Paasboodschap(pen) en (ex)communicatieproblemen

Het mag bekend zijn dat de oudere medemensen, de bejaarden, of om een Amerikaans achtige frase te gebruiken de leeftijds-uitgedaagden, steeds crimineler worden. Dat ze al nooit met de werkende, hun AOW betalende mensen rekening houden is al langer bekend. Waarom gaan zij toch altijd uitgerekend op de zaterdag voor een feestweekend, in dit geval Pasen, hun boodschappen doen? Dat is vaak de enige dag dat de mensen die de hele week moeten werken hun inkopen kunnen doen en die vinden het dan niet plezierig dat de snelle doorstroom in de supermarkt belemmerd wordt door een van looprek voorziene oude van dage. Ik vermoed dat ze express de boel ophouden zodat mede-ouderen makkelijker kunnen zakkenrollen.

Wat mij dit jaar opviel is dat de verhuftering van Nederland ook de bevolkingslaag eronder al te pakken heeft. Zo waren er twee tutmussen die het prettig vonden het wel en wee van de familie door te gaan nemen voor de plek waar je je boodschappenkarretje haalt en brengt. Beide met een karretje natuurlijk, één vol, één nog leeg. Na hier doorheen geworsteld te zijn bleek een viertal mensen in druk gesprek te zijn, halverwege de oprit voor de winkel- en andere wagentjes om in het winkelcentrum te komen. Hierbij blokkeerden ze de helft van de oprit die net breed genoeg is zodat twee winkelwagentjes elkaar ternauwernood kunnen passeren. En het waren geen hangjongeren, geen bontkraagjes, geen kutmarokkaantjes, maar van die volgevreten VUT vijftigers die deze plek uitgekozen hadden voor hun brede maatschappelijke discussie. En het brede sloeg dan vooral op de heupen van de vrouwen en de buiken van de mannen, voor zover er enig onderscheid in de twee sexen te ontdekken was.

Bij het langslopen zei ik dat dit niet de meest handige plek was om te gaan staan praten. Ze keken me aan met een blik alsof ze het in Keulen hoorde donderen. "Je ken er toch langs?"
"Ja dat ken ik wel, maar de mensen die van de andere kant komen" wees ik, "die kennen er niet langs."
"Nou dan wachten ze toch effe?"
"Of je gaat ergens anders praten," zei de mevrouw die van de andere kant kwam en inderdaad stond te wachten.
Ze keken gevieren zo wazig dat ik vermoedde dat geen van allen enig idee had waar Keulen lag of wat het was. Hoofdschuddend liep ik door, en toen moest ik nog boodschappen doen. Al viel dat achteraf mee. Uiteraard het was druk, maar het viel te doen. En ik moet wel zeggen, de kinderen in de winkel gedroegen zich uitstekend. Geen gejengel, geen gehuil, geen gezeur: er is duidelijk nog hoop voor de volgende generatie.

Ik stond bij de kassa te wachten tot ik mijn boodschappen op de band kon leggen, omdat er iemand voor me was die het kennelijk makkelijker vond eerst te wachten tot al haar boodschappen gescanned en doorgeduwd waren en dan pas haar tas in te gaan pakken, in plaats van alles in volgorde van inpakken op de band te plaatsen zodat je het meteen in je tas kan stoppen. Dat is sneller voor jezelf en de rij achter je. Plotseling voelde ik een stoot tegen mijn achillespezen en hoorde het geluid van een klein kind. Dit kon alleen betekenen dat er een moeder met haar buggy tegen mij aan was gereden. Ik draaide me om om er iets van te zeggen toen ik een bekend gezicht zag. Het hare. Een ex-vriendin van mij. Kennelijk zag zij ook iets bekends want zij keek me enigszins twijfelend aan. Nou krijg ik die reaktie wel vaker van vrouwen, maar dit keer zat er ook iets van herkenning in. Iets wat ik zelden bij vrouwen vind. Zij ook niet bij mij trouwens.

"Hee jij".
"Je haalt me de woorden uit de mond," zei ik. "Hoe is het met je? Lang niet gezien."
"Goed," zei ze. "Je ziet, ik ben moeder geworden".
Ik vraag me af hoe je zoiets kan zien. Natuurlijk is de kans groot dat als er iemand met een buggy of gewoon met een kind rondloopt dat het de ouder is, maar het is geen vanzelfsprekendheid, en het is zeker niet te zien.
"Ik zag het niet, maar nu je het zegt... Leuk."
Ik keek in de kinderwagen en zag een guitig jongenskoppie mij enigszins schuchter aankijken.
"Hij is vorige week één geworden," zei de trotse moeder.
"Och arme, nu al zoveel problemen, wat sneu voor hem," reageerde ik direct en keek hem medelijdend aan.
"Waarom sneu?"
"Nou om op een dergelijk jonge leeftijd al zo met je eigen identiteit te moeten worstelen, dat lijkt me niet prettig".
Wederom keek ze mij twijfelend aan. "Waar heb je het over?"
Ik legde uit dat ik het vervelend voor hem vond dat hij, zo jong als hij was, kennelijk niet helemaal lekker in zijn kleine, en enigszins ruime velletje zat en hij psychische hulp nodig had gehad om zijn gespleten persoonlijkheid te overwinnen en weer één te worden.
"Nee eikel! Hij is één jaar oud geworden! Dat snap je toch wel! Er is helemaal niks mis met hem." Ze was overduidelijk not amused.

"Nou weet ik ook weer waarom ik je niet meer wilde zien. Jouw irritante opmerkingen de hele tijd door. Altijd moet je maar nadenken bij wat jij zegt."
"Tja, voor sommige mensen is nadenken niet iets wat ze standaard doen, en als ze het al doen dan is het zoals ze aangeleerd is."
"Klets maar een eind weg, jij bent gewoon irritant. Dat is vast omdat jij uit een één-ouder gezin komt."
"Onzin!" zei ik. "Iedereen komt immers uit een één-ouder gezin."
"Waar slaat dat nou weer op? Ik heb twee ouders hoor."
"Volgens mij heeft iedereen twee ouders." Ik ben nooit te beroerd om mijn eigen uitspraken direct weer in twijfel te trekken als de mogelijkheid zich voordoet. "Tenzij je gekloond bent."
"Huh?!"
"Laat maar. Jij komt ook uit een één-ouder gezin."
"Nee hoor, ik heb een vader en een moeder, en ben bij hun beide opgegroeid."
"En wanneer is je vader geboren?"
"Ik zie niet in wat dat er mee te maken heeft, maar in mei 1952."
"En je moeder?"
"In oktober 1953."
"Nou, dan is er toch één ouder?"

Een jongetje van een jaar of zes kwam aangelopen en keek met een schuin hoofd naar de man die met zijn moeder stond te praten.
"Wat heeft die meneer lang haar mama," zei hij.
"Kinderen zijn zo eerlijk hé?" zei ze een beetje verontschuldigend.
"Wat is daar voor eerlijks aan? Ik héb toch ook lang haar? Als hij er nou aan toegevoegd had dat ik het wel eens mocht wassen of dat lang haar voor meisjes was, dan was hij eerlijk geweest. Een beetje bekrompen, maar wel eerlijk."
"Waarom heb jij dan lang haar", vroeg hij mij.
"Gewoon, omdat het kan," GeenStijlde ik hem toe. "Dat is omdat ik dan met mijn elleboog bij mij haarpunten kan."
"Daar zie ik nou echt het nut niet van," zei hij terug.
"Dat heeft het ook niet, maar ik kan het wel," antwoordde ik hem. "Dat is je eerste zoon zeker, dat hoor je wel."
"Heeft ie mijn uitspraak," zei ze met een raar soort trots.
"Nee, hij noemde je net mama, vandaar."
Voordat ze wat kon zeggen keek ik weer naar het jochie en zei "Je moeder heeft overigens langer haar dan ik hoor."
"Echt niet!"
"Echt wel. Je moeder is 6 maanden ouder dan ik, dus heeft ze langer haar dan ik."
Hij keek niet-begrijpend naar mij. Zeker een kind van zijn moeder.
"Luister maar niet naar die meneer lieverd."
De jongen keek verbaasd. Had hij dan iets fout gezegd? Had die meneer iets fout gezegd? En zo ja wat dan?
"Als ik nu tegen je zeg dat je moet doen wat je moeder zegt, dan heb je een dilemma," zei ik tegen hem. Die was voor beiden te moeilijk.

"Dat wordt dan drieenzestig euro vijftien," zei het meisje achter de kassa tegen mij.
Ik draaide me om naar haar en vroeg: "Wat was het dan?"
"Pardon?"
"Geeft niet, ik ben niet boos."
"Wat bedoelt u?"
"Je zei het wordt zo en zo veel. Als het iets wordt dan moet het eerst iets anders geweest zijn, anders kan het niets worden. Wat was het dan, vraag ik me af."
Ze keek me niet-begrijpend aan. Ik opende mijn portemonee, haalde er een briefje van vijftig uit en zei: "Heb je terug van vijftig?"
Ze opende de kassala, keek erin, maar halverwege de beweging verstarde ze. Ze keek langzaam op en zei: "Nee, daar heb ik niet van terug."
Ik lachte en gaf er een biljet van twintig bij. "Wil je er vijftien cent bij?" vroeg ik.
"Nee hoor, het is precies gepast zo" zei ze triomfantelijk, terwijl ze het geld in de la stopte en hem sloot.
Wat mij betreft kon Pasen beginnen.