Vervangende column

Soms gaat er wel eens iets mis in het leven. Zelfs bij columnisten. Vandaag lukte het de vaste columnist niet om iets te plaatsen en dus viel er een gat. Welnu, bazbo was genegen om er direct in te springen (in dat gat). Hier leest u zijn vervangende column.

Ik heb een nieuwe werkplek. Echt! Het is niet de nieuwe werkplek waarover ik jullie nu al anderhalf jaar lang aan de kop zit te zeuren, maar dit is wéér een nieuwe werkplek. Die andere nieuwe werkplek, die van anderhalf jaar oud, die noemen we voortaan de ouwe werkplek. Oké? Of kunt u het nu niet meer volgen? Ik heb er zelf best wel moeite mee om mijzelf te volgen.

Wat wil ik nou helemaal zeggen? Eerst een nieuwe werkplek, die niet alleen alweer anderhalf jaar oud is, maar waar ik ook heerlijk op de fiets naar toe kan in plaats van met die stinkende streekbus, die nu dus een ouwe werkplek blijkt te zijn, en nu dan een nóg nieuwere werkplek. Ik volg het zelf niet meer. Dat komt ook door de nogal grote hoeveelheid drank die ik aan het nuttigen ben tijdens het schrijven. Allemensen, wat ben ik weer bezópen, zeg. Hoeveel vingers had ik ook weer? Even natellen.

Bij vierentwintig ben ik opgehouden met tellen. Volgens mij tel ik vingers dubbel. Ik zie ook dubbel. Kan dus best zijn dat ik ook tiebvauten maak. Flauwe grappen, bazbo. Wat wil je nu helemaal zeggen?
Ik wil helemaal niets zeggen, want ik héb helemaal niets te zeggen.
Thuis al helemaal niet. Vrouwlief regelt gelukkig alles, zodat ik niet over onzinnige zaken hoef na te denken.
Als ik thuiskom ("Hou jij nog van mij?" vraagt Vrouwlief wel eens. "Natuurlijk schat," antwoord ik dan, "want ik kom toch steeds weer thuis?"), en ik ben de eerste, dan kijk ik wat er in huis is en dan ga ik daar een potje mee koken. "Wie het eerste thuis is, die kookt," is tenslotte de regel in huize bazbo. "Wat een debiele regel!" hoor ik u roepen. Het is ook stom. "Welke mongool heeft die regel ingesteld?" verzucht ik wel eens. Het antwoord is te SBS6 voor woorden. Ik heb die regel zelf ingesteld.

Koken doe ík dus. Ook doe ik de afwas, want Vrouwlief stapelt de vaat verkeerd, zodat de onderkanten van de borden ook gespoeld moeten worden. En boodschappen! Die doe ik vaak! Bij de supermarkt doe ik ze alleen maar in de hoop dat het leuke kassameisje er is, en op maandagmorgen ga ik naar de markt voor kaas met olijven en Italiaanse kruiden erin en voor mandarijnen. Het seizoen is bijna voorbij, maar de mooie dame van de groentekraam verkoopt nog steeds goede.
(Tussen haakjes: "Da's een goeie," zei ik altijd op de nieuwe werkplek - of nee, da's inmiddels de oude werkplek - als ik een mandarijn aan de lunchtafel omhoog gooide en met één hand weer opving. "Da's een goeie. Deze laat zich makkelijk vangen. Stel je voor dat hij zich niet makkelijk laat vangen. Dan stuitert hij maar over tafel of rolt hij maar over de vloer en dan moet je er weer achteraan rennen. Nee, dan kun je er beter eentje hebben die zich makkelijk laat vangen." Ik heb iedere dag vier mandarijnen bij me en bij aanvang van iedere mandarijn gooide ik hem even omhoog, ving ik hem op en zei ik: "Da's een goeie. Deze laat zich makkelijk vangen. Stel je voor dat hij zich niet makkelijk laat vangen. Dan stuitert hij maar over tafel of rolt hij maar over de vloer en dan moet je er weer achteraan rennen. Nee, dan kun je er beter eentje hebben die zich makkelijk laat vangen." Gék werden mijn oude collega’s ervan.)
Koken, afwas en boodschappen. Verder doe ik geen reet. Of nee, ik bezorg Vrouwlief een orgasme of wat in de week. Dat dus ook.

Strijken doet zij dan weer. Daar krijgt ze nog een leuke klus aan, want voor de nieuwe nieuwe werkplek moet ik er representatief uitzien en dus moet ik overhemden gaan dragen in plaats van mijn eeuwige t-shirtjes met de namen van mijn favoriete bands erop. Dat wordt een fikse stapel strijkgoed in het weekend. Maar wat er ook gebeurt: van mijn lange grijze haar gaat geen millimeter af!

Mijn haar, mijn trots! Toen mijn veertigste verjaardag in beeld kwam, besloot ik om eens te doen wat ik mijn hele leven al heb gewild, maar nooit gedurfd: geen afspraken meer met een kapper maken. Ik geef toe, als je foto’s ziet van de eerste twee jaar ná die beslissing, dan lach je je een kriek. Ik zag er allerdebielst uit. Ik kreeg er ook erg veel opmerkingen en vragen over. Die lachte ik vrolijk weg. Zo ben ik dan ook wel weer.
Mijn haardracht is inmiddels al zó onderdeel geworden van mijn zijn, van mijn persoonlijkheid, dat van afknippen geen enkele sprake kan zijn. Een bazbo zonder lang haar is als een bazbo zonder rubber kip. (Over mijn fascinatie voor rubber kippen moet ik nog eens een uitgebreide noodcolumn schrijven. Help me onthouden.) Een jasje, een nettere broek en een overhemd: oké. Maar mijn manen blijven zoals ze zijn!

Toch raar. Ik ben nooit zo op mijn eigen uiterlijk geweest. Qua kleren al helemaal niet. "Als het maar lekker zit," en "Wat boven op de stapel in de kast ligt, trek ik aan," waren mijn twee credo’s. Met mijn lichaam ben ik altijd gematigd tevreden geweest. Ik ben mij bewust van mijn voorkomen. Mijn malle neus is mijn trots, mijn kontje is mijn Vrouwliefs verlangen en mijn loopje is dat van een flikker. Ik weet het. Nooit heb ik er veel belang aan gehecht.
Bij vrouwen ligt dat dan weer anders. Ik bedoel: bij vrouwen heb ik wel degelijk mijn voorkeuren als het om uiterlijk gaat. Een lachende deerne met donkere ogen en een fijne set tietjes en billen doet mijn hart sneller kloppen.
Maar mijn vrouwlief blijft de mooiste, moet ik zeggen. Ik moet het wel zeggen, want ze leest mijn columns mee.

Nou. Eh. Tsja. Dit alles dus geheel terzijde. Waar hád ik het eigenlijk over?
Laat ik nog maar eens iets te drinken inschenken. Proost!

(Zo, Driek, mijn manager columns, voldoet deze een beetje als vervangende column? Ik hoop het maar, want eigenlijk ben ik te zat om iets behoorlijks te plaatsen. Het is nog geen donderdag.)


Apeldoorn, april 2009