Spacecake: een late boodschap

We zaten met zijn vieren aan een tafeltje in het restaurant waar één van ons werkt. Het was zaterdagnacht. Buiten krioelde een luidruchtige massa – dat hoort immers op een uitgaansavond. Het restaurant was gesloten, alleen wij, met zijn vieren, zaten er om ons voor te bereiden op de locale discotheek. Op tafel was een tweetal flessen uitgestald. Bacardi en Vieux. Binnen de gelederen viel links en rechts de ontevredenheid op te merken. Iedere week jezelf strontlazarus drinken, om vervolgens de volgende dag geteisterd te worden door een kurkdroge bek en herinneringen aan daden die je niet of nauwelijks kunt plaatsen, gaat natuurlijk op een moment ook tegenstaan. We hadden iets anders nodig.

De voorgaande dag, toen ik met een neef van mij mee was gelopen naar een coffeeshop, zag ik dat ze een nieuw product hadden: spacemuffins. Het idee behoeft natuurlijk geen verdere uitleg. Ik vertelde mijn drie vrinden aan tafel over de spacemuffins en suggereerde dat we wellicht die troep een keer moesten uitproberen. Het zou toch een ander effect teweegbrengen dan de conventionele alcohol, en dat is wat we wilden – iets anders. Maar algauw kwam de tegenstand. Volgens mijn vrinden zou de hoeveelheid wiet in een spacemuffin uit de shop marginaal zijn, waardoor je totaal niets voelt. Daarop bedacht ik het inventieve plan om zelf een cake te maken. We zaten per slot van rekening in een restaurant, en met alle keukenapparatuur die je daarbinnen treft, kun je een heel eind komen.

Dus liep één duo naar de shop om voor vijfentwintig euro wiet op te halen, terwijl een andere jongen en ik de oven inschakelden en het juiste keukengerei en de producten bij mekaar zochten voor het bakken van een spacecake. Binnen de kortste keren waren we met zijn vieren verwikkeld in een hevig bakproces. De wiet ging in de blender en werd toen vermengd met de drab die de cake zelf moest behelzen. De grote groene stukken in de uiteindelijke smurrie leken niet helemaal in orde, maar goed: de tijd begon ook te dringen. Het was al 0.30! We moesten dus langzamerhand vaart maken. Ik zocht een juiste bak uit en goot toen ons brouwseltje daarin, alles geheel volgens de gebruiksaanwijzing die op de doos van het cakemeel stond.

Toen moesten we wachten. De sterk penetrante geur van wiet nam met de minuut toe. Ongelogen, de hele binnenstad van Deventer moet geroken hebben naar onze spacecake, maar daar hielden wij ons niet mee bezig, wij wilden die troep snel verorberen en vertrekken in de richting van de discotheek waar we breezertemeiers konden lastigvallen. Om 01.15 nam ik de cake uit de oven, zette alle ramen in de keuken open, opdat de geur kon wegvloeien, en pakte vier bordjes en evenzoveel vorkjes en schoof weer aan bij mijn vrinden. Ik sneed de cake in vier evenredige stukken en deelde deze uit. Iedereen had nu zijn rantsoen voor zich liggen.

We keken mekaar aan. Wie zou het eerste hapje nemen? Ik wilde nog meer tijdverlies voorkomen en besloot daarom een stuk naar binnen te werken. De anderen keken me met uitpuilende ogen aan. De bronskleurige cake met de grote donkergroene stukken erin, verried eigenlijk al dat het niet zou smaken, maar het ging die nacht louter om het doel. Dat was het stimulerende effect. Dus om nog meer druk op de ketel te zetten, at ik mijn aandeel volledig op. Ik kreeg een onnatuurlijk droge mond. Mijn vrinden volgden het voorbeeld. Binnen vijf minuten was er geen spoor meer te bekennen van de cake, ja, alleen een paar kruimels.

Buiten nam het geluid in volume af. De meeste mensen hadden een plekje uitgekozen in een café of discotheek en zouden er vertoeven tot het einde van de nacht. Wij zaten ietwat onbeholpen te kijken naar mekaar en stelden steeds dezelfde vraag: ‘Voel jij al wat?’ Maar niemand voelde wat. Helemaal niets! Het was inmiddels half drie, ruim een uur nadat we die brol naar binnen hadden gewerkt. De deur van de discotheek sluit om 03.00 uur. We moesten dus snel zijn. Dit project leek immers verloren. We zagen in dat de wiet geen effect zou sorteren, we waren – voor ons gevoel – genaaid door de coffeeshophoudster – groen als we zijn. Daarop nam iedereen afzonderlijk een paar (drop)shotjes en vertrokken we tamelijk nuchter (en teleurgesteld) in de richting van de discotheek.

Eenmaal binnen was het behelpen. Ik was nog nooit nuchter in een discotheek geweest en dat voelde toch anders. Vooral als iedereen om je heen wel sikker is. Dus ik leunde maar een beetje op een toog, keek als ramptoerist om me heen en bestelde een colavieux. Aan de andere kant van de toog stond ook iemand, een schone blondine van amper twintig jaar. We lonkten een beetje naar mekaar, maar ik had geen zin (of misschien wel geen moed) om haar aan te spreken. Tegen vieren begon er iets met mij te gebeuren. Ik had nog niet zoveel gedronken en toch voelde ik me apart in mijn hoofd. De verderfelijke wereld en de mensen werden ineens mooi en ik kon niet ophouden met (glim)lachen. Nee, serieus… Alles was opeens mooi.

Ik zocht mijn vrinden op en keek wat zij aan het doen waren. Toen ik er één tegenkwam, constateerde ik dat hij al evenzoveel pret had. ‘Waarom lach je?’ vroeg ik hem. Hij keek me zo mogelijk met een nog grotere lach aan. ‘Ik weet niet, man. Uh, zou het de cake zijn?’ Ruim twee uur na het opeten van de cake, begon hij, de cake, dus in te slaan. De werking werd steeds heviger. Ik kon maar niet afblijven van mezelf. Elke streling voelde goddelijk aan. Als iemand normaal tegen me aanloopt, ben ik uit mijn hum, maar nu voelde het heerlijk. Mijn benen waren zo licht, dat ik nauwelijks voelde dat ik liep. In die situatie leek het me wijs om mijn kliek bijeen te rapen en te vertrekken naar een rustige plek. Ik wenkte het meisje dat ik eerder aan de bar had zien staan, om mee te lopen, en dat deed zij voetstoots. Ze nam ook een vriendin mee.

Om 06.30 zaten we met zijn allen aan de IJssel, ergens op een grasveld. Ik geloof dat de meisjes vreemde ideeën hebben gekregen over ons. Ze zullen wel gedacht hebben dat we krankzinnig waren. Maar dat was de wiet. Niets aan te doen. Een van mijn vrinden poogde het blonde meisje te kussen, zij weerde af. ‘Hé’, riep hij licht teleurgesteld. ‘Niet zo kieskeurig zijn…Dat ben ik toch ook niet?’ Het meisje sloeg hem met de platte hand op zijn wang en vertrok met haar vriendin. Zij verdwenen in de ochtend. Wij besloten te gaan liggen op het gras en staarden naar boven. Het morgenrood maakte aanstalten om zich te tonen aan ons. Zo mooi was de dageraad nog nooit.