Modebiliteit

Zoonlief is geslaagd voor zijn eindexamen vmbo. Eén zeven en vijf achten op zijn eindlijst. Goed, hè? Dat werd feest! Hij was echter niet de enige. Avond aan avond zitten we bij verschillende pubers thuis te zuipen dat het een lieve lust is. Deze zondag was het ook weer raak.
Ricky heeft ooit bij onze zoon in de keutelklas gezeten. De moeders ontmoetten elkaar op het schoolplein en zo komt het dat we er nieuwe vrienden bij kregen. Ricky was nu ook geslaagd én nog eens jarig ook. Dat moest gevierd. Nu woont die knul met zijn ouders op een tamelijk afgelegen plek: Radio Kootwijk. Dat werd flink fietsen op zondagmiddag.

Zoonlief racete voor ons uit. Die was het geriatrische fietstempo van zijn ouders beu. Het hield op met zachtjes regenen.
"Het regent stórt!" riep ik van onder mijn paraplu.
We reden inmiddels halverwege de Hoog Buurloseweg. Een verraderlijk klimmetje van de eerste categorie.
"Ben jij zo boos?" vroeg ik Vrouwlief. "Je sist zo."
"Dat ben ík niet; dat is jouw achterband."
"Niets aan de hand met mijn achterband. Vast wat blaadjes of zo tussen de band en het spatbord."
Doenk. De velg dreunde op het asfalt van het fietspad.

"Die band van jou is niet meer te plakken," zei Vrouwlief. "Die is helemaal versleten."
"Tja, ik hoef tegenwoordig niet meer in die stinkende streekbus, maar mag tegenwoordig op de fiets naar mijn nieuwe werkplek," zei ik. "Die nieuwe werkplek heb ik nou al meer dan anderhalf jaar, dus dat mijn achterband wat versleten is, is niet echt verbazingwekkend."
"Wat nu?" vroeg Vrouwlief.
"Geen paniek," zei ik. "Het is te ver om de rest te gaan lopen en het is ook te ver om terug te lopen."
"En ik neem je niet achterop."
"Daar was ik al van uit gegaan. Heb jij je modebiel bij je?"
"Nee," zei Vrouwlief. "Deze keer dacht ik: ik werk vandaag niet. Heb jij die van jou bij je dan?"
"Nee."
"Is de batterij leeg of zo?"
"Volgens mij niet," zei ik. "Maar ik weet ook niet meer hoe hij aan moet."
"Hoe vaak gebruik je hem eigenlijk?" vroeg Vrouwlief.
"Ik weet niet eens hoe hij aan moet," herhaalde ik nog maar eens.
Ik en modebiele telefoons. Dat combineert niet echt lekker. Gelukkig hoef ik er geen op mijn nieuwe werkplek. Ik heb een nieuwe werkplek. Had ik dat al verteld?

Vrouwlief was naar de overkant van de straat gelopen. Daar stond een enorme grijze personenauto. Een tamelijk oude meneer was juist bezig het portier van het slot te halen. Aan zijn voeten liep een klein pokkenhondje. Ik bedacht mij niet, ging achter Vrouwlief aan en stond al snel aan haar zijde.

Heel veel tegenstribbelen kon de man niet. Hij had er ook de tijd niet voor. Voor hij het wist had ik hem een ram voor zijn kop gegeven. Bloed spoot uit zijn onderlip. Er zat een barst in een van zijn brillenglazen. Even wankelde hij. Vrouwlief gaf hem een knietje. Kreunend klapte hij dubbel. Met een welgemikte trap tegen zijn schenen vloerde ik hem. De plof in de berm klonk dof en zacht. Het hondje kefte. Ik gaf het takkekreng een rotschop. Het is dat hij aangelijnd zat. De riem sneed in het vlees van het nekje. Het beestje viel tegen de grond en bleef liggen. De man lag te kronkelen. Ik zag een dikke tak. Die pakte ik op. Hoog hief ik mijn handen en ik liet de tak met grote kracht op het hoofd van de man neerkomen. En nog eens. En nog eens. De bosgrond kleurde donker van het bloed dat uit de man wegvloeide. Nog eenmaal zuchtte de man diep. Toen bleef hij stil liggen. Vrouwlief boog over hem heen en voelde op zijn borst. Haar hand gleed zijn jasje binnen en uit zijn binnenzak peuterde ze een modebiele telefoon tevoorschijn.

"Fijn, dank u wel," hoorde ik Vrouwlief zeggen. Ze kreeg het apparaatje overhandigd en drukte een serie toetsen in.
"Soms komt het kassameisje in mij weer naar boven," zei ik in mijzelf. "Maar kijk nou eens naar Vrouwlief. Die weet het modebiele nummer van Maria geheel uit haar hoofd. De moeders hebben elkaar echt gevonden. Vrouwlief en Maria zijn de beste vriendinnen."
Ze voerde een kort gesprek.
"Het is voor elkaar. Rob komt er zo aan." Toen wendde ze zich weer tot de meneer. "Dank u wel dat we uw modebiel even mochten gebruiken."
"Graag gedaan, hoor," zei de man.
Rob kwam er zo aan.

In het huis van de geslaagde zaten allerlei ooms en tantes, kinderen en vriendinnen, en een twintigtal honden. Alles hing onderuit en was druk doende met eten en drinken. Ah, drinken. Daar was ik wel aan toe. Ik keek eens om mij heen.
Ricky had een nieuw vlammetje. Een klein fataal meisje dat hem overal kreeg waar ze hem hebben wilde. Aan haar lijf, bijvoorbeeld. Ze kon niet van hem afblijven en bleef maar aandacht van hem vragen. Onze zoonlief zat het hoofdschuddend te bekijken. Die is nog niet toe aan een verkering. Je kon aan hem zien dat hij wel graag wat gein zou willen trappen met Ricky, maar Ricky kon niets zeggen, want hij had steeds zijn tong in de mond van het fatale vlammetje.

"Waar is mijn man nou?" vroeg Maria, de vriendin van Vrouwlief, dwars door de woonkamer. "De barbecue staat aan en ik heb de salades klaar."
"Net was hij nog hier," zei ik. "Maar volgens mij kreeg hij net telefoon."
"Vreemd. Rob heeft geen bereikbaarheidsdienst. Maar er zou best wel eens iets op zijn werk aan de hand kunnen zijn."
"Hij komt wel weer terug," zei ik. "Tenminste, dat heeft hij de afgelopen twintig jaar altijd nog gedaan."
"Wacht," zei Maria. "Ik bel hem even." Ze haalde haar modebiele telefoon uit haar kontzak en toetste van alles in.
"Ik weet even niet waar mijn man in huis is," zei ik. "Dus bel ik hem even."
"Waar ben jij?" vroeg Maria luid door de kamer.
"Die ligt bij zijn minnares, dat zou nog een bak zijn," grapte ik.
"O," zei Maria in de hoorn. "Je bent in de schuur."

Een bejaard fossiel leent ons een modebiel. Goede vriendin belt modebiel in haar eigen huis om erachter te komen dat manlief in de schuur is. Ik weet niet eens hoe mijn modebiel aan moet. Op welke planeet leef ik eigenlijk?
Maria bracht Vrouwlief én de lekke fiets uiteindelijk met de auto naar huis. Ik fietste op haar fiets. Zoonlief kon mij maar net bijhouden. Het was opgehouden met zachtjes regenen. Het was zelfs helemaal droog. Misschien heeft het leven stiekem toch wel zin.


Apeldoorn, juni 2009