Goodbye, my lover (deel 12)

Manon staat eerst aarzelend op, maar dan gaat ze toch weer zitten.
Ze kijkt ons aan, en zegt: “Mag ik eerst nog iets zeggen?”
Ik knik. Manon haalt een pluisje van haar broek en kijkt mij dan recht aan.
 “Ik heb je zo goed mogelijk geprobeerd te helpen met al je problemen de laatste tijd, maar  heb jou wel altijd je eigen keuzes laten maken. Maar nu ben ik bang dat je een catastrofale fout gaat maken. Ik ken je en zie wat er met je gebeurt. Je hoeft geen psycholoog te zijn, om te analyseren wat er hier allemaal gaande is.
Tim heeft me verteld hoe het tussen jullie is gegaan. En ik vind, dat jullie heel integer zijn omgegaan met de gevoelens voor elkaar, maar ook met de gevoelens van en voor je moeder. Dat er een leugentje is verteld op de avond….nou ja, je weet wel wat ik bedoel, is niet heel netjes. Maar wel begrijpelijk. Lidewij, jij vindt nu waarschijnlijk dat je als boetedoening voor je moeder deze relatie niet mag voortzetten.” Even stopt Manon met haar verhaal en kijkt mij vragend aan. Ik schrik ervan, als het beestje zó bij de naam wordt genoemd, maar ik knik langzaam. Want ja, dat is toch ook mijn plan? Ik durf amper naar Tim te kijken, maar vanuit mijn ooghoeken zie ik wel hoe de spieren in zijn kaak zich spannen.

“Onzin,” zegt Manon gedecideerd, “ik zal je zeggen wat ik ervan vind. Jouw moeder werd verliefd op Tim. Logisch. Ze moest al op zeer jonge leeftijd volwassen zijn omdat ze een kind had. Jij werd steeds meer volwassen en je moeder realiseerde zich ineens, dat de tijd er aan zat te komen, dat jij de deur uit zou gaan. En zij was zelf nog steeds een jonge meid, met nog een heel leven voor zich.”
Even vertrekt haar gezicht vanwege deze ongelukkige uitspraak. Ik slik. En zwijg.
“Sorry, dat was niet handig van me. Maar zo leek het toen wel. Je moeder wilde weer jong zijn, die jaren inhalen. En ze zag het niet als verloren jaren hoor, begrijp me goed, maar ze was nu wel weer toe aan de liefde van een man in haar leven. Dat het een veel jongere man was, had te maken met dat willen inhalen van die jonge jaren. En Tim…” even kijkt Manon naar Tim, als wil ze hem om toestemming vragen. Tim knikt kort, zijn gezicht staat strak. Even blijft mijn blik hangen bij zijn gezicht. Dat dierbare, lieve gezicht, waar ik straks toch afscheid van moet gaan nemen. Voorgoed. Tranen wellen op in mijn ogen, maar ik veeg ze driftig weg. Als Tim met een liefdevol gebaar zijn arm om mijn schouders slaat weer ik hem niet af. Ik heb de kracht niet. Nu niet, nog eventjes, ik heb hem zo keihard nodig.

“Tim is op jonge leeftijd zijn moeder verloren. Heeft hij je dat verteld?” Ik knik bevestigend, hij heeft inderdaad verteld dat zijn moeder heel erg ziek werd toen hij vijf jaar was, en twee jaar daarna overleden is.
“Tim zocht dus onbewust een moederfiguur. Dus hij en je moeder hadden elkaar op dat moment nodig. Maar eigenlijk niet als partners, maar als compensatie van een gemis. Begrijp je dat, Lidewij?” Als ik mijn mond open om iets te zeggen, legt Manon mij met een vriendelijk handgebaar het zwijgen op.
“Nog eventjes. Lidewij, ik denk dat ik ongeveer begrijp hoe jij je moet voelen. Je hebt de vriend van je moeder afgepakt. Maar zo is het niet. Je moeder en Tim waren allang tot de conclusie gekomen dat de gevoelens die ze voor elkaar hadden geen liefde was, maar vriendschap. En ja, het treft nou net ongelukkig dat jullie wél van elkaar houden op die manier, omdat het voor de buitenwereld raar over kan komen. Maar jullie hebben beiden, los van elkaar, geknokt tegen deze gevoelens. Je zou wel gek zijn, als je dat nu opgeeft. Ik denk, dat je moeder het begrepen zou hebben. En de buitenwereld? Daar moet je schijt aan hebben.”
Manon staat op. Voordat ze de kamer uitgaat zegt ze nog: “Lidewij, je gaat nu door een kutperiode. Ik raad het je sterk af om nu vanuit een schuldgevoel overhaaste beslissingen te nemen. Ik hou van jullie, hoe dan ook. Welterusten.”

Het blijft een poos stil tussen Tim en mij als Manon de deur achter zich dicht heeft gedaan. Ik voel de warmte van Tims’ hand door mijn blouse heen. Mijn hoofd ligt tegen zijn borst. Zijn andere hand streelt zachtjes mijn haar. Ik houd mijn brandende ogen gesloten. En ondanks het grote verdriet om mijn moeder, ondanks het verschrikkelijke idee dat Tim en ik niet samen verder mogen, laat ik me overspoelen door de gevoelens van dit moment.  Want ik heb me nog nooit zó geborgen gevoeld. Zó veilig. Het voelt goed.

Heel vaag ben ik me er nog van bewust dat ik door sterke armen word opgetild en in bed  gelegd. Mijn schoenen worden uitgetrokken en ik krijg een warme deken over mij heen. In de gang hoor ik stemmen. “Tim en Manon,” denk ik soezerig, “en morgen zien we wel verder.”