Schaamhaar

Ik had net mijn rug afgedroogd en mijn kleren aangetrokken, toen de voordeurbel ging. Op het moment van open doen, wist ik gelijk wat voor vlees ik in de kuip had. Twee mannen met zwarte aktetassen keken mij glunderend aan.

Voor ik goed en wel had kunnen zeggen, dat ik werkelijk niet geïnteresseerd was, stak de langste van het tweetal mij een boekje toe en begon aan een retirade over de wereld die vergaat. Ik onderbrak hem ruw, want had een paar minuten tevoren de schrik van mijn leven gehad. "Dat hoef je mij écht niet te vertellen knul, ik heb het bewijs net met eigen ogen mogen aanschouwen", blafte ik hem toe. Niet begrijpend keken beiden me aan en ik baste verder: "Mijn schaamhaar, daar gaat het om. Het wordt grijs en nu kunnen jullie beter opdonderen."

Voordat ze de schrik te boven gekomen waren of de mond nog verder open hadden kunnen trekken, de kinnebak hing bij beiden als gevolg van mijn heftige uitval al bijkans op de schoenen, smeet ik de deur met een harde klap dicht. Toen ik de huiskamer binnenstapte, was er, of de duvel ermee speelde, net een nummer van Lenny Kravitz op de radio. "It ain’t over ‘til it’s over", een waarheid als een Engelse koe en voor mij nadert dat punt blijkbaar met een sneltreinvaart. Een zwaluw maakt nog geen zomer, maar 1 grijze schaamhaar maakt me eensklaps wel tot een oude man.

Daar waar Google op internet vaak uitkomst biedt, kwam ik vandaag alleen maar op sites terecht die mij steeds dieper de depressie injoegen. Via een site over haarverf belandde ik er uiteindelijk zelfs op een met als onderwerp ‘vrijwillige euthanasie’. Zowel het eerste, ik ga toch geen dekkende zwarte hoogglans in mijn schaamhaar smeren, als het tweede spreekt me niet aan. Ik leg me er maar bij neer en accepteer dat ik de rest van mijn leven als een kasplantje of anders toch minimaal als wandelende tak verder moet. Tijd om mijn zaken te gaan regelen.

Pen en papier zijn snel gepakt, want ik moet mijn laatste wil vast gaan leggen. ‘Laatste wil’, belachelijk, alsof ik zelf voor die grijze haar gekozen heb. Mike en René zie ik nu voor het eerst als mijn nabestaanden, daar waar het jarenlang gewoon mijn kinderen geweest zijn. Het is even wennen, maar al snel weet ik, dat ik René mijn gevoel voor humor na laat. Dan weet hij, als ik er niet meer ben, ook hoe het is, om grapjes te maken waar niemand om lacht. Iets waar hij me te onpas en te onpas op wijst. Aan Mike laat ik mijn gereedschap na. Voor hem is dat gemakkelijk, want het merendeel heeft hij in de loop der jaren al van me gestolen en het heeft een beetje de stijl van gezinshereniging.

Echt pijnlijk wordt het voor me, wanneer ik een blik op mijn boeken werp. Ik kan ze niet aan mijn zoons geven, heb ze nog nooit zien lezen en betwijfel of ze dat zelfs ook maar kunnen. Uiteindelijk schrijf ik op, dat die naar de penitentiaire inrichting, wat een mooi benaming is dat toch voor een ordinaire bajes, in Scheveningen gaan. Het zijn zonder uitzondering allemaal thrillers en dan kunnen ze al lezend leren, dat de misdaad niet loont. Al die boeken eindigen altijd met de dood of de opsluiting van de boosdoeners.

Mijn huis laat ik na aan de ‘Stichting Popmuziek Zuid-Holland’, niet omdat ik daar ook maar iemand ken, maar ik stel als eis, dat ze het als oefenruimte in gaan richten. Dat is mijn ultieme wraak op de buurjongen, die midden in de nacht vaak loeiharde muziek op heeft staan. Dat zal hem leren!

De verzameling suikerzakjes, een van de grootste van Europa met een aantal bijzonder zeldzame exemplaren, is bestemd voor C. Ik heb haar ooit beloofd, dat ze die nog een keer mocht komen bekijken. Tot mijn stomme verbazing schatte ze dat in als een ordinaire versiertruc en vervolgens weigerde ze. Ieder die me goed kent, weet dat ik voor dat soort dingen mijn sigarenbandjes bewaar.

Morgen ga ik de muziek uitzoeken.