Geef mij maar een lekkere, grote mossel

Deze column is online vanaf vrijdagmiddag 24 juli 2009 om 16.00 uur. Ik ben dan net een uurtje 65 jaar.
Ik ben geboren op 24 juli 1944 in Putten, Gelderland. Mijn ouders zijn echter al naar Scheveningen verhuisd toen ik twee jaar was en dat is maar goed ook. Ik ben later namelijk nog eens in Putten geweest en heb daar in de buurt gefietst. Het stinkt er verschrikkelijk naar kippenstront.

Ik vier mijn verjaardag niet thuis. En ik vier hem alleen maar samen met mijn vrouw. Ik heb een caravan gehuurd in Schin op Geul, vlakbij mijn geliefde Keutenberg. Vanavond ga ik samen met mijn vrouw mosselen met patat eten in Valkenburg. Het is mosseltijd en ik ben er gek op. Ik maak ze zelf ook graag klaar. Mijn vrouw heeft er niets op tegen dat ik ze eet.

Er is dus niemand thuis, maar ik maak me geen zorgen over inbrekers. Ik heb namelijk een afdoende middel gevonden tegen inbrekers. Nee, geen tijdschakelaar om de lampen te laten branden ’s avonds. Gewoon briefjes voor het raam van de voordeur en de achterdeur met de mededeling: “Beste inbreker, uw vrouw heeft gebeld dat u direct thuis moet komen.” Die tekst heb ik van een oude bescheurkalender van Koot en Bie. Ik gebruik hem al jaren en al die tijd is er nog nooit ingebroken. Ik heb het wel laten vertalen in het Bulgaars, Pools en Roemeens, dus nu hangen er vier briefjes. Vertalen in het Marokkaans was niet nodig, want die Marokkaanse inbrekers zijn allemaal in Nederland geboren. Eigenlijk zou deze tekst moeten worden geïntegreerd in de inburgeringscursus. Ik weet nog wel meer teksten voor briefjes op ramen en voor de cursus.
Bij een tankstation: “Dit tankstation is een uurtje geleden al overvallen.”
Bij een bank: “Deze bank is gisteren omgevallen.”

Ik vier mijn verjaardag dus niet thuis met familie en vrienden. Ik heb namelijk een hekel aan verjaardagen. Ik vind het veel leuker om spontaan een feestje te geven en onverwacht mensen uit te nodigen. Ik zou bijvoorbeeld eerder de columnisten van FOK spontaan een keer uitnodigen voor een Indische rijsttafel bij mij thuis, dan dat ik mijn verjaardag vier, alleen maar omdat ik toevallig op die dag ben geboren.
Er zijn nog twee redenen waarom ik liever geen verjaardag vier.

Als kind mocht ik wel ´s middags vriendjes en vriendinnetjes uitnodigen, maar ´s avonds kwamen altijd mijn familie en de vrienden van mijn ouders. Over het algemeen mensen van het kerkkoor. Nu waren de jaren vijftig al niet echt bruisend, maar mijn tantes, mijn oom en de mensen van het kerkkoor vormden wel de ultieme saaiheid.
Ik had vijf tantes en een aangetrouwde oom, die allemaal bij elkaar in een herenhuis woonden. Als je wel eens de boeken van P.G. Wodehouse hebt gelezen, dan heb je ongeveer een beeld van het soort mensen dat mijn tantes en oom waren. Engelse aristocratie, maar dan in Nederland. En saaier dan Saartje van Swiebertje. Niets voor een reality soap dus.
Je moet je voorstellen dat er allemaal saaie mensen in een kring zaten. De gesprekken gingen meestal over de kerk, God, de zieken in de familie en het linkse, roomse tuig in de regering. Mijn oom had bovendien de gewoonte `schuine´ moppen te fluisteren van achter zijn hand, want mijn zusje en ik mochten ze natuurlijk niet horen. Later heb ik die mopjes wel eens gehoord en ze waren zo verschrikkelijk flauw dat zelfs Jan Slagter ze niet in zijn programma ´Max Geheugentraining´ zou willen vertellen. Als ik eens op mijn eigen verjaardag met mijn trommel en stokken een uitvoering van mijn ongekende drumkwaliteiten wilde geven, dan werd ik onmiddellijk naar de achterkamer gestuurd nadat ik mijn trommel had moeten inleveren. Die herrie kon echt niet, vonden mijn tantes, mijn oom en de mensen van het kerkkoor.

De tweede reden stamt van latere verjaardagen. Met name verjaardagen van anderen toen ik allang volwassen was.
Op die verjaardagen werd nogal wat alcohol genuttigd, zoals op wel meer verjaardagen het geval is. Mijn probleem is echter, dat ik geen limiet voel aankomen als ik eenmaal bezig ben. Ik ben nuchter, nog steeds nuchter en dan komt er ineens ergens een blinde vlek in mijn geheugen. Een blackout dus. Niet veel mensen hebben dat in de gaten omdat ik gewoon stom blijf doorlullen, maar omdat iedereen dan al aardig wat op heeft en hetzelfde doet, valt het niet op. Ik weet alleen niet meer dat ik stom sta te lullen.
Op zich is zoiets natuurlijk niet echt erg, maar ik geef even een paar voorbeelden van dat ik er toch problemen mee kreeg.

Ik heb geen rijbewijs en ook geen auto, dus ga ik op de fiets overal naar toe. Ook naar verjaardagen.
Ik was eens op een verjaardag van de sologitarist van de band. Het was hartje zomer en je kon de hele avond in de tuin zitten. Ik begon dus met lekker koud bier, maar omdat ik van bier na een tijdje om de tien minuten moet pissen, ging ik over op de Jack Daniels met ijs.
Na een aantal glazen begon ik me wel af te vragen of ik dit keer wel merkte dat ik dronken werd. Ik zag namelijk door de open tuindeuren heen iemand de huiskamer binnen komen in een skipak en op dat moment was ik net gewikkeld in een discussie met een herdershond. De man in skipak bleek echter een kennis die zijn vrijgezellenfeest vierde en de hond zei niets terug, dus zo dronken was ik nog niet. Dat was ik pas toen ik in de huiskamer op de plavuizen uitgleed over een plas bier en op mijn achterhoofd terecht kwam. Maar dat merkte ik niet echt meer. Ik was me er ook niet meer van bewust dat ik in het toilet langs de muur naar beneden gleed en de centrale verwarming van de muur trok. Ik kwam pas weer bij in een struikje ergens tussen zijn woonplaats en de mijne. Mijn fiets lag nog naast me, gelukkig. De volgende dag had ik hoofdpijn van de val op de plavuizen en zag ik dat ik nogal wat schaafwonden had.

Nog een voorbeeld. De verjaardag van onze bassist. Hij had een kat die de hele avond whisky dronk en ik doe niet graag onder voor een kat. Ik weet nog dat ik in de keuken met het glas in mijn hand tegen een stel tieten stond te praten, want ik ben nu eenmaal vrij klein. Het volgende moment liep ik met mijn fiets door een wijk, die ik niet direct herkende. Het regende en mijn fiets had een lekke voorband. Ik voelde wat pijn in mijn gezicht, maar schonk er geen aandacht aan, want ik zag even verderop een taxi iemand afzetten. Dat was mazzel, want het was midden in de nacht. De taxichauffeur heeft de hele weg naar mijn huis zitten lachen. Toen ik thuis in de spiegel keek, begreep ik waarom. Ik denk dat ik met mijn fiets tegen een stoeprand ben geknald en met mijn gezicht in de spaken van mijn fiets ben gevallen, want ik leek wel wat op Bruce Willis aan het einde van een van zijn Die Hard films. Ik heb er nu nog littekens van.

En daarom zit ik nu met mijn vrouw in Zuid-Limburg. Toen ik vijftig werd, vierden we het op het Onze-Lieve-Vrouweplein in Maastricht met een B52-cocktail om twaalf uur ’s nachts. Mijn zestigste heb ik in Parijs gevierd en nu is het dus Valkenburg.

Ik hef het glas en zeg tegen alle lezers: "Proost!"