Goodbye my lover (deel 11)

Er zijn niet veel mensen op de begrafenis. Mam en ik leefden een redelijk teruggetrokken bestaan. Ook hebben we maar een kleine familie. Het lijkt wel, of ik boven mijzelf uitgestegen ben. Alles vanaf een afstandje bekijk. Het ontbreekt me aan emoties. Leeg. Moe. De waarheid is nog niet tot me doorgedrongen. Mam is dood. In de ambulance is ze op weg naar het ziekenhuis overleden. Een hartstilstand. Uiteindelijk sterft toch iedereen aan een hartstilstand? Tim en Manon huilen steeds. Ik niet.

Mensen condoleren ons. Ik reageer op de automatische piloot. Even is er een donkere man die mijn aandacht trekt. Ik ken de man niet, maar hij komt me vaag bekend voor. Vanuit mijn ooghoeken zie ik, dat Manon met hem in gesprek is, maar daarna lijkt hij ineens in het niets verdwenen. Even overweeg ik om te vragen wie die man is, maar ik laat het bij de gedachte. Wat interesseert het me ook. Niets. Er is niets meer wat mij nog interesseert. Wat zal ik opgelucht zijn, als deze dag voorbij is. Afscheid nemen? Hoe kan dat nou. Ik heb de afgelopen nachten bij Manon geslapen. Thuis had ik steeds het gevoel dat mam gewoon op de bank zou zitten. Of in de keuken de maaltijd aan het bereiden was. Dat ik de sleutel in het slot hoorde steken. De waarheid is te hard. Die kan ik voorlopig nog niet aan.

Toen Tim en ik op die bewuste avond de ambulance zagen staan schrokken we enorm. De buurvrouw stond helemaal overstuur op straat. Mam had bij haar aangebeld en was toen in elkaar gezakt op het tuinpad. De buurvrouw had onmiddellijk 112 gebeld en de ambulance kwam gelukkig snel. Met de auto van mam zijn we er achteraan gereden. In het ziekenhuis moesten we lang wachten, ze hebben nog geprobeerd om te reanimeren. Het mocht niet baten. Toen ik het nieuws hoorde keek ik de arts alleen maar ongelovig aan. Die man was gek. Mijn moeder was niet dood. Hoe kon dat nou? Ze was nog maar zesendertig jaar!

Ik heb Manon gebeld, die direct naar het ziekenhuis kwam. Als ze al verbaasd was over de aanwezigheid van Tim, dan heeft ze dat niet laten merken. De dagen die volgden beleefde ik als in een roes. Als een ja-knikker zocht ik de nodige papieren op, polissen, stelde samen met Tim en Manon de rouwkaart op, allemaal dingen die moesten, maar waar ik me eigenlijk niet op kon concentreren.

Tim en Manon zijn me al die dagen tot grote steun geweest. Zij konden wél huilen en praten. Ik niet. Nu nog niet. Want…naast het feit dat ik mijn moeder kwijt ben, al moet dit dan nog tot mij doordringen, er stond een grote leugen tussen haar en mij in.
Die avond bij Tim…zij heeft al die tijd gedacht dat ik bij vriendinnen was. Ze heeft het niet geweten van Tim en mij. Onder valse voorwendsels ben ik na die grote ruzie naar Manon gevlucht. Ik heb mam in de waan gelaten dat ik Tim haatte. Mogelijkerwijs heeft ze mede daarom de relatie met hem verbroken. Ik kan dit nooit meer goedmaken.

Ik hou Tim op afstand, wil niet door hem getroost worden. Hij lijkt dit te begrijpen, maar het maakt hem ook onzeker, merk ik. Het lijkt wel, of ik ook boos ben op hem. Zoveel gemengde gevoelens. Huilen, dát zou ik willen. Maar ik heb teveel verdriet voor tranen. Dit laat zich niet oplossen door een huilbui. Toch raak ik van één ding steeds meer overtuigd; Tim en ik mogen samen niet verder gaan. Het voelde al niet goed, en bovendien zal het mijn boetedoening zijn voor de dood van mijn lieve moeder.

Na de begrafenis gaan Tim en ik met Manon mee naar huis. Ze heeft soep gemaakt en dwingt me tot eten. Lusteloos neem ik een paar hapjes. Er wordt weinig gepraat. Gelukkig maar. Mijn hoofd is een malende molen. Ik wil zo snel mogelijk van mijn schuldgevoel af. Dus raap ik alle moed bij elkaar en vraag aan Manon of ze Tim en mij even alleen zou willen laten.