Een kille koopavond

Na mijn omzwerving langs vele winkels, kwam ik uiteindelijk terecht bij de ingang van de Kijkshop. De felle kou was ongetwijfeld hoofdaanstichter van de erbarmelijke sereniteit in de binnenstad, eigenlijk was het ontbrekend stadsgewoel op die bewuste donderdag een koopavond onwaardig. Ik moest denken aan de dagen dat de koopavond net zijn intrede had gedaan – tien jaar geleden of zo. De plukjes adolescenten zwierven toen door winkelstraten en deden dat eigenlijk zonder echt doel. Ja, het flaneren op zichzelf was natuurlijk het hoofddoel, en zo hoort dat ook. Die dagen lijken echter niet meer. Dat vind ik jammer.

Voor de Kijkshop stonden twee meisjes en twee jongens onderling te geinen. Zij hadden geen last van de kou. Het waren types die je verwacht te zien op een koopavond, althans: die je hoopt te zien. De jongens hadden lederen jacks aan, die groter waren dan hun romp, en ze vielen op door de hoogglans van hun haren. De meisjes trokken vooral mijn aandacht door de grote, ronde gouden oorbellen die ze in hadden, de zwarte, aftandse bomberjacks en de onvolgroeide borsten. Het kwartet deelde een jointje. Ik zag dat één van de meisjes, degene die het hardst lachte, moeite had met inhaleren en dat ze omzichtig handelde, misschien uit angst om betrapt te worden.

Koopavond retrostijl,

dus.

Toen ik klaar was in de Kijkshop, liep ik weer naar buiten en moest ik tot mijn verdriet constateren dat het groepje niet langer op zijn post stond. Ze waren verdwenen in het niets. Opgelost. In mijn tijd, toen koopavond een noviteit was, bleven we tot het bittere einde, 21.00 uur, ronddeinen in de massa. We liepen winkels in waar we niets te zoeken hadden, flirtten met meisjes van andere middelbare scholen en aten een puntzak frites. Dat waren nog eens tijden. Toen keek je uit naar de donderdag. Maar de diepe stilte van die avond, stemde mij ontevreden. Ik vroeg me eigenlijk alleen af waar de hangjeugd zich nu ophield. Achter internet, de Xbox, of toch die andere box – van de kelder? Het kon allemaal. Feit was: ze waren er niet. De koopavond was zijn hoofdrolspelers en -speelsters kwijtgeraakt.

Mijn zoektocht naar het ontbrekende interieur van mijn huis leidde me uiteindelijk naar de Media Markt. Het was druk voor de ingang van deze winkel. Dat had ongetwijfeld te maken met de overkapping van het kleine winkelcentrum waarin de Media Markt zich bevindt. Op een bankje zat een zwerver met een winkelwagentje van de Jumbo. De vrouw maakte een verwarde indruk en voerde een dialoog met een grote reclamezuil. Op een ander bankje, iets verderop, trof ik weer het kwartet dat ik eerder bij de Kijkshop had gezien. Zij hadden allen nu ook een blikje bier in hun hand. Net als een paar minuten daarvoor, zagen ze mij niet.

Ze hadden alleen oog voor mekaar.

De verkoper met wie ik een praatje hield, stond met zijn rug naar de grote etalageramen en vertelde mij waarom ik moest overgaan tot aanschaf. Door de grote ramen achter hem zag ik de pubers die zich opperbest leken te vermaken. De woorden van de verkoper gleden langs me heen. Af en toe ving ik een woord op, maar daar bleef het ook bij. Hij suggereerde om een demonstratie te geven. Ik vond het kennelijk best, want hij begon een doos uit te pakken. Terwijl hij bezig was, bewoog ik me wat dichter naar de ramen toe. Ik stond op een meter afstand van de koopavondjeugd, maar zij zagen mij niet. Het meisje dat behoedzaam inhaleerde, hard lachte en aanzette tot denken, leek een beetje bleek aan te lopen.

De demonstratie werd vooral bewonderd door de collega’s van de verkoper die mij hielp. Mijn aandacht ging nog steeds uit naar wat er zich buiten afspeelde. De geluiden stegen in volume. Er hing iets in de lucht. Na een paar tellen zag ik opeens een bruingroene smurrie op het raam. Het meisje dat mijn aandacht trok, spuwde als een op hol geslagen fontein braaksel in het rond. Haar drie metgezellen verkneukelden zich in het schouwspel en sprongen in het rond van opwinding. Het meisje was klaar met kotsen en keek door het bevuilde raam richting mij en de verkopers van de winkel. Ze maakte een verontschuldigend gebaar en zette een timide glimlach op. Het personeel was boos. Ze vergaten mij en dachten na over een oplossing. Ik bleef staan en staarde in de saffierblauwe ogen van het jonge meisje. Ik vroeg me af hoe zij over tien jaar zal terugkijken op de nostalgie van de koopavond.