Een geile berin

Afgelopen jaar is het gelukt. Ik heb de Berenloop op Terschelling gelopen. De halve marathon dan, want je kunt ook een hele marathon lopen, maar dan had ik meer moeten trainen en daar ben ik te lui voor. Ik had die loop al in 2007 willen lopen, maar was toen te laat met inschrijven. Je kunt al vanaf april inschrijven terwijl de loop in november is, maar als je dat niet binnen drie weken doet, dan is de limiet van het aantal deelnemers gewoon al bereikt en val je buiten de berenboot. De loop is namelijk ontzettend populair en ik weet nu waarom.
Ik was samen met een paar maatjes van de hardloopgroep waarmee ik altijd op zaterdagmorgen train en we hadden meteen maar een heel weekend geboekt. De loop zelf was op zondag, maar we kwamen al vrijdag laat in de middag aan. De auto’s hadden we in Harlingen gelaten, want dat scheelde honderd euro per auto voor de veerboot en we hadden er op Terschelling eigenlijk verder niets aan. We hadden fietsen achterop meegenomen en waren daarmee het eiland op gegaan.

We logeerden in het Golden Tulip-hotel en hadden voor vrijdagavond een wijnarrangement besteld. Dat lijkt vreemd als je een halve marathon moet gaan lopen, maar het wijnarrangement was op vrijdagavond en de halve marathon op zondagmiddag. Tijd genoeg dus om de alcohol weer uit het bloed te krijgen. Bovendien heb je bij een wijnarrangement altijd zoveel tijd tussen de gerechten, dat je heel rustig aan kunt doen met die wijntjes.
Maar daar hadden ze bij Golden Tulip heel andere ideeën over. We hadden het ene voorgerecht nog niet op of ze kwamen al met het volgende. En daar hoorde dan ook weer een nieuw wijntje bij, natuurlijk. Het was niet omdat er tafels vrij moesten komen voor wachtende eters, want het was erg rustig. Maar zo ging het natuurlijk hard. Na een uurtje hadden we al vijf wijntjes op en het einde was nog niet in zicht. Na het diner namen we bovendien nog een koffie met een Grand Marnier en omdat je op een been niet kan lopen, namen we nog maar eens hetzelfde. Daarna gingen we naar het café van het hotel en dat was niet om Spa Rood te drinken.

De volgende dag stonden een fietstochtje en een wandeling op het programma. Het was berekoud en er waaide een zeer sterke wind. Voor die zeer sterke wind was ik al bang geweest. Niet vanwege het fietsen, maar vanwege de halve marathon. Die Berenloop is normaal al zwaar genoeg, want er zit een stuk strand in van twee kilometer. Maar dat is ook precies een gedeelte waar je naar het zuidwesten loopt en de wind is nu eenmaal overwegend uit zuidwestelijke richting in Nederland. Maar gelukkig was de loop pas de volgende dag en hoop doet leven.
De fietstocht duurde niet al te lang, want het begon ook nog te regenen. Maar later op de dag hebben we wel een behoorlijke wandeling door de bossen naar West-Terschelling kunnen maken. Het was echter tijdens die wandeling dat ik de eerste steken in mijn linkerzij voelde. Ik wist meteen dat de alcohol van de vorige avond de oorzaak was. Daar hoef je geen dokter voor te zijn. Gedurende de wandeling werden die steken er niet beter op en eenmaal terug in het hotel ben ik dan ook maar even gaan liggen.

Het diner bestond dit keer uit een Berenloopmenu. Pasta dus. Vanwege de koolhydraten. Hardlopers en wielrenners zweren nu eenmaal bij koolhydraten en eten vrijwel altijd de avond voor een wedstrijd pasta, terwijl witte rijst meer koolhydraten bevat. Ik heb al diverse wielerkoersen en hardloopwedstrijden meegemaakt en verschillende soorten maaltijden genuttigd de avond voor de wedstrijden en ik heb nog nooit enig verschil gemerkt tijdens de wedstrijd. Maar ach, een lekkere pasta gaat er bij mij altijd wel in.
De steken in mijn zij baarden mij meer zorgen dan de soort maaltijd. Ze waren er nog steeds.
Mijn hardloopvrienden (holmaten klinkt zo raar) gingen na het diner een kroegje opzoeken in West-Terschelling. En omdat de levensgenieter in mij meer te zeggen had dan de dokter in me, ging ik gewoon mee. Ondanks de steken in mijn zij. Het werd café Het Zwaantje, een gezellig ouderwets, klein kroegje waar de echte eilanders kwamen. We dronken wat biertjes, maar niet teveel met het oog op de volgende dag. De steken in mijn zij werden er echter niet beter op, maar plotseling kreeg ik een nog veel hardere steek in dezelfde zij. Zeg maar een por.
“Komen jullie soms voor de Berenloop? Jullie zijn niet van hier.”
Een vrouwtje van midden veertig, schatte ik, keek me vragend aan. Ze was blond en niet knap, maar ze had wel iets leuks over zich. Ze keek ondeugend. Bovendien had ze wel een goed figuur. Ik vertelde dat we inderdaad voor de Berenloop kwamen en we raakten in gesprek. Haar vriend stond er ook bij, maar nam niet echt deel aan het gesprek. Ze heette Dorien en haar vriend heette Karel. Vraag me niet hoe het kwam, maar het gesprek tussen Dorien en mij werd steeds dubbelzinniger.
“Ik loop ook morgen,” zei ze. “Ik moet wel meedoen aan de Berenloop, want ik ben beregeil.” Haar lach klonk hard door het café. Ik bestelde nog maar een biertje voor haar, want ik vond het wel een interessante ontwikkeling. Ik dacht even niet aan de steken in mij zij. Ik dacht aan hele andere steken.
“Weet je wat?” zei ze lachend na nog een paar biertjes, terwijl Karel even naar het toilet was. “Als je me inhaalt, dan mag je met me naar bed. Karel is niet van het eiland en hij moet morgenavond weer terug naar het vasteland. Dus als je een leuke nacht wilt, dan kan dat. Maar dan moet je er wel je best voor doen.”
Toen ik haar beste tijd op de halve marathon hoorde, bedacht ik dat dat wel zou meevallen. Ik wist toen nog niet dat de eilanders samen met de wedstrijdlopers tien minuten eerder zouden starten dan wij.

Toen we bij de start stonden, was het gelukkig windstil. Het was wat mistig, maar we konden wel gewoon in ons T-shirt lopen, want het was ongeveer negen graden. De steken in mijn zij waren echter niet weg. Ik was ’s nachts een paar keer wakker geworden van die steken. Vooral bij het omdraaien in bed had ik er last van gehad. Maar goed. Ik zou wel zien. We vertrokken vanaf de Brandaris en na twee kilometer kwamen we langs ons hotel en als ik teveel last had dan was ik daar klaar.
Maar ik had helemaal geen last. Bovendien stonden overal langs de kant eilanders om ons aan te moedigen. Er waren ijsberen op stoelen in tuinen gezet, er waren muziekkorpsen en drumbands langs de route en het zand op het strand was hard. Na vijftien kilometer werd ik door de eerste marathonloper ingehaald. Een Algerijn. Gelukkig hoefde ik daar niet mee naar bed.
Na zeventien kilometer haalde ik Dorien in. Later heb ik haar ervan verdacht dat ze zich expres had laten inhalen.
Ik ging zelf echter heel lekker en haalde de finish in een persoonlijk record. Dat was misschien dankzij het ontbreken van de wind, maar meer nog door de gezelligheid onderweg die de eilanders hadden gecreëerd. Die kunnen bij mij niet meer stuk. Daarom is die loop dus zo populair. De steken in mijn zij waren trouwens over en zijn ook later niet meer terug gekomen.

Dorien had een heel klein huisje. Meteen al toen ik binnenkwam zag ik de onbeschrijfelijke rotzooi. Overal in de huiskamer lagen oude kranten, tijdschriften en verfrommelde sigarettenpakjes. Er stonden vuile glazen en een paar volle asbakken, die ontzettend stonken. De meubels zagen er niet uit. De vitrages voor de ramen waren gescheurd en de gordijnen waren op zijn zachts gezegd smoezelig. Het keukentje was echter veel erger. Het hele aanrecht en het kleine koelkastje stonden vol met vuile vaat. Op een van de vuile borden lag iets, waarvan ik vermoedde dat het ooit een pizza was geweest. Er zat echter net zoveel schimmel op als op de kont van een demente bejaarde met luier in een zorginstelling met personeelsgebrek.
We betraden een zeer muf ruikende slaapkamer.
“Kun je even mijn benen masseren? Ze zijn nogal verzuurd,” vroeg ze. Ze trok haar broek uit en ging uitdagend op bed liggen.
Toen ik echter met masseren begon, merkte ik dat het daar inderdaad nogal zuur rook. Vooral als ze de benen wat spreidde.
Eigenlijk had ik niet het idee dat ik van dit hele schouwspel opgewonden raakte. Ik dacht dat ik misschien beter kon wegwezen, terwijl ik een raampje open zette. Die gedachte werd nog versterkt toen ze een bakje van het nachtkastje pakte en daar haar kunstgebit in dropte.
“Gek hè?” zei ze. “Ik ben tandartsassistente en heb toch een kunstgebit.”
“Ach,” probeerde ik haar gerust te stellen. “Ik heb een tandarts en die trekt met zijn linkerbeen.”
Er kwam een frons op haar voorhoofd. Hier moest ze toch wel even over nadenken.
Het definitieve afscheid kwam meteen daarna. Ik zag een bobbel onder het dekbed mijn kant op komen en even later zat ik met een grote, witte rat op schoot.
“Lief hè?” zei ze. “Dat is Jodokus. Hij doet niets, hoor. Maar hij ligt nou eenmaal graag tussen mijn benen.”
Er zijn nogal wat mensen die mij een rat vinden, maar ik had ineens helemaal geen zin meer om tussen de benen van Dorien te liggen.

Het café van het Golden Tulip hotel was nog aardig druk. Er waren veel lopers van de Berenloop die hun prestatie na afloop vierden. Mijn “holmaten” ook. Ze waren wel verbaasd dat ik er nu al was. Ik vertelde met een pokerface dat ik er uit respect voor haar vriend Karel maar vanaf had gezien om de nacht bij zijn vriendin door te brengen.
Ongeloof was op hun gezichten te lezen.