Nette titel, maar smerige inhoud

Mijn nieuwe baan valt me soms niet mee. Ik heb acht jaar lang op een basisschool gewerkt en sinds vorig jaar werk ik op een kinderdagverblijf, deels als leidinggevende, deels als pedagogisch leidster. Dat is een mooie naam voor strontruimer, drollenvanger of pisbak.

Van te voren had ik over dat aspect niet nagedacht. Stom natuurlijk. Nee, het leek mij leuk om voor de afwisseling met jonge kinderen te werken: peuters. En dat is ook leuk. Ik heb een groep van twee- tot vierjarigen en dat zijn grappige wezentjes om mee te werken. De peuterpuberteit viert hoogtij, dus het is een uitdaging om het voor mekaar te krijgen dat ze niét de hele dag krijsend op de grond dweilen om hun zin te krijgen.

Peuters zijn origineel, en zeggen de leukste dingen. Slaan ze mekaar het ene moment bijna het leven uit om een stuk speelgoed, het andere moment zijn ze de dikste vrienden. Ze zetten rustig hun nageltjes in de wang van een ander kind, of de tandjes in een schouder, maar kunnen ook vochtige zoenen uitdelen aan wie ze maar wil hebben. Ze kunnen aandoenlijk zijn in hun kinderverdrietjes, en zijn ook weer even snel te troosten. Fascinerende leeftijd.

Maar die luiers. Verschrikkelijk. De eerste dag dat ik kwam werken viel me onmiddellijk de lucht op die er hing. “Tja, net verschoond! Dan blijft de lucht altijd nog wel even hangen,” sprak mijn collega opgewekt. Nooit bij stilgestaan. Vier keer per dag worden alle kinderen verschoond en de kinderen die zindelijk zijn naar de wc gestuurd. Ik heb zeven kinderen in mijn groep, dus op zijn minst achtentwintig luiers of wc-beurten per dag. Om over de kinderen nog maar te zwijgen die het liefst poepen als ze net een schone luier om hebben.

Handig, die zindelijke kinderen. Ja, dat dacht ik ook. Maar die moet je ook helpen, en juist extra in de gaten houden. Vaak krijgen ze de knoop van hun broek niet los. Ik help ze daarbij en stuur ze naar de wc, terwijl ik de gevulde pampers voor mijn rekening neem. Als ik het kind dat op de wc zit niet in de gaten houd, dan loop ik het risico op zevenentwintig meter wc-papier dat in het minitoiletje wordt gestopt, of kinderen waarbij ik denk: “Hee, heb je chocola gegeten, het zit allemaal om je mond?” en dat blijkt dan geen chocola te zijn, of een zwembad, omdat peuters het handen wassen wel héél serieus nemen, of een kind dat gilt: “Ik ben klaahaar!” en met de kont in de lucht wacht tot ik kom met wc-papier. Bazbootje op het po’tje wil zelf zijn drol in de wc kieperen, hem uitzwaaien en doortrekken.

Ik kan inmiddels zo meedoen aan ‘Wedden dat.’ Want je gaat zelfs de luchtjes herkennen. Dan roept een collega tijdens het buiten spelen van de kinderen: “Ik ruik poep! Wie heeft er gepoept?” En als ze dan tegen mij “Ik denk dat het EstherSchijt is” zegt, dan antwoord ik: “Nee, dit is beslist het riekje van Driekje. Typisch zijn luchtje.” En ja hoor, Driek fietst nog naruftend  met een lekker warme broek rond als op een brommer met een lekke uitlaat.

De kinderen met de dikke drollen, dat gaat nog wel. Zoals drulovic, die wij goedkeurend ‘drollovic’ noemen. Een prettig kind. Bij hem is het een kwestie van een beetje schudden, een luierdoekje voor de frisserigheid, en klaar is kees. Je hebt kinderen die in een hoekje gaan staan, een beetje in zichzelf gekeerd raken, een ietsjepietsje rood worden, zoals kleine Tijl bijvoorbeeld, en de klus is geklaard. Zij vinden het zelf ook niet prettig, zo’n broek-met-inhoud en komen naar je toe met teksten als: “Bakoenin heeft bah.” Kijk, zulke kinderen, daar hou ik van. Niet eerst op de zandbakrand gaan zitten of zes keer van de glijbaan af zodat de compacte inhoud zich leuk verspreidt over het achterwerk en zich daar vervolgens als een tube superlijm aan hecht, maar in het stadium dat de schade snel en schoon te herstellen is, zich melden.

Soms vraag ik me oprecht af, wat ouders hun koters in vredesnaam te vreten geven. Je hebt kinderen die chronisch aan de diarree zijn. En dan vier keer per dag zo’n chocolademelkluier produceren. Zoals Superworm. Wat hij thuis voor dieet volgt? Geen idee. En dan blijken die luiers toch niet strak genoeg te zitten. Dan ontstaan er vlekken. Eerst vallen die niet zo op, vooral niet in spijkerbroekjes, maar die dunne shit kan zich razendsnel verspreiden. Soms van de nek tot aan de sokken toe. Daar word je als leidster toch minder blij van.

Of poep met klontjes. De poep veeg je makkelijk weg, maar die klontjes… zes kilo luierdoekjes heb je nodig om alles weer klontvrij te krijgen. Net als bij plakpoep, trouwens. Dan begin je optimistisch te vegen, nog een doekje, nog eentje, er komt geen eind aan. Alsof er stiekem steeds weer een centimetertje poep uit de anus wordt geduwd. Pure pesterij van de darmen, lijkt het wel. Wat ook pure pesterij lijkt? Als je de slaapkamer van de schattig slapende peutertjes in komt tijdens het middagtukje. Een varkensstal is er heilig bij. De temperatuur lijkt vijf graden gestegen. Je kijkt rond in het schemerlicht, en tussen al die lief slapende engeltjes ontdek je dan de aankomend kunstschilder. In verschillende aardetinten is hij zijn bed aan het opleuken. Alle spijltjes zijn al aan de beurt gekomen en nu moet er een zelfportret op het hoofdeinde worden gevingerverfd van een pallet dat nog lang niet leeg is. Ook zijn Kuifkrullen zitten onder de bruine brei en hij lacht vriendelijk zijn bruine tandjes bloot naar mij…

Ik had het ook over de zindelijke kinderen. Maar van luiers tot zindelijk… daar zit nog een lange weg tussen. Namelijk het zindelijk máken. Dat doen ouders thuis, maar wij bofkonten, mogen die training op het kinderdagverblijf van de ouders overnemen. Het is een enge periode. Bornfree komt voorbij op z’n stepje. “Dag juffie Zonnetje!” “Dag Bornfree! Ben je zo lekker aan het fietsen?” Heeft hij nou echt een donkere plek ter hoogte van zijn kruis, of verbeeld ik het me maar? Je wordt een kruizenkijker. Kinderen die voor het eerst zonder luier mogen zijn wandelende tijdbommen. Het kan ieder moment misgaan in die broek. Weet je hoe smerig het is, om een natte broek van een kind af te stropen, een natte onderbroek, natte sokjes en schoentjes? Van die koude, natte stinkbeentjes schoonmaken? En dan moet je ook nog tegen de peuter zeggen: “Geeft niks, joh. Het was maar een ongelukje. We gaan fijn weer een droge broek aantrekken, goed?” Een half uur later zet je Bornfree op de wc en gebeurt er niks, terwijl een uur later zijn verschoning alweer verleden tijd blijkt te zijn.

Zo. Dat lucht op, om zo’n verhaal eens met anderen te delen. Ik moest me even ontladen. Natuurlijk kan ik heel veel leuke dingen vertellen over mijn werk, zoals de leuke combinatie van peuters en snot, peuter Neuskleuter is daar met name expert in, maar dit moest ik eerst even kwijt. Tja, het kan je maar dwarszitten…