1ejaars: USC, UIT en Toverfay

basisschoolcolumns / top 40: 2007 / 2008 / brugklas: best wel dikke tieten / 2e klas: "BAGDAD BRANDT" / 3e klas: dat ene meisje / 4e klas: automutilatieperikelen / 4e klas: verboden verlangen / 4e klas: de blauwgebalde (anti)climax / 5e klas: roken en blowen / 6e klas: hakken, sloot, en loze dreigementen

2007-2008

Op mijn achttiende verjaardag werd ik weer single. Een paar dagen later realiseerde ik dat ik nog een zorgverzekering nodig had, en registreerde me bij ééntje waar ik de vruchten van zou plukken (voor bijna 100 euro per maand). In de zomervakantie in aanloop naar mijn eerste studiejaar werkte ik veel in een fabriek, waar mijn zwager mij aan een baantje had geholpen. Ik hoopte hiermee mijn college- en boekengeld bij elkaar te kunnen verdienen – met zeven broers en zussen is de kans op een goedgevulde spaarrekening vrij marginaal, en ik houd van nature teveel maand over aan het eind van mijn geld.

In augustus kreeg ik een brief thuisgestuurd van de organisatie van de UIT: de Utrechtse Introductie Tijd. Van horen zeggen had ik vernomen dat dat een vierdaags drankfestijn zou zijn, om de studententijd in te luiden. De enige vriend die ook naar Utrecht ging was Richard – ik Engels, hij Psychologie. Hij schreef zich vanzelfsprekend ook in voor de UIT, waarna ik op zoek ging naar een slaapplek. De site van de organisatie had een lijstje studentenverenigingen staan, waar mensen zich konden aanmelden voor een weekverblijf. Richard kon pas vanaf maandag, ik had het weekeinde ook vrij, en besloot me bij gebrek aan kennis van de diverse verenigingen in te schrijven bij de bovenste in het rijtje – het Utrechts Studenten Corps.

Zaterdagmiddag 11 augustus, vier uur genau, moest ik aanwezig zijn bij het hoofdkwartier van de vereniging. Ik was nog nooit verder Utrecht ingelopen dan de Neude en de Oudegracht, en liep vol verwondering en met een sporttas vol kleding richting het Janskerkhof. Links van het plein dat de Janskerk omringt stond al ruim een eeuw Het Gele Kasteel, zoals de USC-leden hun batcave hadden gedoopt. Meteen bij aankomst werd me duidelijk dat het woord 'Corps' niet voor niets in de naam van de vereniging was opgenomen. De komende week zou een aaneenrijging worden van flashbacks aan Jiskefet's Lullo's. In de ontvangstzaal nam ik alles goed in me op – het overgrote merendeel van de aanwezigen had sluiks, stijl hockeyhaar, een door het vele bier drinken ietwat gezet figuur, en droeg de schijnbaar zo'n beetje verplichte polo met overmatige trots.

Ik werd door een door de megafoon nog steeds brallerig klinkende derdejaars ingedeeld bij één van de studentenhuizen, en liep gehoorzaam naar het voor mij voorbestemde langharige corpslid. Hij heette Jan-Willem, en was een afgevaardigde van een huis aan de Justus van Effenstraat, net buiten het stadscentrum. De overige bij 'Justus' ingedeelde studenten waren een aankomend USC-lid (blond met kraagje) genaamd Maximiliaan, een neefje van de populairste student van het huis. Verder was er Robin, die een baard had, baggy kleren, veel blowde en hiphop luisterde, en Richard, die maandag pas zou arriveren. Na onze spullen in één van de beschikbare kamers te hebben gedropt, werden de eerste biertjes ontkurkt. Netjes schreven we op het blaadje op de bierkoelkast een streepje op voor elk biertje dat we nuttigden. Na een paar bier kwamen wat meer huisgenoten binnendruppelen, stuk voor stuk echte corpsknullen, en snel bleek dat er een plan voor de avond was opgesteld: kingzen tot iedereen lazarus was. Op een lege maag, natuurlijk.

Die avond dronk ik meer dan ooit. De volgende dag had ik ook meteen de ergste kater die ik ooit had gehad. Ik kon geen bier meer zien, en bleef een groot deel van de dag in de kelder van het huis hangen, waar een provisorische filmkamer was ingericht, inclusief naar seks en bier stinkende restanten van wat ooit leren banken waren geweest. Het huis was, in het kort, een studentenhuis. Overal hingen posters van USC-feesten, Lustra, naakte dames; alles was rommelig, en had een smoezelig te-weinig-schoonmaak-laagje over zich heen. Overal stonden lege en volle kratten bier opgestapeld. Op de zondagavond had men niet veel gepland, en vertelden de huisgenoten wat meer over het USC. Hoewel de UIT officieel niet meer voor hen was dan slaapplaatsen bieden aan aankomende studenten, grepen ze de gelegenheid aan om zoveel mogelijk leden te rekruteren.

Snel kwam ik erachter dat er een aardig prijskaartje hing aan fraternity boy spelen. Het lidmaatschapsgeld bedroeg meer dan duizend euro per jaar, de bierpot nog eens 100 euro per maand, de kamer afhankelijk van de grootte 3- tot 400 euro. Zo kwam ik gedurende de week tot de conclusie, stilletjes alles in mijn hoofd optellend, dat ik ongeveer 900 euro aan vaste lasten per maand zou hebben als ik me in zou schrijven voor zulk een vereniging. Tegelijkertijd met het groeiende rekensommetje, werden mij een aantal regels die voor elk USC-lid golden duidelijk. Zo bleek praten over geld of een gebrek eraan verboden, en eerstejaars moesten drie avonden per week verplicht aanwezig zijn om zich klem te zuipen. Verder was er een heel systeem van anciënniteiten; als beginnend student had je weinig te vertellen, een klein kamertje, en leefde je min of meer een slaafs bestaan bij de gratie van ouderejaars. Last but not least: als je geen rijke familie of contacten binnen de vereniging had, was je bij voorbaat al benadeeld.

Toen Richard op maandag arriveerde, en we ingedeeld werden in één van de honderden UIT-groepen, bestaande uit plusminus vijftien studenten en twee mentoren, vertelde ik hem alles wat ik te weten was gekomen. Al vrij spoedig wisten wij het morele vraagstuk dat ons voor de voeten geworpen werd, te beantwoorden. Wilden wij een studentenbestaan hebben binnen het USC? Hell, no, maar de week was pas begonnen. We besloten zoveel mogelijk gebruik te maken van de slaapplek en de gratis tosti's en bier die ons geboden werden, en verder vooral met ons UIT-groepje rond te hangen. Onze mentoren waren bij toeval ook USC-leden, en bleken het UIT-mentorschap vooral te interpreteren als 'zoveel mogelijk in de Woo zitten' – de kroeg van het USC en de vrouwelijke tegenhanger UVSV. Nu had ik over de Woolloomooloo al van alles gelezen in de boeken van Ronald Giphart – zo wist ik dat er een apenrots was, waar singles zich begaven om aan te geven dat ze zin hadden in een partijtje neuken. Toch heeft de tent me nooit aangesproken. In de UIT-week ben ik er een paar keer geweest, en elke keer ergerde ik me aan de dommige bier(rrrr)-en-tieten-sfeer die er hangt, versterkt door Tiësto-achtige rotherrie. Richard en ik pasten er gewoon niet tussen.

De mentoren lieten al de tweede dag niets meer van zich horen – er waren waarschijnlijk te weinig corps-achtige studenten in hun groepje, om de interesse erin te houden. Eén meisje uit de studentengroep nam de verdere verantwoordelijkheid op zich, en ging langs verenigingen om openhuisbezoekjes te regelen, keek nauwgezet alle feesten en partijen na en zorgde voor goedkope eetgelegenheden. Richard en ik gingen avond aan avond naar de feesten overal in de stad, meestal met een paar mensen van ons groepje, om tot vier uur 's nachts te drinken. We konden allebei niet zo geweldig dansen, en deden daarom de andere groepsleden na. Eén van de altijd aanwezige meisjes heette Fay – ze was een prachtige, half-Indisch uitziende verschijning, en hoe zij heen en weer hupste op de hit van dat moment (zie filmpje onder de column) zal ons altijd bij blijven. Aan het eind van de avond stommelden we richting de Justus van Effenstraat, om tot half drie uit te slapen. 's Middags wakkerwordend maakten we flauwe geintjes over Fay - (“put your magic spell on me”), sjokten dan versuft naar de Neude voor een ontbijt van bier en driedubbeltosti's, en bleven zodoende continu de kater tot later uitstellen.

Ik vroeg me af wat me nog te wachten stond in Utrecht. De UIT had me ontzettend verbaasd. Was het de komende jaren écht alleen maar lanterfanten, op vrouwen jagen en honderden euro's per maand uitgeven aan verdovende middelen? Of zouden de Engelsstudenten volledig andere mensen zijn? De eerste week van september begon mijn studie pas echt. Ik was tijdens de wazige introductiedagen nog geen enkel persoon van de studie Engels tegengekomen, dus ik was rázend benieuwd...

(Mochten jullie het einde enigszins (te) kort vinden – dat klopt, excuses. Ik ga volgende week vrolijk verder. Ik was zondagavond met broertjelief zó druk doende met het maken van een sneeuwpop, dat ik om half elf 's avonds geschokt door het volledig vergeten van de tijd mijn column (alles behalve de eerste 2 alinea's) nog moest aftypen.

volgende week: meer studentenavonturen

 

(ida corr - let me think about it, hetgeen tijdens de UIT op elk feestje minimaal vijf keer per uur werd gedraaid)