Misbaar

Ik zit al uren en uren achter ditzelfde bureau, starend naar het computerscherm, de nieuwswebsite verversend, wachtend op een nieuwswaardige gebeurtenis. Ik ben nog niet opgestaan om koffie te gaan halen, hoewel ik dat normaal gesproken meerdere keren per dag doe. Het maakt mijn collega's blij en het houdt mij wakker. Ik prefereer zelf Keniaanse koffie vanwege de voortreffelijk gebalanceerde nasmaak, maar brieven naar het management worden veronachtzaamd met goedkoop Lidl-surrogaat. Een paar jaar geleden nam ik voor iedereen koffie mee van de Afrikaanse zaak op de Raadhuisstraat. Ik goot het in de normale plastic bekertjes die we op ons werk hadden. Hoewel ik stil genoot van de koffie, merkte niemand het verschil.

Mijn baan bestaat uit niet veel meer dan in dit kantoor aanwezig zijn voor veertig uur per week. Niemand vertelt me echt wat ik moet doen, en niemand zegt ooit iets over het feit dat ik uren wezenloos naar m'n scherm staar, voornamelijk omdat de meesten van hen hetzelfde doen en iedereen dezelfde angst heeft, door de mand te vallen naar de collega's toe. Het werk wat ik in een week verricht, kan elke 200 procent arbeidsongeschikte zijinstromer op een maandagochtend vóór de koffiepauze doen. Alle échte banen zijn decennia geleden al aan de sloppenwijken van Beijing, Delhi en Kiev uitbesteed. We delen een collectieve angst voor bezuinigingen omdat elk van ons even misbaar is als alle anderen. Ik denk hier veel over na. Je groeit op, volgt twintig jaar onderwijs,  je leert een vak, hoe je een verantwoordelijke volwassene behoort te zijn – maar waarvoor? Geluk is niet te koop, en hier zit ik, 74 kilo vlees in een gloednieuwe kantoorflat, wandelend en pratend en zittend en koffieschenkend, maar vanaf de dag dat ik aangenomen ben vrijwel volledig overbodig. Het verwart me. Hoe ben ik hier eigenlijk terechtgekomen?

Buiten zie ik een vogel door de lucht richting de flat vliegen, maar omdat de buitenkant van het gebouw is gemaakt van de blauwe hemel weerspiegelend zwart glas, ziet de vogel het gebouw totaal niet en klapt-ie met een noodvaart tegen mijn raam aan. Dit gebeurt vrij vaak. Soms worden er meerdere vogels per dag slachtoffer van deze onvrijwillige kamikaze. Een tijdje geleden had ik zin in een activiteit, en maakte ik een mooie lijst in het enige Microsoft-programma waarin ik Excelleer. Zo konden collega's en ik gokken op welk raam op welke dag door wat voor vogel geraakt zou worden.

---

Dag/Vogel    Duif          Kraai    Mus    Anders, nl...
Maandag      x, raam 3    
Dinsdag                      xx, r. 4        
Woensdag    x, r. 8                 x, r. 2
Donderdag
Vrijdag                                            Adelaar, r. 6


---

Ik hing het op het prikbord maar vertelde niemand erover, omdat ik vagelijk reprimandes vreesde. Natuurlijk kijkt er nooit iemand op het prikbord – het hangt er nu al vijf maanden onaangeraakt. Soms draai ik van het raam weer naar mijn computer, refresh ik CNN of Nu of FOK! in de hoop op iets gruwelijks als een vliegtuigongeluk met tweehonderd doden of bommen in de metro of een plotselinge uitbraak van een onstuitbare, kwaadaardige ziekte. Het hoeft overigens niet eens slecht nieuws te zijn, als het me maar uit die ellendige routine haalt. Wereldvrede zou leuk zijn, maar meestal gebeurt er niets, hetgeen op zich ook niet erg is omdat het perfect aansluit bij de rest van de dag.

Mijn manager, Frank, 48, een man met bierbuik, onderkin, corduroy, BMW en midlife, komt naar me toe lopen. Ik alt-tab Youtube snel weg en veins grenzeloze interesse in een of ander statistiekje dat ik weken geleden toegemaild heb gekregen. Ik zie dat de datum boven de mail mijn spelletje verraadt, maar kies het te negeren. Dat doe ik het beste – mensen, verantwoordelijkheden en werk negeren, bagatelliseren, de andere kant op kijken. Je zou kunnen zeggen dat ik daarvoor word betaald. Frank staat stil bij mijn bureau. Ik vraag me af wat hij wil. “Wat is er, baas?” Hij kijkt me ernstig aan. “Ik weet niet hoe ik moet beginnen.” Hij kijkt naar zijn clipboard, schraapt zijn keel om na te denken over hoe hij moet beginnen, en begint. “Sinds het begin van de crisis moet ons bedrijf het onderste uit de kan halen om de eindjes aan elkaar te kunnen blijven knopen. Met het einde niet in zicht en de situatie steeds hopelozer, zijn we gedwongen onplezierige bezuinigingen aan te kondigen. Sommigen kunnen blijven, maar anderen zijn...”

Ik wist al wat hij zou gaan zeggen. Ik heb er vijf lange saaie jaren over na kunnen denken. Eindelijk is het hoge woord eruit. “Anderen zijn misbaar.” Je hebt tot vijf uur om je bureau uit te ruimen.