijn dan de kroeghangers. Thuis houdt de sociale controle op. Ik denk dat dat waar is, papa. Ik vertelde mijn vrienden en vriendinnen nooit over jouw alcoholproblemen. Ik schaamde me diep voor je, want hun papa’s en mama’s waren nooit dronken als ze hun kind op moesten halen met de auto, zij wilden graag weten hoe een schooldag was, ze dronken maar één wijntje voor de gezelligheid. Ik wist dat jij anders was. Maar nu schaam ik me niet meer voor je. Ik weet dat niet ik verantwoordelijk ben voor jouw problemen, maar jijzelf. Ik durf nu iedereen te zeggen dat jij een weekendalcoholist bent. Durf jij dat ook?

Papa, zoek alsjeblieft hulp. Ik kan het niet voor je doen. Er is maar een persoon die jou hieruit kan halen. Dat ben jij. Als je wilt.