Het vestje

Column door MissDemolition

Zijn stemming was bij het ontwaken nog opgewekter dan zijn erectie. Vandaag was de dag. Hij keek naast zich en zag zijn vrouw. Het lelijke mokkel, de vetklep. Ooit was ze mooi en hartstochtelijk geweest, maar de laatste jaren was ze niet meer dan een wollen, tot de nek toe dichtgeknoopt, smerig vestje op de bank.

Dat vestje was haar zekerheid. Zodra ze opstond, trok ze het meteen aan. Het ding was vies en smoezelig en zat veel te krap om haar logge vette lijf. Dat vestje maakte haar nog wanstaltiger dan ze al was. Soms had hij heimwee naar zijn oude vrouw, hoe ze vroeger was. Hij was depressief geworden van haar depressiviteit.

Vandaag echter had hij, zoals gezegd, een opgewekte stemming. Vandaag zou hij namelijk háár ontmoeten. Zijn droomvrouw. Ondanks dat hij er prat op ging verder dan het uiterlijk te kijken, was hij als een blok gevallen voor haar profielfoto op Hyves. Ze had hem uitgenodigd en al kende hij haar niet, op basis van de foto had hij haar direct geaccepteerd.

Dat was het begin geweest van vele hartstochtelijke uurtjes typwerk. Ze was het he-le-maal. Mooi, grappig, intelligent èn slank. Duidelijk een vrouw die midden in het leven stond, niet zo’n uitgeknepen dweil als zijn eigen modderige vetklepje. Hij vertelde haar alles over zijn belabberde huwelijk en ze bleef naar hem luisteren, precies de goede vragen stellen.

Hij werd verliefd en begon aan te dringen op een afspraak. Zij vroeg of hij dat nou wel zou doen. Hij was toch getrouwd en hij had toch kinderen, ze wilde niet stoken in een goed huwelijk. Hij reply’de dat het huwelijk allesbehalve goed was en dat het voor niet stoken inmiddels ook te laat was.

Na een tijdje ging ze overstag, maar, zo vertelde ze, dan zou zij kiezen waar ze elkaar zouden ontmoeten. Hij vond alles best, áls hij haar maar kon ontmoeten. Het waar en hoe maakte hem niks uit. Hij was ervan overtuigd dat het een spetterend samenzijn zou worden. Zij zou condooms meenemen beloofde ze, hij was in opperste staat van vreugde.

Met de post kwam een onopvallende uitnodiging met daarin een postcode en een nummer. Het begeleidende briefje gebood hem de gegevens in te toetsen in zijn GPS en om 11 uur ’s avonds, aanstaande zaterdag, daarheen te rijden. Hij was in zijn nopjes en had er erg veel zin in. Was ook wel wat nerveus.

Hij dacht veel na die dag. De afgelopen week was het tussen hem en zijn vrouw beter dan ooit gegaan. Het viel hem op dat ze al behoorlijk was afgevallen, hoewel ze evengoed nog steeds vet genoeg was. Ze was weer eens met een dieet begonnen, maar dat nam hij al lang niet meer serieus. Hij wist heus wel dat ze de koelkast leeg vrat zodra hij in zijn bed lag.

Ze was echter veranderd, leek echt goed op weg. Ze was naar de kapper geweest, verzorgde zichzelf goed en had wat nieuwe kleding aangeschaft. Het vestje had hij al een aantal dagen niet meer gezien. Het was veel te groot geworden, zei ze, en ze had het niet meer nodig.

Ze stelde voor om die avond uit eten te gaan. Hij slikte moeizaam. Nee, sorry schat, ik heb al een afspraak , ik ga met de mannen op pad. Oh, gezellig, zei ze zachtjes. Ze was zichtbaar teleurgesteld. Hij kreeg last van wroeging. Het leven zag er zo uitgestippeld beroerd uit en ineens was daar verandering in gekomen. Als ze nou eens wat eerder zo vastberaden was geweest...

Die avond ging hij naar zijn afspraak, maar hij was niet meer van plan wat hij eerst van plan was geweest. Hij zou er wel naartoe gaan, maar hij zou haar vertellen dat het inderdaad niet kon. Dat hij zijn huwelijk nog een kans wilde geven en dat hij haar niet meer kon spreken. Dat hij zijn trouwbelofte moest waarmaken.

Hij parkeerde zijn auto voor het grote ijzeren hek. Een begraafplaats, hij had het kunnen weten. Ze hadden het vaak over hun gezamelijke passie gehad. Ze waren beiden verzot op oude graven en de serene sfeer op kerkhoven. Er kwam haast nooit iemand en het was een van de weinige plaatsen waar je nog ongestoord alleen kon zijn.

In de winter liep hij er uren, niet per se op deze begraafplaats, maar welke dan ook. Hij zag nooit iemand. Zelfs in de zomer was dat al vrij normaal. De levenden mijden de doden liever, was zijn idee. Hij niet, hij liep er graag. Alhoewel hij er ’s avonds niet zo erg wild van was. Toch deed de kinky gedachte, van een ontmoeting op een begraafplaats in het donker, hem wel wat.

Er hing een briefje op de stenen hoge smalle muur, waarin het hek verankerd zat. Hij trok het los en las 'Volg de kaarsjes en je zult me vinden of keer om als je ervan afziet.' Nu keek hij naar het kerkhof en zag her en der lichtjes verspreid staan. Geen echte overigens, maar van die neptheelichtjes.

Hij had ze thuis ook wel eens zien staan. In de kast welteverstaan, hij en zij waren niet zo van het romantische gedoe. Ze probeerde wel eens wat, maar hij vond het moeilijk romantisch te gaan doen met zo’n uit de kluiten gegroeide hoop vlees. Hij was blij dat ze zichzelf wat aanpakte tegenwoordig. Hij werd langzaam weer verliefd op zijn eigen vrouw, of hij kreeg in elk geval weer wat hoop.

Nu moest hij echter eerst dit netjes afhandelen. Hij zou haar vertellen dat het ophield. Hij zou niet meer mailen, krabellen of tikken. Het was over voor het begonnen was. Het kon niet anders. Met kloppend hart volgde hij haar lichtspoor. Het was duidelijk en hij hoefde niet echt te zoeken. Ze wilde wel erg graag gevonden worden.

Het pad leidde tot achterin het grote kerkhof, naar een ouder en nog stiller gedeelte. Zo’n stuk waar alleen de beheerder één keer in de maand nog gras komt maaien. En dan alleen in de zomer. Het was nu herfst, dus het gras stond al behoorlijk hoog, het reikte tot ver boven zijn knieën.

De lichtjes stonden evenwel duidelijk genoeg geplaatst en hij zag hoe het spoor naar een deur leidde, van een groot familiegraf. Er liep een lange stenen trap de grafkelder in. Bovenaan werd de trap afgesloten met dikke metalen deuren die nu uitnodigend open stonden. Ze waren flink verroest en het moest een behoorlijke klus geweest zijn om ze open te krijgen. Hij vroeg zich af hoe ze aan de sleutel kwam.

Nog steeds volgde hij het spoor en zijn hart bonsde nu bijna uit zijn borstkas. Hij was bang en nerveus tegelijk. Ze kon nu niet ver meer zijn. Aarzelend liep hij de trap af, die glibberig was van het optrekkende vocht in de grond. Het was er koud en hij huiverde. Bij het steunen tegen de muur trok hij snel terug. Brrrr, nat en koud. ’s Nachts hier lopen was toch heel wat anders dan overdag.

Eenmaal beneden kon hij de grafkamer goed zien. Langs de wanden lagen verschillende skeletten, die hier ter ruste waren gelegd. In het midden stond een stenen bed, een klein altaar eigenlijk. Daarbovenop stond een zwart apparaatje. Hij was enigzins verbaasd dat er niemand was, behalve de doden dan, en hij liep naar het ding toe.

Het was een draagbaar DVD spelertje en ernaast lag een DVD met een briefje er op. Speel dit af, als je me wilt vinden of loop nu terug naar buiten als je je bedacht hebt. Zijn nieuwsgierigheid won. Hij haalde de DVD uit het doosje en stopte hem in de DVD speler. Gelukkig was hij altijd handig met die dingen, want met die trillende vingers was het al moeilijk genoeg.

De DVD startte. Ja, nu zul je wel schrikken. Of ben je teleurgesteld ? Wat een domoor ben je, niet 1, niet 2, nee, maar liefst 3 keer heb ik je de kans gegeven een andere keuze te maken. Je hebt je keuze gemaakt. Jammer, ik had het graag anders gezien. Vaarwel ! En ze hing het vestje over de camera. Boven hoorde hij de zware deuren dichtvallen.