Appie en Martin

Een logisch gevolg van het werken in een buurtkroeg, die gelegen is tegenover een bejaardentehuis, is dat je gedurende het jaar toch altijd wat van je clientèle verliest. Ik werk er nu een dikke twee jaar en tja, sommige gezichten komen soms gewoon ineens niet meer hun dagelijkse borreltje of kopje koffie halen of zie je niet meer dagelijks achter hun rolatortje voorbijschuiven. Hoe lullig ook, maar het houdt een keer op. Zo is het leven en deze mensen hebben over het algemeen toch een zeer gezegende leeftijd bereikt, waarvan ik me afvraag of ik die ooit bereik. Ik mag het alleen maar hopen.

Met sommige van die ouwe knarren had of heb ik wel een leuke band. Onlangs zijn er daarvan twee overleden. De eerste was een paar weken terug Appie. Appie was zo’n grappige ouwe Mokumer: gezegend met een prachtig plat accent, in voor een geintje en elke dag kwam 'ie twee jonge borrels halen (voor ouwe Amsterdammers: een hassebassie) en een flesje sinas. ‘Niet die rare klonten in m’n sinas, jongen! Sodemieter op met die troep!’ was altijd de reactie als we per ongeluk ijs in zijn glas hadden gegooid. Om vervolgens lachend de ijsklontjes over de vloer te mieteren. Appie was inmiddels zo dement als een deur en maakte van zijn hart geen moordkuil. Als mensen in de kroeg hem niet aanstonden, hoorde je wel eens een hartgrondige vloek of verwensing van Ap. Maar gelukkig was hij niet altijd even goed verstaanbaar.

Als Appie in een goede bui was of zin had om eens lekker met z’n poen te smijten nam ie nog wel eens een derde borrel. Maar nooit meer dan dat. Appie mocht eigenlijk helemaal niet meer drinken, maar dat vind ik dus dikke, vette flauwekul. Als je toch al een eindje in de tachtig bent dan gaat een of ander mokkel van in twintig jou toch niet meer verbieden om te drinken of te roken? Ik zou het (buiten het feit dat ik geen mokkel van in de twintig ben) niet in m’n hoofd halen. Alsof die man daar zo oud voor is geworden! Aan mij zouden ze een kwaaie hebben. Aan Appie ook, want die trok zich er geen drol van aan en kwam gewoon lekker z’n borrel bij ons drinken. En terecht, fok dat betuttelende gelul, daar zijn we namelijk iets te goed in in Nederland. Ik ga zo’n oude man zijn pleziertje niet ontnemen. Een paar weken terug vertelde hij nog enthousiast dat ie op een reisje ging naar ‘Vallekeburreg’ ‘helemaal in Limburreg’; hij had er behoorlijk zin in en hij raakte er maar niet over niet uitgepraat. Hij had pretoogjes. Ik vond dat wel leuk en gezellig, maar ondertussen had ik nog een heel café te bedienen, dus ik moest Ap soms even onderbreken. Dat maakte Ap niet uit, die babbelde gewoon enthousiast door en af en toe moest 'ie lachen om iets dat 'ie zelf vertelde.

Ik heb helaas niet meer mogen vernemen van Appie hoe het is geweest, want een weekje of twee terug hoorde ik van een collega dat Ap overleden was. Het eerste wat mijn collega en ik meteen allebei zeiden (en nee, dit is echt niet zo respectloos bedoeld als het klinkt!): "Nee!!!! Dat was zo’n leuke ouwe lul!" En die kreet kwam recht uit onze harten. Appie was gewoon tof! En als 'ie iets eerder is overleden omdat wij hem gewoon schonken: dan is ie in elk geval met een glimlach gestorven.

Deze week overleed Martin. Martin was een bijzonder krasse oude Surinaamse man, maar 92 jaar geleden in Amsterdam geboren in een tijd dat de rotitent op de hoek nou niet bepaald een vanzelfsprekendheidje was en de Bijlmermeer nog gewoon een polder. Martin is dus (op 2 dagen na, hij overleed twee dagen voor zijn verjaardag) 92 geworden. Dat hij zo oud was wist ik pas sinds kort (maar ik ben zo’n droppie die altijd alles als laatste weet, dus dat is ook weer niet gek), want ik had hem zijn leeftijd absoluut niet gegeven. Martin was ook muzikant. Ik heb hem ooit heel mooi piano horen spelen in het café. Mijn collega vertelde mij dat 'ie een Spaans gitaartje had met vier snaren, dat dan moest doorgaan voor een ukalele (joekelille), en dat zijn muzikale kunsten nou niet altijd bepaald van een spetterend hoog niveau waren. Ach, het zal wel. Ik kende Martin van zijn kopjes thee die hij bij ons dronk en zijn altijd lachende gezicht, een vriendelijke en licht excentrieke verschijning, ik mocht ‘m wel. Volgens mij heeft die man een heleboel mooie dingen meegemaakt, een man met een verhaal. Soms moest je hem er nog wel eens aan helpen herinneren dat ie z’n kopje thee nog moest afrekenen, maar als 'ie dat zo af en toe eens vergat en we kwamen er achter dat hij al lang niet meer op het terras zat… Ja ach… Niks toch…

Momenteel hebben we een regelmatige gast die ik zo ongeveer met de week achteruit zie gaan. Hij komt regelmatig z’n biertje nemen, z’n koffie drinken of brood met van Dobben-kroketten eten. Hij loopt altijd met zijn hondje en vorige week vergat 'ie dus gewoon z’n hond mee te nemen toen 'ie naar huis ging. Vandaag dacht ie dat 'ie z’n wandelstok in de kroeg had laten liggen, maar bleek de stok gewoon ergens in het bejaardenhuis rond te slingeren. "Als ik weet wie het hep gedaan stamp ik ‘m in mekaar, godverdegodver," sprak 'ie kranig en hij beende de kroeg uit. Ik hoop ooit zo oud te worden, met m'n borreltje.

Martin en Appie, rust zacht!