Goodbye, my lover (deel 20)

Vorige aflevering: http://frontpage.fok.nl/column/9084/1  

Als ik wakker word staat Manon bij mijn bed. “Kom je uit bed, Lidewij? Het is tien uur en ik heb koffie gezet. Ik ben zo benieuwd naar je verhalen! Het is laat geworden gisteravond, hè? Sorry, maar ik ben toch maar gaan slapen, ik kon mijn ogen niet langer openhouden.” Al babbelend heeft ze de gordijnen opengeschoven, het raam opengezet en een paar verdwaalde kledingstukken die op de grond lagen op een stoel gelegd. Ik rek me uit en stap uit bed. Even later zitten we in onze badjassen tegenover elkaar in haar gezellige woonkamer. Ik weet gewoon niet waar ik moet beginnen met vertellen, maar na een paar vragen van Manon kom ik op dreef en vertel ik haar het hele verhaal.

Ze luistert en vraagt zo nu en dan even door, als het nog niet helemaal duidelijk is voor haar. Het is een lang verhaal. Na een poos, als de koffiepot leeg is en de kamer inmiddels blauw ziet van de rook, slaakt ze een diepe zucht. “Wat een verhaal joh,” zegt ze, “maar hoe zit het nou met je echte moeder? Leeft ze nog? En die drie andere kinderen? Want dat zijn toch halfbroers of halfzussen van jou?” Ik haal mijn schouders op. “Ik weet het niet. Mijn vader woont duidelijk alleen in dat huisje. Misschien zijn ze gescheiden, of is zijn vrouw overleden. We hadden ook zoveel te bespreken, ik ga het vast allemaal nog wel horen.”

Dan hoor ik de ringtone van mijn mobieltje, die nog op mijn nachtkastje ligt. Zou het Tim zijn? Ik spring op en ren naar mijn kamer. Het is mijn vader. Hij wil weten of ik goed heb geslapen en hoe het nu met mij is. Ik vertel hem, dat ik alles aan Manon kwijt kon, en dat zij ook erg benieuwd is naar hem. Ook vraag ik hem – na enige aarzeling – naar mijn moeder. “Ons huwelijk heeft het toch uiteindelijk niet gered,” vertelt hij. “Ik bleef toch aan jou denken en aan je moeder en ik hoopte zo dat ik weer contact met je zou kunnen krijgen en dat je moeder niet meer boos op mij zou zijn. Daar stak ik veel energie in, nou ja, dat heb je aan die stapels brieven wel kunnen zien. Mijn vrouw kon het op haar beurt toch ook allemaal niet verwerken en ze bleef mij dingen verwijten en aanrekenen. Uiteindelijk zijn we -toen de kinderen de deur uit waren- gescheiden. Maar we zijn wel bevriend gebleven.” Even wacht hij. Dan zegt mijn vader: “Ik heb je moeder net gesproken. En haar verteld over onze bijzondere ontmoeting. Vroeger wilde ze niets over je weten, maar nu was ze een en al belangstelling. Ik denk dat ze in haar hart heel veel spijt heeft van haar beslissing om afstand van jou te doen. Maar dat zal ze niet toegeven. Wel heeft ze gezegd, dat ze jou ook graag zou willen ontmoeten. Daar moet je maar eens over nadenken.” Dat beloof ik, en dan hangen we op. Vandaag even een dagje rust, heeft mijn vader gezegd. Hij is erg moe van alle emoties van gisteren. Dat snap ik, en ook mijn hoofd tolt nog na van alles wat ik heb gehoord.

Manon vraagt, of ik zin heb om even met haar de stad in te gaan. Het lijkt haar een wekome afleiding voor mij. Een half uurtje later lopen we door het winkelcentrum. We kijken naar kleding, schoenen, en als Manon haar blik op een werkelijk afschuwelijke jurk laat vallen waag ik: “Als je die trutjurk koopt, dan kijk ik je echt niet meer aan. Je bent mijn tante niet!” Even moet mijn opmerking tot haar doordringen en dan liggen we helemaal dubbel. Het voelt goed, om over deze uiterst vreemde situatie geintjes te maken. Humor doet een hoop. Het is toch ook een gek idee, dat mijn tante ineens geen tante blijkt te zijn?

Als we neerploffen in een restaurantje vertel ik Manon ook wat mijn vader heeft gezegd over Tim. Manon knikt heftig, terwijl ze een stuk appeltaart zo snel mogelijk probeert door te slikken. “Ja, ja, dat had ik ook al gedacht! Maar ik durfde er niks over te zeggen, ik vond dat je daar zelf maar achter moest komen. Ik zou het zó geweldig vinden, als jullie weer bij elkaar zouden komen, echt waar, jullie zijn voor mij gewoon het stel van de eeuw. Tim en jij horen zo bij elkaar!” Ik moet lachen om haar enthousiasme en timmer haar op haar rug als ze zich toch verslikt in de appeltaart. Dan vertel ik haar, dat ik gisteravond laat nog geprobeerd heb om Tim te bellen, maar dat zijn telefoonnummer niet meer werkt. “Probeer het nog eens?” vraagt Manon. Ik pak mijn mobieltje en toets het nummer van Tim in. Weer hetzelfde verhaal. “Dan bel je hem toch op zijn werk?” zegt de praktische Manon. Ach ja, waarom ook niet. Ik zoek het nummer op in mijn agenda en even later heb ik een telefoniste aan de lijn. Zij vertelt mij dat Tim er op dit moment niet is, maar na enig aandringen van mijn kant verbindt ze me door met de baas van Tim.

Ik heb de baas van Tim nooit eerder ontmoet, maar wel van Tim begrepen dat hij en Tim een goede band hebben. De baas lijkt dan ook hoogst verbaasd dat hij mij aan de lijn krijgt. “Lidewij! Meisje, je belt net een dag te laat. Tim heeft aangegeven dat hij tijd voor zichzelf nodig heeft. Hij is nogal kapot van alle gebeurtenissen van de laatste tijd, en helemaal vanwege het feit, dat het uit is tussen jullie.” Even valt er een stilte. Dan zegt hij: “Tim heeft gisteren zijn mobiele telefoon ingeleverd en onbetaald verlof opgenomen. Zijn flat heeft hij verhuurd, en als het goed is, zit hij nu in het vliegtuig. Hij heeft alleen niet gezegd, waar hij naar toe is gegaan, ik weet alleen, dat hij een half jaar weg zal blijven.”