Vreemde kostganger

Wanneer mijn vader vroeger ‘rare’ mensen tegengekomen was en hij vertelde er later tegen ons, zijn kinderen, over, dan sloot hij zijn verhaal steevast af met de woorden: "Onze lieve heer heeft vreemde kostgangers."

Toen ik vanmiddag om half vier de portiekdeur achter me dicht trok, werd ik aangesproken door een oude man. "Bent u ook altijd zo vroeg op mijnheer", vroeg hij me. Ik keek hem ietwat bevreemd aan en vertelde hem, dat het toch al ver in de middag was. "U beantwoordt mijn vraag niet", merkte de mij opgedrongen gespreksgenoot op. Ik haastte me om hem te vertellen, dat ik altijd al ver voor de dageraad naast mijn bed sta.

Terwijl ik snel doorliep om van hem af te komen en in mijn auto te stappen, riep hij me na, dat het niet netjes van me was om zomaar mijn snoeppapiertje op straat te gooien. Nu ben ik van nature al niet echt een snoeper en in dit specifieke geval was ik me van geen kwaad bewust. Kijkend over mijn schouder voegde ik hem dat nog even toe.

Snel startte ik de auto in een poging om op die manier van de oude lastpost af te komen. De plaats waar ik altijd geparkeerd sta, heb ik moeten kopen bij aanschaf van mijn appartement. Terwijl ik achteruit reed, werd me de weg geblokkeerd door mijn plaaggeest. Hij gebaarde dat ik mijn raampje open moest draaien. Omdat het enige alternatief was hem plat te rijden, voldeed ik met tegenzin aan zijn verzoek.

"Vindt u het normaal om op andermans plaats te parkeren", zo kreeg ik de volgende vreemde opmerking naar mijn hoofd. In een poging mijn kalmte te bewaren vertelde ik hem, dat dit mijn eigen plaats was en dat ik nogal haast had om, vanwege een dringende afspraak, weg te komen. Al mopperend en scheldend gaf hij me de gelegenheid om uit te draaien, mij ondertussen verzekerend, dat het laatste woord hier nog niet over gezegd was. Terwijl ik optrok zag ik hem mij, zwaaiend met een gerimpeld knuistje, uitgeleide doen.

Tsja pa, ik ben blij, dat ik onze lieve heer niet ben en dat mijn enige kostganger niet zó vreemd is.