Het kan verkeren

Ze zouden bij het behalen van het rijbewijs standaard valium moeten verstrekken. Dat heb je in Nederland wel nodig als automobilist.
Kon je vroeger nog wel eens lekker je gaspedaal intrappen tussen twee stoplichten door, tegenwoordig lijkt het erop dat wanneer ik besluit in mijn auto te stappen, toevallig 100.000 stadsgenoten hetzelfde denken. Gevolg is dat ik de hoek nog niet om ben als ik me al kan aansluiten in de kudde die we liefkozend file noemen. Lijkt verdacht veel op villen.

Ik sta voor het stoplicht dat al drie keer op groen is geweest en mijn linkerbeen vertoont inmiddels kramp door het driftig intrappen van de koppeling. Voor rood licht staan wachten heeft een vreemd effect op mijn medeweggebruikers.
Mensen schijnen te denken dat ze onzichtbaar zijn in hun auto en gaan vervolgens dingen doen die ze thuis niet mogen. Hele wijsvingers heb ik zien verdwijnen in neuzen die na zo’n diepgaand onderzoek daar in mijn beleving niet ongeschonden uit zijn gekomen. Alsof zo’n vent door het (s)peuren naar zijn eigen groen de kleur van het stoplicht kan beïnvloeden.

Met een beetje pech heeft hij (het zijn altijd mannen) een fijn hard stuk opgehoopt afval uit zijn voorhoofdsholte weten te graven en besluit datgene te doen dat mij voor de rest van de dag kostmisselijk maakt: hij verplaatst zijn wijsvinger naar zijn mond. Bon appetit en bedankt voor deze horroraanblik.
‘Kijk dan niet’ zou je zeggen, maar als ik al half brakend mijn hoofd afwend en dan maar achteloos bij mijn buurman naar binnen kijk, zie ik steevast hetzelfde ritueel.
Eindelijk groen.
De automobilist vóór de neusanalist zit waarschijnlijk zijn dashboardkastje uit te mesten, want zijn hoofd schiet omhoog als ik tien seconde lang mijn claxon ingeduwd houd. Hij rijdt, de snotkauwer voor me ook, maar dan is het alweer rood.
Ik ook. Ik zet de muziek maar hard aan en trap alvast de koppeling in en geef zachtjes gas zodat ik –zodra het groen is- weg kan spuiten.
Als het mag vlieg ik met gierende banden de hoek om, om dankzij mijn uitstekende reactievermogen binnen drie seconden weer stil te staan voor een groep overstekende schoolkinderen.
Gelukkig zijn het er maar tweehonderd en kan ik al vlot mijn weg vervolgen.

Onrustbarend snel nader ik een autootje met achter het stuur een bejaarde man. Hij rijdt net als zijn celdeling. Tergend traag. Als ik zo oud was als hij zou ik maar wat meer haast maken.
Alsof elk moment een kamikaze-voetganger zich voor zijn wielen kan storten rijdt opa met een slakkengang, en hortend en stotend. Zo komt ie waarschijnlijk ook klaar.
Ik haal hem in, waarbij ik de kunst versta om onze zijspiegels vluchtig contact te laten maken. De oude baas schrikt hier zo erg van dat hij zijn stuur naar rechts gooit en onbedoeld in de berm een moedereend met vijf kuikentjes pureert.
Ik kan zowaar tot in zijn drie schakelen tot ik boven op mijn rem moet gaan omdat een Bin Laden look-a-like zonder op of om te kijken de weg over steekt. Begrijpelijk: waar hij vandaan komt gaan de kamelen niet zo hard. Nog voor hij de overkant heeft bereikt gas ik schielijk langs hem en door de door mij veroorzaakte aerodynamiek wappert zijn jurk elegant rond zijn dichtbegroeide kuiten.
Ik rij, onnozel als ik ben, toch over de maagzweerveroorzakende Vaillantlaan te Den Haag. Zelfkastijding. Alleen een masochist berijdt deze weg vrijwillig. Het geme(e)n(t)ebestuur heeft hoogstwaarschijnlijk ooit een interne prijsvraag gehouden ‘hoe treiter je het best het klootjesvolk?’
De winnaar heeft een plan bedacht waardoor om de tien meter rijendik auto’s kankerverwekkende stoffen staan uit te stoten om bij een van de talloze stoplichten een zestienjarige zwangere, gesluierde medelander met drie koters aan de hand over te kunnen laten steken.

Met kloppend hart rijd ik verder. Niet lang natuurlijk. Er doemt weer een file voor me op. Ze hebben een rijbaan afgesloten. Twee banen worden één baan want ze zijn het fietspad aan het herbestraten. Het fietspad! De afgezette rijbaan is niet voor de fietsers, nee natuurlijk niet. Dat zou met logica onderbouwd kunnen worden en daar schieten we niks mee op. Maar gelukkig, in de verte doemt de mega pisbak op: het einde van de Vaillantlaan. De ontwerper van deze gigantische bak afvalwater moet een diepgewortelde haat koesteren tegen schoonheid, of hij denkt elke ochtend als hij de oude gerimpelde verlopen kop van zijn vrouw ziet dat schoonheid vergankelijk is. Ze hebben het gedrocht namelijk betegeld met een kleur tegels die je zelfs niet in een abattoir aantreft omdat anders het vlees binnen een uur besterft. In plaats dat er een prachtige fontein staat, omgeven door alle denkbare kleurnuances blauwe mozaïeksteentjes, is de beloning die je te wachten staat na de hellerit ernaartoe een nietszeggend bouwwerk. Vormloos, fantasieloos en functieloos, en onwillekeurig moet ik weer aan het gemeentebestuur denken.