Vuur en zonneschijn

Column door MrReaL

Soms is blijdschap de oorzaak van een glimlach, maar soms kan een glimlach de oorzaak zijn van mijn blijdschap. Soms ontvalt mij een tekst aan de hand van een ontwikkeling in mijn nabijheid of aan de hand van een ingrijpende gebeurtenis, waar en in welke hoedanigheid dan ook. Echter, soms door een gebeurtenis of ontwikkeling wordt jezelf geschreven. Soms schrijf je om je gedachten te bundelen, samen te vatten om overzicht te bewaren. Vaak is er overzicht, maar soms werpt iets alledaags als de zon een compleet nieuw licht op zaken. Duisternis maakt altijd plaats voor licht, soms vroeg maar soms ook laat. Heel soms maakt bij mij melodie plaats voor tekst en heel soms is het dan zomaar een Herman die voor mij, middenin Afghanistan, een nieuw licht schijnen…

Vuur en Zonneschijn


Als ik het over Herman heb dan bedoel ik niet de Herman van het Hilton en het brood dat alweer een tijdje op is. Nee, ik bedoel de Herman uit de liedjes van Acda & de Munnik. Juist ja, die van ‘de zonnestralen regen’. Wat weten we nu eigenlijk van deze Herman? We leren hem kennen in het eerste liedje ‘Als het vuur gedoofd is’. Het is een vrijdagmiddag in het Vondelpark en Herman zit bij de vijver. Onze Herman is het behoorlijk zat, want hij ‘heeft een k*tjaar gehad’. Sensatiebelust als ik ben, word ik wel nieuwsgierig naar wat deze brave borst het afgelopen jaar te verstouwen heeft gekregen om de volledige 365 dagen met het minder charmante woord ‘k*t’ af te doen.

Wat heeft Herman nu eigenlijk te klagen? Hij heeft het totaalpakketje; ‘vrouw, kind, huis, auto, baan’. Niets mis mee voor de doorsnee grijze muis. Maar dat is het ‘m nou net! Het gaat er niet om wat Herman allemaal wel heeft, het gaat er om wat hij niet heeft. Het gemiste-kansen-syndroom dus. Want Herman ‘wilde het ooit anders’. Hij wilde feesten, zuipen, reizen en doen wat hij ooit zong. Het vogeltje zingt blijkbaar inderdaad zoals het gebekt is, want Herman gooit zijn tas in de vijver terwijl hij hardop zingt. Het grote besef dat ‘als het vuur gedoofd is de wolven komen’ drijft hem tot… ja, tot wat eigenlijk? Zelfmoord? Geënsceneerde dood en mysterieuze verdwijning? Acute hartstilstand? Het einde van Herman is in ieder geval erg definitief, want ‘hij gaat strak gekleed in een kist van gevoerd vurenhout’ de stoet voorop. Arme Herman… Ergens toch lullig, jarenlang je dromen in de ijskast zetten in ruil voor een grijs en maatschappelijk acceptabel bestaan en dan op het ‘moment suprème’, als je de aktetas laat zwemmen in de vijver, Magere Hein treffen op je pad.

Nu doet dit me denken aan een verhaal over Magere Hein. De hoofdpersoon in dat betreffende verhaal komt erachter dat Magere Hein hem zal bezoeken, wat betekent dat die hem komt halen om hem naar de ‘eeuwige jachtvelden’ te begeleiden. Hij denkt Hein te slim af te zijn door op die dag op reis te gaan, zodat Hein hem niet thuis aan zal treffen. Na een lange, vermoeiende reis komt hij in een klein dorpje terecht. Hij vindt een cafeetje en bestelt een koud biertje. Aan het tafeltje naast hem zit Magere Hein, die geduldig wacht totdat hij zijn biertje op heeft. Dan stelt Hein zich voor waarop de man verbaasd reageert; “Hoe wist je dat ik hier was?”. Een mooi verhaal over hoe je jouw lot niet kunt ontlopen. Je kunt dus maar beter je dromen niet uitstellen tot de dag van morgen, want morgen wordt vanzelf overmorgen, volgende week, volgende maand, volgend jaar en uiteindelijk ooit wat maar één letter verschilt met nooit.

Een gevoel van medelijden bedruipt mij en ik vraag mij dan ook af waar Herman vroeger ‘over zong’. Wat zou deze brave man hebben gedaan als hij zijn kroegentocht had kunnen voortzetten en niet in die ene bar dat meisje tegenkwam met wie hij later in een rijtjeshuis zou gaan wonen en niet die nette baan had genomen? Wat is ervoor nodig dat je al je jongensdromen vergeet en genoegen neemt met een plekje in de schaduw?

Als ik aan Herman denk, ga ik bij mezelf te rade of ik zelf vrij ben van keurslijven en gedoctrineerde levensvisies. Braaf studeren, baan met perspectieven, auto voor de deur, op tijd de hypotheek betalen, status, ambitie, chronisch overwerken en vooral niet te ver met je kop boven het maaiveld uitsteken. Paps en mams kunnen trots zijn. Maar terwijl je jouw ware ik verloochent en voorbijgaat aan je ware ambities, begint dat strakke keurslijf steeds ongemakkelijker te zitten en beneemt het je langzamerhand letterlijk en figuurlijk de adem. Je kijkt eens achterom en telt je zegeningen. Tot je schrik kom je niet verder dan de vingers op één hand en hou je nog een paar vingers over. Je belt je beste vrienden om dit te bespreken, maar ze weten niet meer wie je bent. Sommigen hebben inmiddels een ander telefoonnummer of zijn verhuisd zonder je dat te vertellen. Ze dachten dat het je toch niets kon schelen. Je had immers nooit tijd voor ze. En dan sta je opeens tussen vier op je af komende muren in een hol klinkend appartement voor de spiegel opgebrand tegen jezelf te praten. Maar het spiegelbeeld kijkt verveeld en ongeïnteresseerd terug.

Kennis en wijsheid komen met de jaren, zeggen ze wel eens. Je denkt dan dat het betekent dat je steeds beter wordt in Triviant, maar je komt bedrogen uit. Je gaat de ‘ware zin van het leven ontdekken’. Dit klinkt allemaal zwaar cliché, maar het mooie is dat het allemaal heel simpel is: Wees jezelf, dat is het beste wat je kunt zijn. Die zin is niet van mij overigens, maar komt weer uit een ander liedje.

We dwalen af in gedachten, we hadden het over Herman, we treffen hem dit keer in het liedje ‘Het regent zonnestralen’ aan. Want wat is nu het geval? Herman zit ‘op een terras in Frankrijk in de zon’. Hij drinkt een glas rode wijn van het geld dat hij heeft gevangen voor zijn auto en leest rustig het AD. Bij de overlijdensberichten ziet hij zijn eigen naam staan. ‘Zijn auto was volledig uitgebrand en de man die hem gekocht had, stond onder zijn naam in de krant’. Dat biedt wel perspectieven natuurlijk. Ik stel me voor dat er net zoals in een slechte B-film op zijn ene schouder een duiveltje, en op zijn andere een engeltje verschijnt welke hem van alles influisteren. “Dat is nog eens mazzel hebben, Herman!” zegt het duiveltje en grinnikt eens. “Je kunt nu ongestoord gaan doen waar je vroeger over zong.” Het engeltje krijgt een klein fronsend rimpeltje boven het poezelige neusje. “Maar Herman, denk toch aan je arme vrouw en je familie. Je hebt verplichtingen. Je moet ze laten weten dat je nog leeft.” Het duiveltje tikt met zijn drietand tegen Hermans oorlelletje. “Het staat er echt Herman, pagina achttien, zwart omrand. Hield je vroeger al je meningen en al je dromen stil, je bent nu niets niemand nergens meer en kunt dus gaan waar je maar wilt.” Het engeltje heft een belerend vingertje en maakt aanstalten om iets te zeggen. Maar Herman veegt het engeltje met een resoluut gebaar van zijn schouder. Hij rekent af en staat op. ‘Hij heeft eindelijk de wind weer in zijn kop’. Toch verwart zijn nieuwe situatie hem enigszins. Hij zegt tegen zichzelf dat hij ‘even rustig moet ademhalen’ en dat ‘het lijkt alsof het regent als altijd’ maar komt dan tot de conclusie dat het ‘zonnestralen regent’. En daar houdt het verhaal van Herman op...

Stiekem ben ik een tikje jaloers op Herman en toch ook weer niet. Natuurlijk is het idee al je (tussen de oren) sores in één keer achter je te laten aanlokkelijk, maar hoe realistisch is dat? Tenslotte neem je waar je ook heen gaat altijd jezelf mee, inclusief je persoonlijke valkuilen. En met je sores, laat je ook al het goede achter. Het gras is altijd groener bij de buurman, maar als je over het tuinhek stapt en op dat groenere gras staat, is het gras in je eigen tuin, technisch gezien nu bij de ‘buren’, weer groener. In het afgelopen jaar ben ik mijn eigen groene gras wat meer aandacht gaan geven. Soms regent het, maar daardoor wordt het gras groener en sterker. Ik heb dan ook geen regels anders dan mijn eigen gedachten, en niet soms maar steeds vaker regent het ook bij mij zonnestralen.