De Aftakeling

Ik kijk in de spiegel en zie een grijze haar in mijn wenkbrauw. Twee zelfs. Bij nadere inspectie blijkt het er toch één te zijn, een heel lange. Zo'n lange haar die je wel eens ziet bij die morsige, oudere types met van die borstelige wenkbrauwen. Ruud Lubbers schiet me te binnen, al wil ik op geen enkele manier met deze man geassocieerd worden, zelfs niet door mezelf. En zeker niet met zijn wenkbrauwen. Raar woord trouwens, wenkbrauwen. Wenk snap ik, maar brauwen? Hoe dan ook, de ouderdom laat zich mede zien door grijze haren. Die haar eruit halen valt nog niet mee, hij zit goed vast. Als ik met een epileertangetje trek is dat verdomd pijnlijk. Ik vraag me af waarom dit apparaat zo populair is geworden onder vrouwen. De eerste die dit geprobeerd heeft moet een hekel hebben gehad aan haar eigen geslacht, of misschien een voorliefde voor SM ontwikkeld hebben. Maar ik zit er mee. Ik word weer eens direct geconfronteerd met ouder worden. Valt dit proces nog tegen te houden of is het al te laat? Het is nog geen vijf voor twaalf, maar hoe laat is het dan?

Zeven voor half elf. Dat is voor mij een speciale tijd. Op de één of andere manier zie ik die tijd heel vaak, op mijn computer, op de wekker, de magnetron, de klok in mijn auto of op de digitale ontvanger. Altijd 's morgens, nooit 's avonds. Altijd digitaal, nooit op een gewone klok. Dan heeft het geen waarde. Op een digitale klok staat namelijk 10:23. Dit was het kamernummer van mijn opa en oma in het bejaardenhuis, tiende verdieping, kamer 23. Ze gingen er voornamelijk heen voor mijn oma. Die kon niet meer, was op. Te moe om nog het huishouden te doen, om elke dag boodschappen te halen. De hulp in de huishouding was niet genoeg. Mijn opa wilde niet. Die had op zolder een werkkamertje waar hij veel aan het knutselen was en vooral klokken maakte. Daar was hij in zijn element. Uiteindelijk zijn ze toch naar het bejaardenhuis gegaan. Een moeilijke beslissing: mijn oma wilde mijn opa zijn werkzaamheden niet afnemen, mijn opa wilde mijn oma niet haar verdiende rust ontzeggen. Mijn oma was toen in de tachtig, mijn opa bijna.

"Je bent zo oud als je je voelt," zegt men wel eens. Gelukkig zijn daar geen juridische rechten aan te ontlenen, anders zouden pedofielen makkelijk kunnen roepen dat ze zich ten tijde van hun misdaad toch echt twaalf voelden. Hoe oud ben je en hoe oud voel je je? Ik voel me eigenlijk niet oud, in de zin van volwassen. Ik ben het wel qua leeftijd, ruim zelfs, maar geestelijk voel ik mij niet zo. Natuurlijk, ik moet beslissingen nemen, volwassen beslissingen, geld verdienen, voor mijn gezin zorgen, maar in mijn hart voel ik me niet volwassen maar blijf ik kind. Volgens mij geldt dat voor veel mannen. Blijft over de vraag hoe oud je bent. Vrouwen liegen vaak over hun leeftijd, hoop ik althans, anders werken al die anti-aging crèmes en Oil of Olaz-smeerseltjes absoluut niet. En het zou toch niet prettig voor ze zijn dat ze voor de gek gehouden zijn door al die reclames dat je er wel een strakkere huid van over zou houden. Vrouwen liegen dus vaak over hun leeftijd, dat is niet goed. Liegen is fout, dat heb ik van mijn moeder geleerd. Dus is het verstandiger de waarheid te vertellen. Maar de waarheid is vaak hard, dus moet je de waarheid verdraaien, zodat het toch nog klopt, maar prettiger overkomt. Zo zeg ik altijd dat ik 25 ben, met 18 jaar ervaring.

Ik was een jaar of 13 toen mijn opa en oma naar het bejaardenhuis gingen. Toen ik daar voor het eerst kwam wist ik zeker dat ik nooit van mijn leven in een bejaardenhuis wilde wonen. Het rook er vreemd, warm, muf, naar doorgekookte koffie, overgekookte melk en de dood. Sluimerende dood. Een deprimerender omgeving kon en kan ik me niet voorstellen. Toch kwam ik er graag. Niet in het tehuis, maar wel bij mijn opa en oma. Altijd hadden ze alle tijd voor me en deden ze spelletjes of vertelden over vroeger. Mijn oma leefde helemaal op nu ze vrijwel nergens meer voor hoefde te zorgen. Opa kwijnde enigszins weg. Mijn oma was oud toen ze het tehuis in gingen, mijn opa werd er oud. Omdat ze op de tiende verdieping zaten kon je mooi vrij en ver uitkijken. Ze zaten in Buitenveldert, onder een aanvliegroute van Schiphol. Al vrij snel had mijn opa een grote verrekijker gekocht waarmee je mooi naar de aankomende grijze kisten kon kijken.

Ik heb nog weinig grijze haren, althans in aantal. Ik heb namelijk lang haar. Denk aan Herman Brusselmans, met hem zou ik wel geassocieerd willen worden. Ik weet niet wat de gemiddelde haarlengte van mannen is, maar als ik zo om mij heen kijk, schat ik dat het ongeveer vijf centimer is. Mijn haarlengte is rond de zestig centimeter, dus een grijze haar van mij telt voor twaalf. Als je het zo bekijkt ben ik zo grijs als een duif.

Begin jaren tachtig was de zorg in bejaardenhuizen een stuk beter dan nu. Er was nog tijd er was nog geld, nou ja, meer dan nu. En ondanks dat het voor mijn opa en oma en waarschijnlijk vele andere mensen een prima plek was en is om te wonen en nog enige zelfstandigheid te houden, hoop ik nog steeds dat ik nooit in een tehuis terecht zal komen. Een tijd geleden realiseerde ik me dat de generatie die de opkomst van de Rock 'n' Roll heeft meegemaakt zo langzamerhand de tehuisgerechtigde leeftijd gaat bereiken. Ik heb een concept bedacht in de stijl van het Hard Rock Cafe, het "Rock 'n' Roll Retirement Center", met als motto "Live Fast, Die Slow". Aangezien juist deze generatie gehoorproblemen heeft, staat de muziek er extra hard, en het verplegend personeel is er verkleed als rocklegendes. Dit kan vooral voor de nog niet dementerende inwoners leuke momenten opleveren. "Elvis?! Die was toch dood? Zijn wij nou ook dood?" Omdat dit er nog niet is blijf ik me voorlopig nog wel even jong voelen. Forever young.

Mijn opa en oma zijn allebei al lang geleden overleden. Ze zijn beiden in de 19e eeuw geboren, mijn opa zou deze maand 110 zijn geworden, mijn oma zelfs 114. Vooral voor mijn oma heb ik veel respect. Ze koos haar eigen weg en nam op jonge leeftijd het in die tijd ongewone besluit om van Groningen naar de grote stad te gaan, het gevaarlijke Amsterdam. Alleen de laatste maanden van de oorlog zou ze nog tijdelijk terugkeren in Groningen, verder zou haar leven zich afspelen in Amsterdam en ze zou er sterven ook. De laatste maanden van haar leven was ze ernstig ziek. Borstkanker. Toen duidelijk werd wat ze had, besloot ze er niets meer aan te laten doen omdat ze niet wist hoe ze uit de operatie zou komen en omdat de mogelijke tijdwinst voor haar niet opwoog tegen de nadelen. Een hele tijd heeft ze nog goed kunnen leven, tot die laatste maanden. Ze was een taaie. Ze klaagde nooit over pijn, terwijl ze door een ziekte heel veel pijn aan gewrichten had. Maar ja, ging nooit naar een dokter. "Wat je vanzelf krijgt gaat vanzelf weer weg," was één van haar vaste uitspraken. Ik gebruik hem ook wel eens, ik hoef ook niet zo snel naar een dokter.

De laatste weken kreeg ze steeds meer pijn. Zo veel dat ze pijnstillers kreeg, steeds meer. Het moet wel heel erg geweest zijn. Uiteindelijk werd ze van haar kamer naar de verpleegafdeling gebracht. De laatste twee weken kwam ze in een achterafkamertje apart te liggen, het werkterrein van de sluimerende dood. We konden daar de hele dag in en uit lopen en ook 's nachts aanwezig zijn. Haar kinderen konden in een bed ernaast slapen en de wacht houden en haar verzorgen. De dag dat ze overleed was ik 's middags nog langs gegaan. Ik had een gevoel daar heen te moeten, al was ze vanwege de morfine al bijna een week van de wereld. Ze had geen benul meer van haar omgeving. Het was de laatste keer dat ik haar zag.

Die avond was er op TV een live uitzending van de theatervoorstelling 'De Mythe' van Freek de Jonge, zeker in die tijd een held van mij. Die avond is ook mijn oma overleden, aan het eind van de show van Freek. Voor mijn oma zou dat geen betekenis gehad hebben, voor mij des te meer. In die show zat het onderstaande lied. Aan het eind van de show kwam het in een andere vorm, met een andere tekst nog even terug. Rond dit tijdstip, zo vertelde mijn moeder de volgende dag, is mijn oma overleden. Voor mij zal dit lied voor altijd met mijn oma verbonden zijn.

Laat het nooit afgelopen zijn
Nee, het mag niet aflopen
Al zijn de kansen nog zo klein
Hou het doek nog even open
Laat het nooit afgelopen

We zaten samen bij de open haard
Moeder huilde, vader hield zich groot
Er werd weemoedig naar het vuur gestaard
Niemand durfde zeggen, opa is dood

Ze zeiden wat je zeggen moet
Hij wou met jou die bal nog kopen
Gisteren ging het weer zo goed
En vandaag is het afgelopen

Laat het nooit afgelopen zijn
Nee, het mag niet aflopen
Al doet je lichaam nog zo'n pijn
Ik wil met jou die bal nog kopen
Laat het nooit afgelopen zijn