J (4)

J (3): http://frontpage.fok.nl/column/9418/1 

‘Laat hem alsjeblieft de tering krijgen. Of een ernstig ongeluk wat hem niet direct - pas na even lijden – van het leven beroofd.’

Een half jaar is verstreken. Ik sprak J. weinig. Maar vaak genoeg om in zijn verhaal te blijven geloven. Telkens wanneer ik hem sprak had hij de perfecte antwoorden. Zijn verhaal rammelde nergens.  Nooit leek hij in paniek. Hoewel de hele wereld hem ondertussen veroordeeld had. Ik beschermde hem niet meer. Ik zweeg. Alles was te groot geworden. Ik kon alleen maar wegkruipen met het idee dat ik de enige was die naast J. wist hoe het zat.

Er kwamen meer en meer geruchten. Het werd steeds duidelijker welk spoor van misbruik, aanranding en verkrachting hij had achter gelaten. Ik zag het niet. Ik geloofde het niet. Of misschien is het andersom. Ik geloofde het niet en zag het daarom niet.
Hij was mijn vriend. Mijn vrienden doen dat niet.

Op een avond bij mijn vereniging kwam de situatie ter sprake. Nog één keer wilde ik het ware verhaal vertellen. Ik verdedigde hem tot dat een goede vriendin van me riep ‘dat het nu klaar was.’
Ze nam me mee naar buiten, liet me zitten op een stoepje en zei dat ik alleen maar naar haar mocht luisteren. Ik mocht haar geen enkele keer onderbreken. Ik mocht pas reageren op het moment dat zij helemaal klaar was met haar verhaal.

Ze ging dichtbij me zitten en vertelde me wat J. allemaal op zijn geweten had.
Hij had een naïeve en net niet echt talentvolle speelster verteld dat ze door hem aan de top kon komen. Maar daar moest ze wel iets voor doen. Een jaar lang, twee keer in de week, dwong hij haar hem te pijpen en trekken in zijn auto voordat hij haar naar het station bracht.
(Die auto, waar ik zo vaak in had gezeten, waarin we grapjes maakten over speelsters, waarin ik vertelde welke meisjes ik stiekem aantrekkelijk vond.)
Hij nodigde meisjes uit om buiten voor de lol bij de plas te sporten, op het moment dat hij en de speelster daar aankwamen waren de anderen er niet. ‘Schijnbaar is de mail niet doorgekomen.’
(Ik was ook geregeld mee gegaan met een paar speelsters en hem naar de plas. Had meiden zelfs gestimuleerd om mee te gaan. Omdat het zo gezellig was.)

En ze vertelde door en door en door. Ze noemde namen en momenten en alles klopte. Ineens zag ik dat het klopte. Ineens zag ik dat één van mijn beste vrienden me eindeloos had gebruikt om zijn smerige praktijken te camoufleren.
Godverdomme.
Hij had me zo vaak gebruikt om iedere verdachtmaking de kop in te drukken.

Een paar dagen later mailde de vriendin mij een krantbericht. In het bericht stond dat hij veroordeeld was. En een hele rits aan bewijzen die ik nooit gezien had maar die ik altijd had kunnen zien.
Ik heb het bericht weggegooid omdat het te veel pijn deed om te bewaren.
(Daar heb ik nu spijt van, ik had het graag met jullie gedeeld.)

Mijn voormalige assistent-trainster had inderdaad het balletje aan het rollen gebracht. Niet om alle redenen die J. me had verteld maar doordat zij meerdere malen door J. was aangerand.

(Wat J. deed met, ook míjn speelsters, is onvergefelijk. Maar wat mij nog het meeste pijn heeft gedaan is dat hij me keer op keer voor zijn karretje spande. En dat ik  het allemaal liet gebeuren. Ik had alles kunnen zien. Ik had misschien zelfs een aantal dingen kunnen voorkomen. Maar ik zag het niet. Hij had me volledig in zijn macht. Misschien wel net zo als hij enkele speelsters in zijn macht had. Heel langzaam was hij de baas geworden over wat ik dacht en vond.

Ik begrijp niet dat het zo lang heeft kunnen duren. Ik begrijp niet dat er zoveel aanwijzingen waren en dat ik ze allemaal wegwuifde.
Met deze columncyclus heb ik dat enigszins aan proberen te geven en uit de reacties bleek dat ook. Mensen die aangaven nu wel te weten wat er aan de hand was; dat het langdradig werd; dat er te veel werd weggegeven. Het klopt allemaal. En het is precies zoals het gebeurde.
Iedereen die er iets verder vanaf stond zag direct wat er aan de hand was. Ik niet.

Ik was altijd goedgelovig en vertrouwde mijn vrienden. J. sloeg een gat wat nauwelijks wilde helen. De geschiedenis met J. liet me alles en iedereen haten.
Mijn vertouwen in mensen en vooral in de mensen van wie ik hou was verdwenen.
Ik voelde me verkracht zonder dat hij ooit met een vinger aan me had gezeten.)

Anderhalve maand geleden kwam ik hem tegen in de supermarkt.
Wanneer ik er achteraf met iemand over praatte heb ik altijd gezegd dat ik hem half dood zou slaan of hem zou negeren wanneer ik hem tegen zou komen. Ik ben altijd bang geweest dat ik zou kiezen voor het eerste.

Hij groette me hartelijk. Vrolijk bijna.
Ik heb hem strak aangekeken, ‘vuile klootzak’ gebromd en ben doorgelopen. Ik was niet trots op mijn reactie. Achteraf had ik hem liever doodgeslagen.