Sylvana

Column door DEMAAR

Toen ik vier was kochten mijn ouders een huis in een nieuwbouwwijk. Naast ons woonde een nette familie, ze hadden drie kinderen en één van hen was Sylvana. Ze was net zo oud als ik. Het duurde niet lang voordat we bevriend raakten. We hadden allebei een rijke fantasie, ik weet nog goed hoe we altijd boten maakten van kartonnen dozen om weg te varen naar Amerika. Ik zou bankdirecteur worden, en met het geld dat we dan verdienden zouden we onze eigen basisschool beginnen. Ja, Sylvana en ik waren een gek stelletje. Acht jaar lang waren we onafscheidelijk. Maar op mijn twaalfde kwam ze me vertellen dat ze ging verhuizen naar het zuiden. Haar vader had een baan aangeboden gekregen in de accountancy, en binnen drie weken zouden ze vertrekken. Ik vond het jammer.

Na haar vertrek ging alles redelijk op rolletjes. Ik kreeg nieuwe vrienden, was nog steeds een fantast, en doodde de tijd redelijk gemakkelijk in mijn eentje. Tussen mijn nieuwe vrienden was er niemand met wie ik een band opbouwde zoals ik die had met Sylvana. Ik schreef haar in het eerste jaar nog wel eens, maar dat werd al snel minder. De jaren daarop vernomen we niets meer van elkaar.

Vijf jaar later werd het allemaal iets gecompliceerder. Mijn ouders gingen scheiden en ik was daardoor geforceerd te verhuizen. Ik besloot om met mijn moeder mee te gaan. We verhuisden naar een andere wijk binnen dezelfde stad. Het duurde niet lang voordat ik was geïntegreerd in ons nieuwe stulpje. Dezelfde maand dat ik was ingetrokken in ons nieuwe huis, ging de telefoon. Sylvana belde. De plannen waren nog niet helemaal concreet, maar ze zou op korte termijn weer gaan verhuizen. Haar ouders hadden een huis bekeken in dezelfde wijk waar ik woonde. Logischerwijs was ik razend enthousiast.

Het duurde drie maanden voordat ze er kwam wonen. Toen ze voor het eerst bij me op bezoek kwam, was ik verrast. Ze was een prachtig meisje geworden, ze had nog steeds dezelfde lieve uitstraling zoals ik haar vroeger kende. Het voelde meteen vertrouwd. De maanden daarna spraken we elkaar dagelijks. Haar ouders hadden een schuur waar ze niets mee deden. Daar had Sylvana een oude bank neergezet. We noemden het ons eigen plekje. Vaak zaten we er elke avond, te grappen over onze fantasieën van vroeger. Ik weet nog hoe we altijd moesten lachen om onze eigen versie van de bijbel. Er was eens een Jehova getuige die aan ons vroeg of we wisten wie de wereld had gemaakt. 'God, en de bouwvakkers', was ons antwoord. 'Want God creëerde de wereld, en de bouwvakkers maakten het af.'

Op een gegeven moment kwam er een avond waar Sylvana me de reden vertelde waarom ze waren verhuisd. Haar moeder was vanwege stress op haar werk psychotisch geworden en had inmiddels tweemaal een zelfmoordpoging ondernomen. Dat viel zwaar in de familie. Ze wilden naar een rustigere omgeving en daarom waren ze terugverhuisd. Haar moeder was in therapie, maar het ging nog steeds niet goed met haar. Sylvana vertelde dat haar moeder eens met een bijl achter haar aan was gerend, gillend dat ze haar hele familie zou gaan vermoorden.

Het werd inmiddels herfst en het werd steeds kouder in onze schuur. Sylvana had een dekentje, en elke keer als de wind hard waaide kwam ze dicht tegen me aangekropen op de bank. 'Mijn kacheltje', noemde ik haar wel eens. Sylvana en ik waren een leuk stelletje. Het veranderde allemaal toen haar moeder daadwerkelijk zelfmoord pleegde. Ik weet nog dat ik bij haar was toen het nieuws haar bereikte. Haar moeder was voor de trein gesprongen en in drie stukken teruggevonden. Ik had Sylvana nog nooit zo verdrietig gezien. Op de begrafenis van haar moeder was de kist gesloten, mede vanwege de ernstige verminkingen aan haar hoofd. Sylvana had nooit kans gehad om afscheid te nemen.

Na de dood van haar moeder zagen we elkaar vaker dan voorheen. Avonden spendeerden wij in ons vertrouwde schuurtje. Sylvana had kaarsen gekocht om alles gezelliger te maken. Ook had ze een prent opgehangen. 'Van het concert des levens, krijgt niemand een program.' Die had ze vroeger van haar oma gekregen. Toen ze nog naast me woonde, had ze de prent op haar kamer hangen. Maar ze wilde nu dat ik er ook van kon genieten. Ik merkte dat er dingen anders waren aan Sylvana. Ze was niet meer het vrolijke, lieve meisje zoals ik haar altijd gekend had. Ze gedroeg zich onzekerder. Toen ze op een avond de kaarsen aanstak, zag ik dat er twee grote blauwe plekken op haar arm zaten. Ze was van de trap gevallen, vertelde ze. Er zat ook een grote bloeduitstorting op haar been.

Toen er na twee week nog een reeks blauwe plekken bijgekomen waren, kreeg ik mijn twijfels over de plotselinge onhandigheid van Sylvana. Normaal was ik altijd degene die zijn hoofd stootte of van de trappen viel. Toen we jong waren deden we een keer een wedstrijdje, wie het hoogst van de trap af kon springen. Ik won, maar liep de maand daarop met mijn been in het gips. Daar maakte Sylvana nog altijd grapjes over. Ik besloot Sylvana te vragen wat er aan de hand was. Na een stilte van een halve minuut barstte ze in huilen uit. De blauwe plekken kwamen van haar vader, die moeite had met het verwerken van het verlies van zijn vrouw. De mishandelingen gebeurden steeds vaker. Ze voelde zich niet meer veilig in haar eigen huis, vertelde ze mij.

Ik was radeloos. Ze kon de politie niet bellen, ze had net haar moeder verloren en kon het er niet bijhebben haar vader kwijt te raken. Een pleeggezin was ook geen optie. De weken daarop kwam ze vaak 's nachts bij me. Ze durfde niet thuis te zijn als haar vader alcohol had gedronken. Mijn kacheltje en ik. In zes maanden tijd zag ik haar aftakelen van mijn lieve, spontane vriendinnetje naar het troosteloze hoopje mens dat nu naast me lag.

Het duurde niet lang voordat Sylvana aan de drank ging. Dat maakte het allemaal wat makkelijker te dragen, zei ze. Sylvana had niet door dat ze me veel verdriet deed. Ik raadde het haar af om te gaan drinken, zeker gezien de alcoholverslaving van haar vader. Maar ik kon haar niet tegenhouden. Binnen enkele weken toonde ze zich geïnteresseerd in softdrugs, dat kon een vriend van haar regelen. Sylvana, wat er in haar hoofd omging, het was voor mij een raadsel. De weken daarna zagen we elkaar steeds minder. Ze had nieuwe 'vrienden', vrienden die haar alleen maar verder meesleurden in haar ondergang. Ze gaven haar gratis drugs, zodat ze sneller verslaafd zou raken en uiteindelijk als betalende klant zou terugkomen. Smerige spelletjes. En ik, ik stond erbij en keek ernaar.

De laatste keer dat ik met Sylvana in ons schuurtje was, lagen er drie naalden op de grond. Sylvana had de afgelopen dagen heroïne gespoten en vertelde wat een geweldige ervaring dat voor haar was geweest. Ze had dankzij de heroïne geen last meer van angst voor haar vader, ze had geen last meer van verdriet van haar moeder. Als haar vader haar sloeg, dan deed het haar niets meer. Ik zei dat ze professionele hulp moest gaan zoeken. Ze werd boos. Ze zei dat ik het niet begreep, dat ik het slecht met haar voorhad. Maar als ik op dat moment in het bezit zou zijn geweest van een kartonnen bootje, had ik haar meegenomen en waren we weggevaren. Ik had er alles voor over om haar een betere toekomst te geven. Met veel verdriet gingen we die avond uit elkaar.

'Van het concert des levens krijgt niemand een program.' Tijdens Sylvana's begrafenis spookte de zin vaak door mijn hoofd. Haar oudere broer had de prent op haar kist gezet. Sylvana was drie dagen na ons gesprek in haar schuurtje overleden. Ze was één van de zeldzame gevallen waarbij de complete ademhaling stopte na een overdosis heroïne. Doordat ze de heroïne had gebruikt in combinatie met alcohol en cannabis, was de lichamelijke reactie zo heftig geweest dat ze de controle over haar adem verloor. Tijdens het incident was er niemand bij haar aanwezig om een ambulance te bellen toen de complicaties optraden. Haar broer vroeg mij of ik tijdens de begrafenis, als haar beste vriend, een stukje over haar wilde vertellen. Met trillende vingers stond ik zenuwachtig op het podium, terwijl een menigte ogen op mij gericht was. 'Mijn kacheltje is verdwenen', stamelde ik. Na het oplezen van de eerste vier woorden op mijn blaadje barstte ik in huilen uit. Ik had het moeten zien aankomen. Maar nu was het te laat om nog op ons kartonnen bootje te stappen. Mijn kacheltje was verdwenen. En ik. Ik had gewild dat mijn aandeel in haar leven anders was geweest. Ik voelde me een verliezer. Want ik stond er altijd bij en keek ernaar.