Dode plannen

Het is vrijdag en mijn vader gaat in een prima conditie naar zijn werk. Hij zit tussen zijn collega’s, drinkt een kop koffie en maakt plannen voor de komende werkdag. Af en toe droomt hij weg en denkt hij aan de zomervakantie die nog maar een paar weken op zich laat wachten. Voor iemand van vijfenvijftig zit mijn vader bovengemiddeld vol met plannen. Plannen voor zijn werk, vakantieplannen en plannen met zijn gezin. Mijn vader wil zelfs gaan trouwen met mijn moeder, eindelijk, na tweeëntwintig jaar samenzijn. Deze zomer zullen ze een voorzichtige planning maken.

Het is zaterdag en mijn vader ligt op ijs in de bijkeuken. Een plotselinge hartinfarct op zijn werk. De begrafenisondernemer is op bezoek en er worden plannen gemaakt. Plannen voor mijn vaders uitvaart. Familie en vrienden lopen het huis plat, ze huilen, ze helpen. Er komt niets goed, maar alles moet in goede banen geleid worden. Het gaat snel. Binnen een dag is de begrafenisplanning wel zo’n beetje klaar, minstens twintig jaar te vroeg. De rouwkaarten worden geschreven, de kist besteld, een advertentie in de krant. Bloemstukken waaien binnen, ze sterven om mijn vader heen.

In de drukte thuis kan ik niet goed nadenken en schakel mijn emoties automatisch uit. Ik besluit een wandeling in het bos te maken waar ik hard en veel huil. Het is al wat jaartjes geleden dat ik voor het laatst huilde en ik vraag me af waarom ik zo huil. Ik huil niet om mijn vader, want die heeft zich waarschijnlijk niet eens gerealiseerd dat het hartinfarct binnen een paar uur zijn dood zou betekenen. Om mijn moeder en mijn zusje huil ik ook niet echt, hoewel ik het voor hen verschrikkelijk vind. Nee, ik huil vooral omdat ik mezelf zo ontzettend zielig vind. Omdat ik weet dat ik mijn vader heel erg ga missen. Alle grappen, gesprekken, gezelligheid. Nooit meer naar huis kunnen omdat thuis geen thuis meer is. Egoïstisch gehuil, maar ergens voelt het ook als een eerbetoon aan mijn vader, ik mis hem nu al. Niet dat mijn vader er wat aan heeft, zo’n eerbetoon. Ik had het hem eerder moet zeggen, nu is het te laat. Ik huil omdat dood zo verschrikkelijk definitief is.

De dood is nooit een welkome bezoeker geweest. Al ben ik nooit bang geweest voor het moment dat hij voor mij zou komen. Ik heb nooit moeite gehad met het accepteren van de zinloosheid van het leven door het besef van eindigheid. Heb nooit de behoefte gehad om me te verschuilen achter het idee dat er na het leven op aarde nog een leven in de hemel volgt. Ook nu niet. Moeite heb ik nu wel met het beseffen dat het allemaal echt voorbij is, dat de dood werkelijk langs is geweest. Het is enorm klote als je honderden keren wordt gecondoleerd en pas daarna begint te beseffen dat het allemaal echt geen grap is.

Na de dood komt de vraag wat je nu gaat doen. Ik ben denk ik nooit zo gelukkig geweest als het afgelopen halfjaar, maar dat gevoel van geluk is plotseling geheel verdwenen. Mijn eerste jaar op kamers heeft een wel erg bizarre afsluiting gekregen. De relatie met mijn vader veranderde door de jaren heen, waar hij eerst vooral opvoeder was geweest, zagen we elkaar nu steeds meer als twee volwassenen die van gedachten konden wisselen over van alles en nog wat. Regelmatig verwacht ik dat mijn vader de oprit op zal lopen en alles weer bij het oude is, dat het koude stramme lijk dat nu in de grond ligt toch niet mijn vader blijkt te zijn, dat de insecten die over een jaar de eerste gaten in de kist breken heel iemand anders aantreffen. Zulke gedachten verdrijf ik snel, ze zijn gevaarlijk, dat besef ik goed. Ik ben niet van plan op mijn twintigste in een schizofreen of geestenfluisteraar te veranderen.

Ik ga wel veranderen, dat staat vast, simpelweg omdat ik niet verder kan gaan op de geplande route. Het einde van de route is ook een begin, maar ik weet nog niet waarvan. Alles in huis herinnert aan mijn vader, ook omdat alles wat staat en hangt er door mijn vader is neergezet of opgehangen. Honderden dingen doe ik zoals ik ze doe omdat ik daarbij rekening hou met mijn vader, hoewel mijn vader er niet meer is. Gisteren ben ik met mijn moeder begonnen aan de spullen van mijn vader. Welke spullen houden we zelf, welke worden weggegeven, welke verkocht, welke naar de kringloop gebracht? Waar gaat zijn geld naar toe? Ik raak mijn vader kwijt, maar mijn vader raakt alles kwijt. Zoals The Streets het al verwoordden: ‘I came to this world with nothing. And I leave with nothing but love. Everything else is just borrowed.’