De allerlaatste extrava(g/k)antie


Een paar maanden van nu. Het witte zand strekt zich langs de kustlijn uit als een fel oplichtend lint. De azuurblauwe zee aan de ene kant, een hemels hula-resort aan de andere. De horizon is gelukkig niet ontsierd met lelijke hoogbouw. Het zonnetje schijnt gezapig, het is lekker warm en er komt een licht briesje van zee. Op het rustige strand zit een vuurrood verbrande man van – wat zal het zijn – een jaar of veertig, de Newsweek te lezen. Hij slingert gemoedelijk heen en weer in zijn hangmat, neemt af en toe een slokje van zijn ongetwijfeld overheerlijke (en peperdure) cocktail, slaat eens een bladzij om, schuift zijn zonnebril omhoog als er schone freules zijn zicht passeren. Aan weerszijden van hem staan twee immigranten met palmtakken te wuiven – goed betaald werk in deze regio, dus quid pro quo.

De lezer-camera, die na over het paradijselijke eiland te zijn gevlogen nu alweer even gefocust is op deze Tequila Sunrise-slurpende meneer, zoomt langzaam in op zijn hoofd. Hij heeft lichte fronsrimpels, verzorgd asblond haar en een mannelijke kaaklijn. Hij kijkt niet direct de camera in, maar zijdelings naar een meisje dat momenteel de zee inrent. De man glimlacht goedkeurend en draait zich naar ons om. Met een indringende blik houdt hij zijn staalblauwe ogen direct op de lens gericht. “Hallo. Ik ben Frank Brokov. Ik kom uit Sanford, New York, ben 40 jaar oud” (red.: zie je wel!) “en ik ben op vakantie. U zult zich zo langzamerhand misschien afvragen wáár ik dan precies zit. Niet dat ik niet wil vertellen waar ik zit, ik heb geen geheimen – niet meer. U ziet, het begon eigenlijk allemaal in 1988.

Ik was 19, en zat net op de hogeschool. Op de campus was er elke week wel ergens een grandioos feest, waar we ons vol lieten lopen en dansten tot onze voeten ons gewicht niet meer konden dragen. Het was de tijd waar iedereen melancholisch op terugblikt – studentikoze avonturen zonder zorgen. Toen ik op één zo'n feestje voor het eerst met het meisje danste dat later de liefde van mijn leven zou blijken te zijn, schuifelden we op de nummer 1-hit van destijds, Kokomo van de Beach Boys. Tijdens de coupletten kwam ze steeds dichterbij, om bij het refrein los te laten en uitbundig mee te blèren. Na het één-na-laatste refrein kwam ze weer heel dichtbij, terwijl ze de tekst fluisterend in mijn oor meezong. “Everybody knoo-o-ows...” Ze kuste mijn oor, “a little place like Kokomo”, wang, “now if you wanna go and get away from it all”, hand over mijn borstkas, “go down to Kokomo.” Bingo – ze veegde kort over mijn titanium lid en zoende me volmondig.

Aruba, Jamaica, ooh, I wanna take you...

Later zijn we getrouwd. Na het I do zette de organist plots Kokomo in, stond iedereen op en werd er meegezongen. We lachten en zoenden, dat het een lieve lust was. “Bermuda, Bahama, come on pretty mama”, zong ik mee. “We'll get there fast, and then we'll take it slow ” onze vrienden hadden de huwelijksreis geregeld; twee weken Martinique (that Montserrat mistique). We hadden als jonge twintigers de tijd van ons leven, en meer seks dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. We besloten daar, voor het eerst op prachtig tropische zandstranden bivakkerend, 'ons' liedje in de komende vakanties af te reizen – Key Largo, de Bahama's, Port-au-Prince, noem maar op. We zijn ze allen afgegaan, en hebben vele prachtige avonturen beleefd in de nineties en zeroes. Kokomo bewaarden we voor het laatst, omdat dat in de decennia na het liedje haar onschuld verloor en veel te veel toeristen verwelkomde. Wij wilden dat authentieke gevoel van luxe beleven, en gingen slechts eens per twee, drie jaar weg.

Kokomo, een zonnig resort in de Florida Keys which started it all, stond gepland voor juli 2009. Helaas overleed mijn moppie vorig jaar in een auto-ongeluk, en stond ik er plots alleen voor. Lang twijfelde ik of ik alsnog moest gaan. Kokomo was per slot van rekening een toeristische hel geworden, uitgebuit en gecommercialiseerd zoals alles in dit land een prijslabeltje heeft gekregen. Na haar auto-ongeluk zakte alles ineen. De huizenprijzen, de beurzen, de banken. Ik kon de hypotheek door haar wegvallen niet meer opbrengen, de overlijdensverzekering keerde nauwelijks genoeg uit om haar eigen creditcardschuld af te betalen. Ik werkte als analist bij een grote softwarefabrikant, en verdiende heel aardig. In maart van dit jaar vertelden ze dat ik nog een paar maanden had om mijn laatste klus af te maken. 1 augustus moest ik wegwezen.

Ik verkocht de afgelopen maanden zoveel mogelijk waardevolle spullen, voordat ik het huis gedwongen moet verlaten door hypotheekschuld. Geld opzij zetten heeft geen enkel nut – het zou me hooguit twee maanden verder helpen. De situatie is hopeloos – alle bedrijven hebben een vacaturestop, de werkloosheid in onze county ligt rond de twintig procent en software-analisten worden landelijk nergens meer gevraagd. Ik ben geen rijke bankier, dus de regering doet niks voor me. De bank wil 1 augustus geld zien. Dan is het afgelopen. Met de tienduizend dollar die ik bij elkaar heb weten te sprokkelen, heb ik de laatste drie weken van juli een enorme vakantie geboekt, wekenlang de duurst mogelijke service. Ik wilde dit tijdperk van grenzeloos consumentisme voor mezelf afsluiten met een persoonlijke knaller. Met geld gooien wat je niet hebt. Een hommage aan het kapitalisme. Een vaarwel aan mijn vrouw. Forget the money. We zien later wel weer.

Dus nu zit ik hier. Onder de palmbomen, op waarschijnlijk de allerlaatste dure vakantie die ik zal kunnen hebben in de komende decennia. Het is hier heel rustig, er staat bizar veel te koop, veel winkeltjes zijn dicht of noodlijdend. De meeste inwoners zijn weggetrokken naar andere kuststaten, eilanden, Cuba. Kokomo is dankzij de depressie weer het paradijs waar de Beach Boys aan refereren, en mijn vrouw is te vroeg heengegaan om het te mogen beleven. Als ik het vliegtuig uitstap, ben ik niemand meer, en zal ik een tentje langs de stad moeten opzetten, zoals al zovelen dat voor mij deden. Mij maakt het allemaal niks meer uit. Wij zijn de nihilistische generatie, niets is waarheid. Alles mag, alles kan en alles is te gek voor woorden. Als het nog erger wordt in dit jaar waarin de USA valt, en erger wordt het ongetwijfeld, kan het weleens heel erg nasty worden. Ik heb mijn 7.62, munitie, warme kleren en een voorraadje zilver voor de zekerheid klaarliggen.

Where we go from here, is a choice I leave to you. Kan ik je iets te drinken aanbieden?”

The Beach Boys - Kokomo (1988)