Verleden Staten van Amerika

Amersfoort Centraal. Het is zonnig, een graad of vijftien, ik ben klaar met werken en zit versuft te wachten op de bus. In mijn broodtrommel zit een onopgegeten bolletje, dat ik uit het zakje haal en in kleine stukjes aan de duiven voer. Ik rook er een sigaretje bij en vind het alles maar wat gezapig. Plots loopt er een groepje jongeren voorbij. De twee jongens hebben een landmacht-t-shirtje aan, de twee meisjes hebben camouflage op hun gezichten gesmeerd. Ik denk even na over waarom het woord fascist het eerste is dat me te binnen schiet zo gauw ik iets militaristisch voorbij zie komen, en concludeer gemakshalve maar dat het de leeftijd wel zal zijn. U ziet, ik zit in die fase waarin ik zeg, 'verbeter de wereld, begin bij dienstweigering' – als alle zes miljard het voorbeeld volgen kunnen we immers voor eeuwig met de Enterprise het heelal gaan verkennen. Blijven we elkaar aapsgewijs de hersens in beuken, dan vrees ik dat het niks zal worden. Ik heb een t-shirt met [X] Ongeschikt erop.

Hoewel het broodje op een gegeven moment opgevoerd is, de Gauloises opgerookt, is de bus nog steeds niet gearriveerd. Ik pak de laatste boterham uit de trommel, schud nog een cig uit het pakje en begin mijn rite opnieuw. Om de zoveel seconden lopen er militairen langs, en vliegen de duiven uiteen. Dit terwijl ze vaak niet eens in de buurt komen – karma, denk ik. Twee ouwetjes van een jaar of tachtig, beide met zo'n ouwetjes-beige jas en een ouwetjes-enorme uilenbril, zitten links van me op de lange houten bank die zich tussen de busbanen en het stationsgebouw uitstrekt en staren afwisselend met even verwonderde blik naar de voorbijwandelende militairen en junta-jongeren, als naar het idyllische schouwspel van een duiven voerende FOK!columnist.

De oude man spreekt twee met stapels reclameborden voorbijwandelende militairen aan.
“Zo, wat een activiteit hier. Is er iets aan de gang?” De vrouwelijke militair reageert.
“Ja, een Landmacht-voorlichtingsdag. We zijn nu aan het opruimen.” De bejaarde vraagt of ze die borden niet gewoon kunnen weggooien. De man van de twee reageert dat ze zestig euro 't stuk kosten. Weer schieten me onwelvoeglijke termen te binnen – ergens in Nederland heeft iemand een flink deel van z'n maandsalaris ingeleverd om 'vrede en veiligheid'-oorlogsvoering te promoten. Dat die motieven eigenlijk sinds Vietnam een beetje uit de mode zijn geraakt, mag niet baten, blijkbaar. Nieuwe generatie, nieuwe kansen, nieuwe kansloze kudtoorlog.

De oude man kijkt weer naar me, ditmaal recht in mijn ogen. Ik zeg:
“Ik denk dat ze blij zijn dat ze niet in Afghanistan zijn.”
“Hoezo?” reageert de bejaarde. “Het is vrijwillig.” Ik heb een Doug Stanhope-flashback. As long as people who kinda wanna go kill other people go out and kill other people who kinda wanna go kill other people, you're killing all the right people and opening up great parking spots. Ik reageer.
“Ik vind het een kwalijke zaak dat wij de afgelopen decennia achter de imperialistische Amerikanen aan zijn blijven hollen, zonder vragen te stellen over de legitimiteit van hun acties. Ik zeg, na vijfenzestig jaar ranzig oorlogvoeren is hun D-Day-krediet wel zo'n beetje verspeeld en wordt het tijd dat we ze vriendelijk maar resoluut de deur wijzen. Wat moeten wij in vredesnaam in een ongeciviliseerde zandbak als Afghanistan? Laten we eerst de rommel op de Balkan eens opruimen. En stiekem hoop ik dat dit gevoel richting de States ook leeft onder de militairen. Er zijn al twintig doden gevallen.”

De man denkt er even over na. “En de regeringsleiders zie je er zelf niet vechten. Nee, ze sturen immer jochies die nog nat zijn achter de oren. En dat van Amerika, dat was al zo in Indië.” Ik leg de connectie tussen de militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten en die tijdens de Politionele Acties. “Bedoelt u dat?”
“Nee”, zegt de man, “ik bedoel daarna. We hadden prima controle kunnen houden, maar Amerika dwong ons de onafhankelijkheid te erkennen en weg te wezen. Wij wilden blijven, maar dat mocht niet.” Terwijl hij praat, pak ik mijn Moleskine en schrijf ik mee. “Ze dreigden zelfs de Marshall-hulp stop te zetten. Het is een schande. Sindsdien verbaast niks me meer wat Amerika betreft.” Ik noteer en connoteer.

Wat Amerika betreft
Dat land bestaat niet echt


Zijn vrouw valt hem bij. “We waren echt heel trots op Indië.”
“Dat klopt. Ik spaar Bosatlassen – de oudste die ik heb is uit 1925. Nu, met een totaal van bijna duizend kaarten, is de Indonesische Archipel slechts één lullige kaart, in die oudste atlas zijn tien van de veertig kaarten aan de overzeese gebieden gewijd.”
“Zo één had ik vroeger op school”, reageert het vrouwetje. Mijn bus arriveert.
“Oh, daar zul je mijn bus hebben. Nog een prettige reis!” Het oude stel wenst me hetzelfde, waarna ik het voertuig in snel.

Ik neem achterin plaats, zoals ik dat altijd doe. Ik denk aan het plotselinge gesprek dat ik met de hoogbejaarden had. Ik heb dat soort onderonsjes vrij weinig in het openbaar, en heb er meestal ook geen behoefte aan. Een onderwerp als de VS, daar mag ik graag over peinzen gedurende een saaie busreis naar huis, dus aldus deed ik. Ik pakte mijn aantekeningenboekje en begon te pennen.

Sinds Indië in '48 is het van hetzelfde laken een pak. Amerika bepaalt in zeer hoge mate de wereldpolitiek, van Normandië tot Korea en van Vietnam tot Chili. In het openbaar, maar ook vaak stiekem, breidt het land haar invloedssfeer stukje bij beetje uit, met legitieme, opgeklopte of verzonnen redenen. Economische sancties, militair ingrijpen, een paar miljard richting een junta hier en daar, je kunt het zo gek niet verzinnen of de VS hebben het op hun conto staan. Momenteel hebben ze permanente militaire bases in 130 van de ruim 200 landen op de planeet.

Bij de eerste halte, “Volgende halte: Centrum”, zie ik van een afstandje al een groep jeugd staan. Ze zijn allen van om en nabij mijn leeftijd, wellicht een jaar of twee jonger, en stappen helaas in. Ik vind de bus zelf het fijnste als ik de enige passagier ben. Dan lijk je zo belangrijk. Het gezelschap bestaat uit een stuk of vijf jongens – opgeschoten types met merkkleding, just-out-of-bed-haar en een schaamteloze fascinatie voor elke willekeurige opgepimpte auto die voorbij komt snellen, alsmede vier vrij bloedstollend lekkere meisjes – het type blond, rondborstig, geile blik, ignoramus. Eerst wordt er luidop geruzied over wie naast wie moet zitten. Het blijkt dat er ondanks al die uniformiteit nog een hoop te kiezen valt. Natuurlijk gaan ze pontificaal rondom de enige passagier van de bus, moi, zitten.

“Hee hee, niet schreeuwen”, schreeuwt één van de jongens, “dit is een openbare bus.” De discussies die ze gedurende de rit hebben zijn van discutabel niveau. Het gaat voornamelijk over schaamtevolle incidenten van die-en-die-achterneef-van-die-en-die tijdens het wekelijkse zuipen, alsmede de seksuele beslommeringen van half de provincie. Ik luister een tijdje mee, en dwaal af in gedachten. Wat zou het fijn zijn om zo te leven. Nergens zorgen om, met als hoogtepunt wekelijks comazuipneuken, ronddolend in een commercie-cocon van Heineken, MTV en Diesel, de intelligentie missend om de simpelheid in te zien. Ik benijd dat, juist omdat ik altijd overal zo ontzettend veel over nadenk dat het uiteindelijk niks wordt – gedachtensvolle inertie, zo je wil. Ik schrijf verder.

Vandaag las ik dat het begrotingstekort van de VS dit jaar waarschijnlijk tussen de 2 en 3 biljoen zal liggen. Het buitenlandbeleid kost dit jaar voor het eerst meer dan 1 biljoen. De dag dat Amerika haar imperialisme niet meer zal kunnen bekostigen, nadert met Obama ras. De Chinezen willen de Amerikaanse schuldpapieren niet meer hebben, en met een tekort van 2 biljoen hik je toch aan tegen” ik hoofdrekende even ruwweg “ongeveer een half miljoen dollar per seconde, ofwel 24 dollar per persoon per dag. Het kan maar één kant op. Of nou ja, twee. De ene optie zou zijn: verstandig en introvert handelen, een fiscaal kloppend beleid maken, corruptie keihard aanpakken, het tweepartijensysteem opheffen, binnen de eigen grenzen blijven, een subversie van maar al te vaak democratisch gekozen leiders (en de haatdragende, geldverslindende blowback-consequenties), de dollar aan een échte waarde koppelen in plaats van vertrouwen alleen, veel sparen en een keiharde, maar opschonende recessie. Na tien jaar zouden ze weer verder kunnen, en het leed geleden hebben, de fouten geleerd.

Maar ik verwacht de tweede optie, ook wel 'de werkelijkheid' geheten. Ik verwacht dat de Amerikaanse regering het probleem naar het volk toe blijft bagatelliseren, en de schuldenberg slechts inflatoir aanpakt. Het Amerikaanse establishment wil geen rigoureuze veranderingen, en zal koste wat het kost de huidige (levens)stand(aard) van zaken zolang mogelijk vol blijven houden, als de muzikanten op het dek van de Titanic. Met drie miljoen man in de gevangenissen, waarvan het overgrote merendeel zwart en ruim de helft wegens drugsgebruik, duizend miljard naar nutteloze oorlogen, honderd miljard naar het inlichtingenapparaat, nooit te stillen imperialistische honger en een gat in de bestedingen van 20 euro per persoon per dag, gaat de te hoge levensstandaard en de grootheidswaanzin binnenkort keihard het putje in. Het kán niet anders. Hyperinflatie lijkt Barack's credo. Super Size Zimbabwe? Weimar Waning? Usurped States? Bought by China? De toekomst is spannender dan ooit, en u en ik hebben een plekje op de eerste rij.

De Verenigde Staten lijken steeds meer tot het verleden te gaan behoren. De Dire Straits zongen zevenentwintig jaar geleden al over de grootschalige verpaupering van de ooit trotse industriestad Detroit in het nummer Telegraph Road. Voor de Sowjetunie viel het doek begin jaren negentig. Wanneer is bij Amerika de rek er definitief uit?


I used to like to go to work but they shut it down
I got a right to go to work but there's no work here to be found
Yes and they say we're gonna have to pay what's owed
We're gonna have to reap from some seed that's been sowed
And the birds up on the wires and the telegraph poles
They can always fly away from this rain and this cold
You can hear them singing out their telegraph code
All the way down the Telegraph Road

“Volgende halte: Dorpsstraat.”
Ik druk op de STOP-knop en excuseer me bij het uitstappen richting de jongeren om me heen. Buiten steek ik een sigaret op en het boekje in mijn jaszak, pak ik mijn fietssleutels en bestijg ik mijn stalen ros. Het zonnetje is waterig met de gure wind die er staat. De Rabobank-zuil zegt 12 graden. De hondjes komen in de achtertuin blaffend naar me toe. Ik negeer ze en loop naar binnen, pak een glas drinken en plof op de bank neer.
“Hoe was het op je werk?” vraagt mijn vader.
“Mwoah.”
“Hmm.”

Believe in me baby and I'll take you away
From out of this darkness and into the day
From these rivers of headlights, these rivers of rain
From the anger that lives on the streets with these names
'cause I've run every red light on memory lane
I've seen desperation explode into flames
And I don't want to see it again...

From all of these signs saying 'Sorry, but we're closed'
All the way down United States Road



Dire Straits – Telegraph Road (Live, Basel, 1992)