Taalpurist

Ze loopt besluiteloos door de winkel. “Hoe duur kost deze plant, mevrouw?” hoor ik haar vragen aan de verkoopster. “Contaminatie,” mompel ik. De vrouw draait zich om naar mij.
“Wat zei u?” vraagt ze vriendelijk. “Niks, ik noemde de naam van een plant,” haast ik me te zeggen.

De verkoopster noemt de prijs van de plant en de dame kijkt bedenkelijk. “Tja, het maakt mij niet zoveel uit. Het enigste is, dat ik een lager bedrag met mijn baas heb afgesproken.”
“Barbarisme.” Ik kan er niets aan doen, het woord ontsnapt me eer ik er erg in heb.
De vrouw draait zich geërgerd om. Maar ze gaat niet in op wat ik zeg. Gelukkig maar. Ze begint in haar tas te zoeken. “Nou weet ik toch zeker… hè, hoe kan dat toch… in dit vakje ook al niet, ach mevrouw, kan ik mijn baas misschien even optelefoneren, ik moet eerst even met hem overleggen.”
“Weer een contaminatie,” zeg ik. De vrouw denkt waarschijnlijk inmiddels dat ik gestoord ben en reageert niet.

Even later heeft ze haar baas aan de telefoon. “Hallo, met Wilma. U had gezegd dat de plant zo ongeveer tussen de dertig en de veertig euro mocht kosten…” Ik onderbreek haar door even op haar schouder te tikken met mijn wijsvinger. “Pleonasme,” zeg ik met een valse grijns. Woedend kijkt ze me aan en gaat verder met haar gesprek. “Hun hebben niet zo heel veel keus in deze prijsklasse.” Nu weet ik het woord ‘barbarisme’ gelukkig in te slikken. Uiteindelijk geeft de baas haar toestemming om de plant te kopen.
“Wilt u wel even de factuur voor me uitprinten?” vraagt de mevrouw aan de verkoopster.
“U gebruikt wel veel contaminaties,” zeg ik geïrriteerd. “Het is uitdraaien of printen, niet uitprinten!” “Iedereen zegt uitprinten,” zegt de verkoopster sussend. “Nou, dan zegt iedereen het fout,” glimlach ik terug.

“Wat een prachtige zaak heeft u trouwens,” zegt de mevrouw en kijkt bewonderend rond. “Ik was hier nooit eerder geweest.” “Hoe hebt u ons dan gevonden?” vraagt de verkoopster nieuwsgierig. “O, door mond-op-mond reclame,” antwoordt de klant. “Contextfout,” zeg ik hard. Ik kan mezelf niet langer beheersen. “Het is mond-tót-mond reclame.”
“Waarom irriteert u zich zo aan mij?” vraagt de vrouw wanhopig. Ook ik ben de wanhoop nabij. “U ergert zich aan mij, of het irriteert u dat ik mij erger. Alweer een contaminatie!”

De verkoopster wil mij zo snel mogelijk de deur uitwerken, en vraagt of ze mij even eerst mag helpen. De vrouw staat weer in haar tas te zoeken, kennelijk is haar portemonnee ook nog kwijt. Maar ze vindt het helemaal geen probleem als ik even tussendoor geholpen word, want ook zij is mij liever kwijt dan rijk.

De verkoopster rekent de bloemen met me af. Zij probeert mij nog gunstig te stemmen door de vriendelijke opmerking: “Het is wel lekker weer buiten.” Ik kijk demonstratief rond en mijn antwoord op haar pleonasme is: “Ja, en binnen is het gelukkig ook droog.” Als ik afgerekend heb, ben ik blij dat ik eindelijk de winkel kan verlaten. Ik hoor nog net de dame tegen de verkoopster zeggen: “Ik hoop maar dat ik het kan voorschieten voor mijn baas, want ik heb haast bijna geen geld meer in mijn portemonnee.”

En ik kán het niet laten. Ik sta al in de deuropening en brul nog gauw naar binnen: “Tautologie!”

Als ik buiten sta besef ik me hoe vervelend het is om een taalpurist te zijn.
O lezer, zie alsjeblieft de fout in de voorgaande zin…