Goodbye, my lover (deel 27)

 

Vorige aflevering:   http://frontpage.fok.nl/column/9451/1

Ik schrik me rot als de strekking van zijn boodschap tot me doordringt. O nee! Dit kan niet waar zijn. Ik laat mijn mobieltje zakken en begin vreselijk te huilen. Ik weet het ook allemaal niet meer. Manon neemt het telefoontje van me over en ik hoor haar het verhaal van wat zich vanmorgen allemaal heeft afgespeeld aan Tim vertellen.
Een gevoel van irritatie komt bij me op. Mensen denken maar dat ze kunnen bepalen hoe ik mijn leven inricht. Ik moet op komen draven om een doodzieke onbekende jongen te helpen, Tim gaat gewoon tegen mijn verzoek in om nog twee weken hier alles af te mogen ronden, en iedereen walst maar over mij heen.
Natuurlijk, ik heb uiteindelijk zelf besloten om Richard te helpen, maar had ik echt een keuze? Ik zou toch een onmens zijn door te zeggen dat hij het maar moet bekijken?
Al snotterend in de zakdoek die ik uit mijn jaszak heb opgediept gaan deze gedachten pijlsnel door mijn hoofd. Als ik weer een beetje tot mezelf kom, zie ik dat Manon klaar is met het telefoongesprek met Tim. Ze slaat bezorgd een arm om me heen.

“Wordt het je allemaal een beetje teveel, meissie?” vraagt ze. Ik kijk haar aan. Tjonge, wat heeft die meid eigenlijk een hoop voor me gedaan de afgelopen tijd. En ook de jaren hiervoor trouwens. Ze heeft me nooit in de kou laten staan, wat ik ook voor moeilijke dingen mee moest maken. Ik sla mijn armen om haar hals en huil zoals ik in tijden niet gehuild heb. Zomaar. Op het parkeerterrein van een ziekenhuis. De mensen die ons voorbij lopen zullen wel denken… Nou, ze denken maar. Ik heb dit gewoon even hard nodig. En Manon laat me begaan. Ze streelt mijn zwarte lange haar en houdt me stevig vast. Dan voert ze me mee naar een bankje en haalt ze haar sigaretten uit haar tas. We roken zwijgend, met als enige geluid zo nu en dan  een nasnik van mij.

“Wat zei Tim?” waag ik dan, schuchter. “Hij wordt zeker strontzat van een vriendin die nooit eens voor hem kiest.” Manon glimlacht. “Tim is gewoon een gouden vent. Met heel veel begrip in zijn lijf. En hij vindt jou een kanjer, of ik dat maar even aan je wilde doorgeven.” Ze kijkt me aan. “Je hebt zelf niet eens door wat voor onbaatzuchtig mens je bent, Lidewij. Door je schuldgevoel ben je heel integer met de relatie met Tim omgegaan. Je bent uiteindelijk weggegaan bij je moeder om het voor haar en Tim niet moeilijk te maken. Je kon de relatie met Tim niet aan, omdat je het gevoel had dat dit niet goed was. Pas toen bleek dat mam je echte moeder niet was, durfde je het aan met Tim. Nou, dat is geweldig! En dat hij in zijn enthousiasme bedacht heeft om jou als verrassing naar Curaçao te laten komen is wel heel lief, maar niet echt slim. En dat ziet hij zelf gelukkig ook in. Hij is nog wel zo alert geweest om een annuleringsverzekering te nemen, dus er is niks aan de hand. Maak je maar niet druk. Tim heeft gezegd, dat hij je over een half uurtje terugbelt.”

Zittend op het bankje voel ik me langzamerhand weer rustiger worden. Manon is even naar het restaurant van het ziekenhuis gelopen om koffie voor ons te halen, als mijn mobieltje weer rinkelt.
Het is Tim. Hij is lief, begripvol en troostend. En ik mis hem met elke vezel van mijn lijf.
“Als het allemaal achter de rug is, dan kom ik zo snel mogelijk naar je toe. Ik mis je zo,” snotter ik.
“Ik mis jou ook zo verschrikkelijk mijn schat. Dat was ook de reden van mijn impulsieve daad. Ik móest je gewoon zien. Weet je, sinds ik hier ben val ik kilo’s af, ik kan geen hap meer door mijn keel krijgen, ik slaap slecht, ik wil gewoon m’n meisje bij me hebben!”
We zeggen lieve dingen tegen elkaar, spreken elkaar moed in en sluiten af met een wederzijds ‘ik hou van jou.’

Manon komt terug met de koffie. Ze ziet aan mijn blije gezicht dat het gesprek met Tim goed is verlopen. Ze biecht op, dat ze al eerder met koffie naar me toe was gekomen, maar dat ze zag dat ik in gesprek was. Toen heeft ze nog maar een rondje over het ziekenterrein gelopen. Het is te merken, de koffie is inmiddels steenkoud. Maar het deert me niet. Morgen eerst maar eens naar het ziekenhuis en daar hoor ik wel wat er van me verwacht wordt. Nu wil ik graag naar huis.

Als we thuiskomen ploffen we doodmoe op de bank neer. Wat een emoties allemaal. Ik sluit mijn ogen en herhaal voor mezelf het gesprek met Tim nog eens. Wat een lieve dingen heeft hij tegen me gezegd. En wat fantastisch, dat hij niets dan begrip heeft getoond. Menig ander zou beledigd geweest zijn, of boos.

Ik word opgeschrikt door het geluid van mijn mobieltje en glimlach. Dat zal Tim wel weer zijn. Hij mag wel om zijn telefoonrekening denken, straks heeft hij niet eens meer het geld om me over te laten komen!
Maar het is niet Tim die belt. Het is Sophie. En ze praat zo zacht, dat ik haar amper kan verstaan. Toch hoor ik haar duidelijk zeggen: “Lidewij… ik wil je even zeggen dat je geen beenmerg hoeft af te staan. Het is niet meer nodig…”