Wittebroodsweken zonder korstjes

 

Ouderdom komt met gebreken, en dat was met name aan mijn gebit goed te merken de laatste tijd. Als ik maar naar borrelnootjes kéék brokkelden mijn tanden van ellende al af en na een flinke tongzoen vlogen de vullingen van mijn kiezen me om de oren. Door eerst een burnout en later mijn verhuizing van Rotterdam naar Amsterdam, was een bezoek aan de tandarts onderaan mijn prioriteitenlijstje terecht gekomen. En daar stond het eigenlijk wel goed.

Een paar maanden voor de trouwdag besloot ik om toch maar eens naar de tandarts te gaan. Op de stralendste dag hoort ook de stralendste lach en eerlijk gezegd konden mijn tanden wel een opknapbeurtje gebruiken.
Maar ik ben niet zo’n held, qua tandarts. Ik baar nog liever een kind! Toch verrichtte ik een heldendaad en belde de tandarts op, een – volgens mijn vriend -  heel aardige vent. Dat kon natuurlijk best zo zijn, maar hij had wat mij betreft zijn beroep behoorlijk tegen.

Daar lag ik dan. In de gevreesde stoel. Eerst bracht ik de tandarts op de hoogte van de beginsituatie en daarna opende ik voorzichtig mijn mond. Ik wilde de arme kerel niet meteen al te erg aan het schrikken maken. Maar hij vond het leuk! Een uitdaging, om hier weer wat moois van te maken. Ik was iets minder enthousiast, helemaal, toen hij me vertelde dat het met een behandeling of zes, zeven toch wel voor mekaar moest zijn.

Of ik pijnklachten had. Nee, die had ik niet. De tandarts vond het onvoorstelbaar. Hij maakte een fotoreportage van mijn mond waar menig beroepsfotograaf jaloers op zou zijn geworden. Met groothoeklens, met telelens, vanuit de linkerbovenhoek en dan weer vanuit de rechteronderhoek en weet ik veel wat allemaal nog meer. Ik vond niet dat ik er echt leuk op stond, maar goed.
Gelukkig was dat alles wat er die dag moest gebeuren. En als een echte struisvogel stak ik lekker nog even mijn kop in het zand en ging opgelucht naar huis.

De keer daarna was iets minder prettig: ik kreeg een uitgebreide gebitsreiniging. Met alles erop en eraan. Stofzuiger erbij en het hameren, beitelen, bikken en schrapen kon beginnen. Gelukkig was de boel verdoofd, dus afgezien van de hele nare geluiden voelde ik niets. Nog niet.

Ik werd de dag erna wakker en had nu dus wél pijnklachten. En niet zo’n beetje ook. Bezorgd belde ik de tandarts en ik kon meteen komen. Tja, door de gebitsreiniging waren mijn tandhalzen bloot komen te liggen en die veroorzaakte de pijn. Een wortelkanaalbehandeling bood uitkomst. En ach, nu ik toch aan alle kanten spuiten in mijn bek had gekregen, kon hij meteen wel even de vullingen in mijn voortanden vervangen door frisse witte nieuwe. Daar bleek ook een wortelkanaalbehandelingetje nodig! Nou ja. Ik zat er nou toch.

Dit ging weken zo door. Afspraak, behandeling, pijn. Nog meer pijn, afspraak, behandeling … tot ik er wanhopig van werd. Ik viel kilo’s af doordat ik alleen maar vloeibaar eten en wit brood zonder korstjes kon consumeren. Maar na al die weken leek dan toch, eindelijk, het eind in zicht. Twee weken voor de bruiloft ging ik voor de laatste afspraak naar de bekkenbeul. Er was één kies op sterven na dood en de tandarts wilde het ding redden. Toen ik naïef opperde dat hij hem er wat mij betrof ook wel uit mocht trekken leek het alsof ik gevloekt had in de kerk. Hoe kón ik zoiets nou toch zeggen? Niks ervan. De kies werd in de steigers gezet en er werd weer gebeiteld, geslurpt, gehamerd en gevuld. De smoelensmid wenste me een zeer fijne trouwdag toe met een stralende lach, en zou me volgend jaar wel weer een keer zien. Ziezo. Klaar.

Ja, dat dácht ik. De volgende dag had ik veel pijn. En de dag erna ook. Ik belde de man op, want ik wist dat hij met vakantie zou gaan. Ik ging langs, maar hij stelde me gerust. Gewoon napijn. Zou wel weer over gaan.
Nee. Het ging niet over. Een week voor mijn trouwen kwam ik bij zijn vervanger terecht en onderging een behandeling van twee uur. Ik kreeg de wereld aan ragertjes, gels, bacteriedodende tandpasta’s, en een dubbele antibioticakuur en pijnstillers mee, en zo moest ik wel van die enorme ontstekingen af komen.
En zo niet? Dan wilde hij die kies, het levenswerk van mijn eigen tandarts,  toch maar trekken!

Op mijn trouwdag werd ik ’s morgens al om zes uur wakker. Niet vanwege de zenuwen voor de grote dag, maar vanwege een gierende zenuwpijn in mijn mond. Naar de tandarts was geen optie, ik moest immers vroeg naar de kapper en daarna naar de schoonheidsspecialiste. Er zat niets anders op dan pijnstillers te nemen.

In mijn bruidstasje zaten mijn medicijnen in plaats van een kanten zakdoekje en een lippenstift. De hele dag door moest ik pillen blijven slikken om de pijn enigszins te kunnen verdragen. Toch heb ik er mijn dag niet door laten verpesten, ik wilde van elk moment genieten en dat heb ik gelukkig ook kunnen doen.
Toch had ik het me wel anders voorgesteld; ik stond in mijn huwelijksnacht mijn kiezen met gel in te spuiten in plaats van in een geil stoeipakje van de linnenkast te springen. Flink zoenen zat er niet in. Van het bruiloftsmaal had ik niets kunnen kauwen dus had ik me beperkt tot de zachte hapjes.

Ik was opgelucht toen het weekend voorbij was en ik de tandarts kon bellen. Alles wat maar aan pijnstillers in huis was had ik inmiddels ingenomen. Ik verheugde me gewoon op de verdoving, zo’n pijn had ik. Ook nam ik me voor om de tandarts te vermoorden als hij die kies nu weer niet zou trekken. Maar gelukkig deed hij dat nu wel. En met nóg een antibioticakuur op zak kon ik weer naar huis.

Eindelijk heb ik geen pijn meer. Wel deed het nog even flink zeer in mijn portemonnee toen ik de tandartsrekening kreeg. Ik heb besloten om er maar om te lachen. Al mijn tanden bloot. Ze hebben tenslotte genoeg geld gekost…

Voor een plaatje van mijn huwelijksdag klik je hier: http://hyves.nl/index.php?l1=ut&l2=photo&l3=show&media_id=581779031&media_secret=8Chh