Gooise vrouw

Ik ben niet rijk, ik ben niet knap, ik ben niet bekend van radio en tv. De schijnwerpers zijn nooit op mij gericht en ik word niet herkend op straat. Ik heb geen banden met omroepland en ik begeef mij niet in het jetsetwereldje. De linnen designerjurkjes worden sowieso niet in mijn maat gemaakt en de gedrapeerde poses – elegant met het champagneglas in de lucht – staan mij niet. Ik ben een doodgewoon meiske en mijn wieg stond in Brabant. Toch ben ik een Gooise vrouw. Nou ja, parttime dan.

Zodra het seizoen het toelaat, lokt de roep van het water mij naar de regionen onder de rook van Hilversum. Daar waar Linda de Mol haar boodschappen doet en Wendy van Dijk haar zoon naar school brengt, huis ik in mijn vrije tijd in een hutje aan het water. Nee, geen watervilla, gewoon een eenvoudig houten chaletje, verscholen tussen het groen, waar ik mag vertoeven zolang ik de eigenaresse van het park de erfpacht betaal.

Mondain is het allerminst. Hier sta ik op mijn verschoten crocs onopgemaakt en met mijn haar in slierten te ploeteren in mijn tuintje dat het zo goed doet als ik er ook maar een beetje aandacht aan besteed. Werkkampen zijn het, roept mijn schoonmoeder ieder jaar weer. Maar zij heeft ook haar hart verpand aan dit plekje. Ze heeft gelijk, maar het is het waard. Want als de zon naar zijn hoogste punt klimt, stap ik in mijn bootje en dan ben ik weg. Even helemaal weg.

Naast een picknickmand vol proviand gaat er ook altijd wel een boek mee of iets anders om de tijd mee te verdrijven. Haast zonder uitzondering komt het ongebruikt retour. Er valt zoveel te zien. En het verveelt nooit, zelfs na al die jaren niet.

Hier zie je reigers, zwanen en futen. Roofvogels in de bomen, een enkele keer een wadend ree. Onder de overkapping die wij schuur noemen, huist een uil. Uitgestrekte agglomeraties van waterlelies en waterdotters verlengen het groen tot in het water. Rietkragen nemen ieder jaar een andere vorm aan en hortensia’s bloeien nergens in Nederland mooier.

Ik geniet van de passanten die varend groeten en van de spontane ruilhandel, zo nu en dan. “Hebben jullie bier? Ruilen tegen een fles rosé?” En van de 6-jarigen die uniform in zwemvestjes hun eerste zeilpogingen wagen. De zeiltjes van hun Optimisten vormen tegen de achtergrond van het uitgestrekte water een blauwwit schilderij.

Tijdens ons tochtje over de plassen pauzeren we in een inham tussen het riet. Hier gaan we voor anker. Ik hoor tieners joelend in het water spetteren. In de verte een waterskiër. Terwijl hemelsbreed op een steenworp afstand het mediacircus op volle toeren draait, camera’s rollen en omwegen bedacht worden voor de balkenendenorm, strek ik mijn benen, leun achterover en sluit mijn ogen. Op mijn gemotoriseerde, polyester eilandje geniet ik van de strakblauwe lucht en ons zelf gekozen isolement. Vlak voordat ik op de sluimerstand ga, hoor ik mijn man vragen: “Roseetje?” “Hmmmm”, murmel ik instemmend. En dan dat schrille geluid waardoor ik als door een wesp gestoken omhoog schiet.

Wil iemand me er de volgende keer aan herinneren dat ik die kleretelefoon thuislaat?