We hebben het nog altijd wel over een mens!

Column door Mennosson

Afgelopen vrijdag kreeg ik te horen dat mijn bovenbuurman Bertus dood in zijn woning was aangetroffen. Naar verluid heeft de man anderhalve week daar gelegen voordat hij zo gevonden werd. De buurvrouw had geklaagd over de stankoverlast. Het waren dan ook erg warme dagen.

Bertus is 52 jaar geworden en hield er een hulpeloos bestaan op na. Hij was zwaar alcoholist en schizofreen. Wat er eerder kwam, de verslaving of de geestesziekte, weet ik niet. Ik kende hem al 12 jaar en al die jaren was dit al in volle gang bezig. Het was overduidelijk een vreemde snuiter. Hij had een onverzorgd uiterlijk, al die 12 jaar dezelfde winterjas aan, dezelfde rugzak om, lange vette haren, een gebit wat alleen nog bestond uit bruine stompjes en een duidelijk doorleefd gezicht.

Niemand die ik ken weet verder iets van de achtergrond van Bert, we kennen hem alleen als die dronken zwerver met een dak boven zijn hoofd. Bert had een bijstandsuitkering en werd door een bewindvoerder (na aftrek van vaste lasten) uitbetaald per week. Dat beetje geld ging op aan drank, shag, wiet en brood. In die volgorde denk ik ook.

Mijn eerste ontmoeting met Bert was toen ik net mijn hokkie introk. Mijn vader en ik waren bezig met witten en schilderen en Bertje sprak mijn vader aan "Hé buur, als je last hebt van mijn muziek mot je het zeggen hoor." Mijn vader legde uit dat ik zijn buurman was en sindsdien zette hij zijn muziek onmiddellijk zachter als ik aanklopte bij hem, wat een enkele keer gebeurde.

Hij groette me altijd hartelijk (met dubbele tong): "Buurtio!!!" Ik probeerde vervolgens wel eens een praatje te maken, maar na verloop van minuten verzonk het gesprek toch weer in het riedeltje dat er scheuten door zijn lijf gingen en dat ze van buiten aan hem aan het trekken waren met zenders. Tja, laten we het houden op "een eigen wereldje hebben". Aan het einde van de week kwam hij ook wel eens biertjes lenen. De week er op kreeg je ze keurig terug.

Een onaangenaam en onaangepast persoon was het ook zeker. Na verloop van jaren werd dit erger en erger. Hij kreeg af en toe buien dat hij de halve buurt vanaf zijn balkon stond uit te schelden. Dit lokte uiteraard reacties uit, maar dat werkte altijd alleen maar als olie op het vuur. "Jij zou niet misstaan op de Achterdam." kreeg een vrouw een keer te horen die vriendelijk vroeg of hij niet zo wilde schreeuwen. Bert negeren werkte wel, maar dat was niet altijd even makkelijk.

Hij gooide het vuile water uit zijn aquarium gewoon van twee hoog in de bosjes beneden. Dit was slechts één van de voorbeelden van dingen die naar beneden gesmeten werden met als toppunt de dag dat ik mijn berging uitliep en ik me bevond in een Monty Python-achtige scène; voor mij viel een fauteuil uit de lucht. Ik miste alleen nog John Cleese die er op zat. Meneer had de stoel van zijn balkon naar beneden gesodemieterd.

Aan de andere kant staat mij nog levendig bij dat onze berging uit stond te branden, dusdanig uitslaand dat de vlammen het balkon erboven bereikten. De brandweer was druk bezig met hoge druk pompen de brand te blussen, en Bert… Bert deed mee op zijn manier. Hij stond op zijn balkon op twee hoog en gooide emmertjes water naar beneden. Een aandoenlijk beeld wat me van die nacht nog het meest is bijgebleven.

Het mogen duidelijk zijn, Bertus had geen vrienden. Geen familielid die nog een donder om hem gaf en geen buren die hem op de koffie zouden vragen. Een leeg en eenzaam bestaan wat hij vulde met roes na roes beleven en in gesprek gaan met de stemmen in zijn hoofd. Zo heeft hij ook al die tijd kunnen liggen voor iemand ook maar iets door had.

Het meest bizarre gevoel wat ik bij het nieuws had, is dat ik bijna twee weken daarvoor hem nog heb horen schreeuwen in zijn huis en ik tegen mijn vrienden heb gezegd "kijk, hij leeft nog! Ja, als ik hem zo af en toe hoor weet ik dat hij nog niet dood ligt in zijn flat." Het ging al geruime tijd erg bergafwaarts met hem en we zagen hem niet vaak meer buiten.

Je kunt je afvragen of hij het zelf veroorzaakt heeft, zo te moeten eindigen. Heel sec bekeken, ja! Maar ik vraag me altijd af hoe dingen zo ver kunnen komen. Wat was er eerst? De eenzaamheid, de schizofrenie of de verslaving? En hoe lastig is het dan als je (in feite) niet goed bij je hoofd bent, niemand ook om je geeft en je de fles niet los kan laten. Waar begin je dan? Stoppen met drinken! Hoe hou je dat vol als niemand je bijstaat in die strijd en verslavingshulp eigenlijk ook niet kan helpen omdat ze niet door kunnen dringen in het eigen wereldje in je hoofd? Je lot is dan al uitgeschreven en het aftellen kan beginnen.

Nu komen sommige buren zelfs op me af met een grote grijns op hun bakkes en maken foute opmerkingen als: "Zo, je zult wel blij zijn?" of "Hè hè, daar zijn we vanaf."

Bek houwe!!!! We hebben het nog altijd wel over een mens!

Hoe irritant hij ook was, hoeveel last je van de man ook gehad hebt, hoe vervelend je het ook vond dat ook zo’n soort persoon in je flat woonde, hoe vies hij ook was… het blijft een mens. En het blijft tragisch dat een mens zo in verval kan raken en er niet meer uit kan komen. Dat uiteindelijk dit zijn slotscène is geworden van een inhoudsloos verworden leven. Gelukkig heb ik nog wel buren die wat meer respect voor leven en dood hebben.

Veel mensen vrezen iets in hun leven. Dan heb ik het niet over spinnen, hoogtes of onweer. Nee, grote dingen: de dood of ouderdom op zich. Ik vrees eenzaamheid. Als er niemand meer is die aan je denkt, niemand die werkelijk om je geeft, dan is sterven misschien zelfs wel een verlichting. Als sterven verlichting is geworden, wat is je leven dan nog waard? Ik vrees de dood niet, ik vrees in eenzaamheid te sterven.

Zijn overlijden en zijn lege bestaan kan ik niet veranderen. Maar ik kan hem in ieder geval in herinnering houden als mijn maffe bovenbuurman en zodoende toch een minuscuul beetje betekenis schenken aan een leven dat aan de rest van de wereld is voorbij gegaan.

Rust zacht buurtio. Proost! Eindelijk rust in je kop man!