Nee, nee, NEEderland

Riding through the city on my bike all day
‘Cause the filth took away my license
It doesn't get me down and I feel OK
‘Cause the sights that I'm seein’ are priceless


Ik zit in de bus en kijk om me heen. Het is half negen ’s ochtends, het voertuig zit halfvol. De gemiddelde leeftijd van de passagiers ligt op hooguit vijfentwintig. Er zit één stelletje, allebei stilzwijgend met een oortje in, twee vrienden die samen ingestapt zijn en voor de rest steeds enkelingen, die hun tas op de andere stoel van het bankje zetten om anderen te ontmoedigen, ernaast te komen zitten. Bijna elk van de passagiers staart afwezig uit het raam, bijna allemaal met oordopjes in. Niemand zegt iets. Af en toe komt er iemand bij, of gaat er iemand weg. Maar niemand zegt iets.

Everything seems to look as it should
But I wonder what goes on behind doors
A fella looking dapper, and he's sitting with a slapper
Then I see it's a pimp and his crack whore


Ik glimlach. Het is een stilleven van de huidige maatschappij. De ieder-voor-zich-generatie. Doe-het-zelf. Eén nimmer voor allen, maar allen wel altijd over één. De bus moet nog even voor we bij Amersfoort Station zijn, en ik zak langzaam weg in gedachten, hierover peinzende. Bijna elke denkbare uitgang van Utrecht Centraal is ontsierd door, of zo je wil opgesierd met, dezelfde dakloze musici die er altijd zitten. Sommigen met een petje, sommigen de opengeklapte doos van hun instrument, maar altijd dezelfde. Ze spelen dezelfde deuntjes als altijd – ééntje, het dametje met de panfluit, speelt slechts twee tonen in een gelijkmatig ritme. Eeee… Ceee… Eeee… Ceee… Al jaren, elke dag. Ik houd dat soort dingen in de gaten, broed vaak maanden op een aantal stukjes tegelijk, die ik vervolgens – als ze mentaal ‘klaar zijn’ – in anderhalf uur de computer in kots.

You might laugh, you might frown
Walkin' round London town
Sun is in the sky, oh why, oh why
Would I wanna be anywhere else?


U ziet, ik heb zelfs een aantekeningenboekje. De afgelopen tijd hield ik bij hoelang ik gemiddeld zo’n dakloos figuur zag, hoe vaak per week, en hoeveel mensen daadwerkelijk iets gaven of in ieder geval de accordeon-, gitaar- of panfluitspelers niet stráál negeert. Antwoorden: gemiddeld 1,5 stuks per keer naar Utrecht, dus zes muzikanten in de week, ongeveer tien tellen per keer, en ik heb welgeteld één keer iemand geld zien geven in een heel collegeblok (8 weken). Volgens mijn notities zouden de zwervers dus hooguit eens in de acht minuten iets toegeworpen krijgen, terwijl er een continue mensenstroom langsloopt. De zwervers zijn deel van het meubilair. Men negeert ze, mezelf incluis, volkomen. Niet omdat zwervers zouden worden geminacht, maar meer gewoon omdat men gewend is aan, en geconditioneerd voor, elkaar totaal negeren.  

When you look with your eyes
Everything seems nice
But if you look twice
You can see it's all lies

Nog zoiets – het bystander effect. Iedereen roept altijd, ‘dat zal mij nooit overkomen’, terwijl ik nooit echt wist of ik wel of niet zou ingrijpen als iemand in moeilijkheden komt. In de bus tussen Centraal en Janskerkhof ga ik op de achterbank zitten, met mijn voeten op de stoel voor me. Ik leg netjes een krantje op de stoel neer, zo ben ik ook wel weer, en dommel weg in mijn sluimerende ochtendroes. Schuin tegenover, aan de andere zijde van de bus, zit een bloedgeil mokkel met een kort rokje. Ik had dat met goedkeurende blik opgemerkt, en dacht er een paar tellen wegdromend over na. Naast mij, in het midden van de achterbank, zit een naar wodka-Redbull stinkend figuur met een blikje wodka-Redbull. Hij lurkt eraan, mompelt in zichzelf, veegt over zijn driedagenbaard, zet z’n petje goed op z’n hoofd. Opeens zegt hij iets. “He gozer”. Tegen mij! Het klinkt als ‘gowaaah’. “Gowaah. Gosa!” Ik doe alsof ik krant lees en verstoord opkijk. “Ja?” “Siedawijffiedaro? Al-l…llejesusseg. Doar wil-l’kem wel kaneshard tusseragge men. Nie normoal meer.”

There was a little old lady who was walking down the road
She was struggling with bags from Tesco
There were people from the city having lunch in the park
I believe that it's called ‘al fresco’

Het meisje voelt zich duidelijk bedreigd, en kijkt bezorgd om zich heen. De dronken dude praat heel hard, de halve bus geniet mee. Niemand zegt iets. Niemand doet iets. “M… meisie? Meisjaaaaah? Meisiemeisiemeisiemei –“ “WAT!?” “Je ben kenkergeil.” Ze zegt niks. Ik herinner me het bystander effect terdege, maar besluit me er niet mee te bemoeien. “Neneneneneneukeeeh! Snótverredimme. Poepgeil.” Hij is groter dan ik, en tot alles in staat. “Oh… k… kuiharde piemel, egniewoarnie!” Wat ontzettend erg zeg, deze publieke vernedering. Het meisje zegt niets, de rest van de bus niet, en ik ook niet. Ik moet er de volgende halte uit. Ik druk op STOP en zeg, opstaand, zachtjes in de richting van de man “ik denk dat je met een beetje respect verder komt in je nodeloze avances”, en loop gauw richting de uitgang. De bus stopt, de deur springt open, ik vlieg eruit. Hoe het afliep – God zal het weten.

Then a kid came along to offer a hand
But before she had time to accept it
Hits her over the head, doesn't care if she's dead
Cause he's got all her jewelry and wallet


Om mezelf te citeren: we zijn met z’n allen behoorlijk apathisch, inept en inert geworden. De enige keren dat ik in het openbaar vervoer met totale vreemden sprak, was wanneer er vertraging optrad en er een gedeelde reden was tot praten. Als er veel treinen uitvallen, is de eerstvolgende altijd dampend vol. Als joodjes samengepakt proberen duizenden mensen zich in één intercity te wurmen, meestal prop ik mezelf er nog net bij voor de trein vertrekt. In het tussenportaal, als sardientjes in een blik, komen dan de verhalen los. Opeens wauwelt iedereen met elkaar. Het is een fenomeen dat ik een paar keer heb mogen aanschouwen de afgelopen jaren, en het deed me elke keer deugd.

Maar voor de rest negeren we elkaar straal.

Want ziet u – als het erop aankomt verschillen we niet zoveel. We zijn bijvoorbeeld állemaal individualistisch. Ik geloof stellig dat elke mens bij keuze van leven of dood voor zichzelf kiest – onherroepelijk. De samenleving is erop gebouwd. Overal wordt een enorme verscheidenheid geproduceerd. Tienduizend producten in de supermarkt, keuze in energieboer, verzekeraar, bank, auto, prullaria – álles wat je koopt, of beleeft, of aanhangt, is er in tig varianten. Elke opmerking kan op duizend manieren uitgesproken worden. “Hoe hangt-ie?” “Hoe staat het leven?” “Nog steeds niet gescheiden?” “Alles goed?” “Whassup?” Dit alles terwijl we diep van binnen, als het er écht op aan komt, hetzelfde zijn, dezelfde verlangens koesteren, dezelfde angsten hebben. Dat zit er DNA-technisch ingebakken, doe je niks aan. Mens blijft mens. De veelheid creeërt een soort schijnkeuze – eenieder kan zich door elke keuze van de miljarden anderen profileren. Een Audi-rijdende Lech-beskieënde altijd in pak gestoken zijnde Chateaubriand-eter is immers wezenlijk anders dan een OV-rijdende wadlopende WNF-lid zijnde veganist.

***
Let's play Who Wants To Be A Millionaire?. Who wrote the phrase "No man is an island"? John Donne? John Milton? John F. Kennedy? Jon Bon Jovi?”
“Jon Bon Jovi. Too easy. And, if I may say so, a complete load of bollocks. In my opinion, all men are islands. And what's more, now's the time to be one. This is an island age. A hundred years ago, you had to depend on other people. No one had TV or CDs or DVDs or videos or home espresso makers.
Actually, they didn't have anything cool. Whereas now, you see, you can make yourself a little island paradise. With the right supplies and the right attitude you can be sun-drenched, tropical, a magnet for young Swedish tourists.
[Voicemail:] “Hi, it's Kristina. I haven't heard from you. I had a great time last weekend. So give me a call, okay? 'Bye.” And I like to think that perhaps I am that kind of island. I like to think I'm pretty cool.
I like to think I'm Ibiza.

***

Het is de eeuwenoude menselijke tweestrijd tussen de mens en het dier, homo sapiens versus chimp, rede tegenover instinct, ik tegenover de rest. Ik las eens dat de mens volgens studies vroeger leefde in groepen van ten hoogste 200 personen. Groter dan dat ging het steevast fout, en werden er personen benadeeld. En nu? Groepen van 16,5 miljoen, van 500 miljoen, van 7 miljard liefst. Men praat over ‘wereldregering’ als we nota bene in ons eigen ‘hoog geëvolueerde samenleving’ de (schijn)keuze hebben tussen Bos, Balkenende en Wilders. Als ik zie hoe de ‘samen’-leving in hoge mate is verworden tot een groep van zestien miljoen afgebakende eilandjes, vraag ik me af of het woord ‘samenleving’ überhaupt nog van toepassing is. Ik zou eerder gaan voor ‘apartleving’. ‘Massa-ophokking op zo weinig mogelijk grond’. Iedereen in zijn eigen coconnetje, afgeschermd van de grote boze buitenwereld.

Als het erop aankomt, is iedereen individualistisch. Iedereen probeert het binnen het systeem voor elkaar te boksen op z’n eigen wijze, en voor zijn eigen gewin. Sommigen willen véél overheid, noemen zich socialist, sommigen veel minder, noemen zich liberaal. Niemand heeft het ondertussen over de olifant in de kamer; een duidelijk NEE-geluid. Als we zo individualistisch zijn, waarom is er dan überhaupt een regering van de meerderheid over het individu, die voor iedereen bepaalt waar te roken, wat te betalen, hoe te leven en welke ‘normen en waarden’ in acht genomen dienen te worden. Rot toch op! Voor mij houdt de vrijheid van het individu op, waar de inperking van diezelfde vrijheid van een ander in het geding komt. Dat wil zeggen: bedrog, moord, aanranding, dat soort onhebbelijkheden, dienen bestreden te worden. Daar hebben we rechtsgang en politie voor. De rest – al die duizenden regeltjes die van overheidswege (en we hebben er binnenkort drie; nationaal, continentaal en mondiaal) opgelegd worden. Het IMF heeft bijvoorbeeld munteenheden gebaseerd op goud, zilver of ander edelmetaal verboden. Als je dat als land doet, mag je er niet bij. Geld moet in tijd van nood ongelimiteerd bijgedrukt kunnen worden. Ja, ja. En dan dankzij inflatie onze spaartegoeden naar z’n grootje.

NEE. Dat moeten we veel vaker zeggen. Heel veel dingen die ons de strot in geramd worden, zouden we kunnen oplossen met een helder en grootschalig nee-geluid. Een paar honderdduizend mensen hebben bezwaar gemaakt tegen het EPD, en meteen wordt het opgeschort. Als er een miljoen man op het Malieveld staat met spandoeken tegen die geldverslindende JSF, kán Jack de Vries het niet langer negeren. We zijn vaak wel tegen, maar dankzij die hoog individualistische maatschappij slechts in de binnenkamer, op het internet, tegen vrienden of familie. Of we negeren dingen maar gewoon, puur omdat we niet verwachten dat er verandering komt. NEE tegen pensioenverhoging voor personen ónder de 40 in plaats van boven de 40. Fuck de vakbonden. De Babyboomers hebben boven hun stand geleefd, laat hen dan een jaar of vijf langer doorwerken. Bovendien zorgde hun welvaart ervoor dat ze langer zullen leven – dan kun je ook wat langer doorwerken. Het is niet ons probleem. Schuif het niet steeds af op de jeugd. Creëer voor mijn part een apart pensioenfonds voor de mensen die over dertig of veertig jaar pas AOW krijgen.

Verandering begint bij het individu – juist in de huidige apartleving, waarin alles draait om de ontplooiing van het ‘zelf’, het apart staan van de rest, ieder de gefragmenteerde uniekheid van een sneeuwvlok. Excuses voor de lengte van mijn stukken – ik schrijf ze overwegend in stream of consciousness-stijl, en als ik eenmaal bezig ben blijf ik maar schrijven. Kijk ter verduidelijking van mijn centrale punt in deze columnn en het leven an sich, vooral ook het onderstaande filmpje van Bill Hicks, de zoals alle postmoderne profeten te vroeg overleden Amerikaanse genie, die dwars door ‘het systeem’ heenkeek. Verbeter de wereld, begin bij jezelf: volg het nieuws, geloof niet alles wat wordt verteld, zoek constant verder dan je neus lang is. Wikipedia en Google zijn er niet voor niets. Schrijf het van je af – wat niet klopt, hoe het rechtgezet zou kunnen worden, ideeën voor breedgedragen initiatieven.

Maak lijstjes van dingen waar je NEE tegen zegt. Post het op je Hyves, je Web-log, je Myspace, mail het naar gelijkgestemden, submit het op FOK!. Nederland is zo groot uiteindelijk niet, en met de komst van internet verdwijnen afstanden grotendeels. Waar zeg ik ‘ja’ tegen? Burgerreferenda. Liefst via internet. Als 10 procent van een gemeente of het land een petitie inlevert met oproep tot referendum, zou dat gehoord moeten worden. Beide partijen (ja en nee) krijgen een maand om hun punt te maken. Met je BSN en SMS-authentificatie stemmen. Het kán allemaal, we dóen het alleen niet. Als democratie niet meer draait om burgerinspraak, is het ten dode opgeschreven.

Crisis is een Oudgrieks woord. Het betekent omslagpunt, punt van beslissing, moment van grote verandering in de huidige gang van zaken. De crisis is nu. Het moment voor een duidelijk NEE-geluid is eveneens nu. Ik begin hierbij. Drie letters, of twee met een accent égu, de lijstjes mogen rijkelijk volgen in de submitbak en reacties alhier. NEE. Ik zeg ‘nee’ tegen kartelvorming, corruptie, het verkopen van onze ziel aan Europa en de wereld, de regering van een vage meerderheid in de vorm van een kleine minderheid in Den Haag over het privéleven van de individu, een monetair systeem op ‘vertrouwensbasis’, leugens, vriendjespolitiek, ondoorzichtigheid, miljardenbailouts van faalhaasbedrijven, bureaucratie, betuttelende wetgeving, en zo kan ik nog wel een uur doorgaan – het woord is aan u. De burger. De kiezer. Het individu. Lijst Néderland, zo je wil. Of, het vernederlandsbelang, op meerdere manieren op te vatten.

Ik zeg nee. Wie doet mee?

Wacht even.

NEE - © 200NEEgen

Lyrics: Lily Allen –‘LDN’,
Alright Still, 2006
Fragment: Scriptbewerking (2002) van roman; Nick Hornby  –
About A Boy, 1998
Filmpje hieronder: Bill Hicks – Revelations, 1992