Drie confrontaties met allochtonen

Begin april heb ik de marathon van Rotterdam gelopen. Het was de eerste marathon van mijn leven en meteen ook de laatste. Toch had die marathon gek genoeg iets erotisch. Je krijgt het voorspel bij de start en de eerste kilometers. Daarna ga je een tijdje flink tekeer om je te bewijzen, maar hoe langer je bezig bent, hoe langzamer je gaat bewegen. Op de Coolsingel, vlakbij de finish, komt echter het ultieme orgasme.

De start op zich was al een hele belevenis. Je staat er met duizenden mensen te wachten op het startschot. Er bevinden zich drie helikopters boven je. Eentje, voor je, hangt stil. Van daaruit wordt de start gefilmd. Dat weet je. En dan komt de muziek. Ik heb echt een teringhekel aan Lee Towers, maar het doet je toch wat als hij op zijn platform omhoog gaat en ‘You never walk alone’ zingt. Wel een beetje dom om dat nummer te kiezen. Logisch dat je niet alleen loopt. Je kunt meteen na de start bijna niet hardlopen, vanwege het grote aantal lopers dat in de weg loopt. Het ziet er zwart van de lopers en dan heb ik het niet over die Afrikanen, want die zijn dan allang uit het zicht verdwenen.
Die Afrikanen moeten zich in het eerst gedeelte van de marathon wel aardig thuis hebben gevoeld, want we kwamen voor een groot gedeelte van de eerste twintig kilometer door de wijk Charlois.
Dat was mijn eerste confrontatie met allochtonen. 

Ik had wel eens gelezen dat er in die wijk veel problemen waren, maar daar was nu niets van te merken gelukkig. Wel stonden daar heel veel allochtone kinderen langs de route. Meisjes en jongetjes met grote, donkere ogen waar de lach uitstraalde. En ze wilden allemaal high-five doen. Het heeft me zeker vijf minuten op mijn totaaltijd gescheeld, dat ik daaraan mee ging doen. Ik kon me toch niet voorstellen dat die leuke, sportieve lachebekjes tien jaar later zouden staan dealen bij een school. Of een tankstation zouden overvallen. Of in plaats van een high-five te doen, een mes tussen je ribben zouden steken om je van je geld te beroven.
Maar lang wilde ik er niet bij stil staan. Dat kon ook niet, want ik was nog maar net het vijftien kilometerpunt gepasseerd. Vanaf kilometer vijfentwintig begon het wat moeilijker te gaan met me. Na dertig kilometer begon het rondje door het Kralingse Bos. Daar stond veel minder publiek en dat was te merken, want veel lopers gingen af en toe gewoon lopen in plaats van hardlopen. Ik dribbelde nog door. Naast me liep een leuk meisje van een jaar of negentien en er bungelde heel wat op en neer in haar loopshirt. Dat deed me er aan denken dat ik eens gelezen had, dat marathonlopers laat in de race vaak zere tepels krijgen. Ik voelde zelf nog niets, maar vroeg aan haar of zij al zere tepels had. Ze keek me even met grote ogen aan en ging meteen harder lopen. Niet veel later liep ik haar voorbij. Ze stond volledig uitgeput bij een waterpunt een sponsje met water over haar hoofd uit te knijpen. Gelukkig liep er nu een heel groepje leuke meisjes om me heen, maar daar heb ik verder maar niets aan gevraagd.

Uiteindelijk kwamen we dan het Kralingse Bos weer uit. En daar kwam de adrenaline terug. Heel veel mensen langs de kant van het parcours. Harde rockmuziek ergens uit een huis om de lopers te stimuleren. Ik ging op de maat meelopen. Gelukkig was het uptempo. Mensen riepen dat we er bijna waren. Ze klapten. En dan: de Coolsingel. De finish voor je. Een eindsprintje en ik was er. Maar nog geen tien meter na de finish wachtte me een tweede confrontatie met allochtonen. Burgemeester Aboutaleb gaf iedere loper na de finish een hand. Die Ahmed toch. Ook de meisjes, die ongeveer tegelijkertijd met me finishten, kregen een hand. Als je bedenkt dat er 6444 lopers met een tijdchip de finish hebben gehaald en dat er nog eens een paar duizend zonder chip hebben gelopen, dan kun je wel nagaan hoeveel handen de man die dag heeft geschud. Als we even aannemen, dat minstens de helft vrouw was, dan zal wel duidelijk zijn dat Ahmed nooit in de moslimhemel komt en dat alle Maagden zijn neus voorbij zullen gaan. Vraag maar eens aan Rita Verdonk of ik me vergis.

Ik heb maar snel daarna mijn medaille opgehaald en ben iets verderop een lekker pilsje gaan drinken. En omdat het zo goed smaakte, heb ik er nog maar eentje genomen. En van hardlopen krijg je dorst, dus de derde smaakte ook prima. Pas toen ik weg wilde, merkte ik dat ik bijna niet meer op kon staan, maar dat lag niet aan de drank.
Uiteindelijk heb ik toch die paar honderd meter naar het station af kunnen leggen, maar eenmaal in de trein naar Rijswijk ben ik maar blijven staan. Anders moest ik later weer opstaan. Voor de trein echter in beweging kwam, stapte nog een groepje Marokkaanse gastjes in. Een jaar of zestien, schatte ik ze. Ze bleven vlakbij me staan. Dat was mijn derde confrontatie die dag met allochtonen.

De jongens waren een beetje aan het chillen op de bekende manier. De ‘kutten’ en de ‘kankers’ vlogen over en weer. Eentje van hen was wel een echte Marokkaanse Gordon. Hij had de grootste bek. Hij maakte heel veel hele flauwe grappen en ging daar dan hard om lachen, zonder dat het een echte lach was. Het was alleen geen nicht, want de verhalen over de meisjes die hij allemaal had geneukt, gebeft en getongd waren niet van de lucht. En natuurlijk hadden ze hem ook allemaal gepijpt. Op een gegeven moment gaf hij echter aan dat zijn zus sinds kort een verschrikkelijk lekker ding als vriendin had. Alleen had ‘die kankerhoer’ al een tijd verkering. Maar dat zou niet lang meer duren, want het was een ‘fuckin’ loser.
“Dan zul jij vast ook wel kans bij haar maken.” Ik keek de jongen lachend aan. Het was er uit voor ik er erg in had. Ik kon zeker niet meer helder denken door het hardlopen. Even was het doodstil. Ik zag de jongens naar me staren. Andere mensen in de buurt keken me vol afgrijzen aan en weken alvast een beetje achteruit. Ik zag het voor me.

Ik word bij beide armen beetgepakt door twee jongens. De andere jongens trekken hun messen en beginnen op me in te steken. Ik kijk om me heen. De mensen draaien hun hoofden weg van het schouwspel. Ik kijk naar beneden: overal bloed. Ze blijven maar steken. Ik zak op de grond. Een paar beginnen me tegen mijn hoofd te schoppen. Het zal niet lang meer duren...

De stilte had waarschijnlijk niet langer dan een seconde geduurd en toen barstten de vrienden van de jongen in lachen uit. Hij kon zelf niet veel anders doen dan schaapachtig meelachen, maar het ging niet van harte. Ik stapte in Rijswijk moeizaam achterstevoren de trein uit. De jongen stapte ook uit. Zijn vrienden reden verder naar Den Haag. Ik ging naar rechts en de jongen naar links. Naar de andere uitgang. Even later hoorde ik hem mompelen: “Kankeropa.” Het was dus echt een loser.

Je hebt zo van die dagen dat er niets verkeerd lijkt te kunnen gaan. Dan kun je een marathon uitlopen en ongestraft een Marokkaans pestjochie voor lul zetten.
Of zou ik met dat laatste gewoon geluk hebben gehad?