4e klas: automutilatieperikelen

basisschoolcolumns / top 40: 2004 / 2005 / brugklas: best wel dikke tieten / 2e klas: "BAGDAD BRANDT" / 3e klas: dat ene meisje

2004-2005

 

Richard was in de vierde klas mijn beste vriend. Het trof me zwaar toen hij en ik vrijwel tegelijkertijd een meisje probeerden te scoren, en het hem wel lukte en mij niet. Hij had het zusje van de vriend van zijn zus aan de haak geslagen, ik een vriendin van school, waarover ik al eerder columneerde. Zo nu en dan vroeg ik hem hoe het stond met zíjn meisje. “Goed,” was het dan, “dit alles nog nooit meegemaakt, maar het gaat verdomd goed.” Ik probeerde eind mei -rond mijn zestiende verjaardag- nog steeds Tessa te veroveren, die mij slechts 'als vriend' zag. Wij mannen weten allemaal wat dat betekent.

Het lukte niet. Ik had flink de pest in het hele gedoe, maar besloot mijn ouders niets te vertellen en de schijn op te houden. De hilariteit -en schaamte, daar niet van- was dan ook ontzettend groot toen mijn moeder de verjaardagstaart overhandigde, met een foto van mij en Tessa erop gedrukt. Al mijn vrienden -Tessa incluis- waren aanwezig. Ik vroeg ze het aan níémand te vertellen, en daar hielden ze zich aardig aan. Toen ik door Richard op 7 juni werd aangesproken op MSN omdat hij problemen met zijn meisje had, was ik nog wel wrokkig om het mislukken van mijn poging tot liefde, maar misgunde ik mijn beste vriend zijn flirt alleszins niet.

Richard vroeg of ik hem kon helpen. Ik zei dat ik daar altijd bereid toe was, en vroeg wat er aan de hand was. “Nou”, zei hij, “ze snijdt zichzelf enzo.” Mijn mond viel open. “WAT?!” Richard legde uit dat ze had verteld dat haar vader veel dronk, haar moeder ontzettend stresserig was, en dat zij daardoor klaarblijkelijk zo ongelukkig was, dat ze een schaar uit een laatje had gevist om vervolgens krassen te maken op haar onderarmen. Hij had daar al eerder naar gevraagd, maar toen beweerde het meisje dat ze in een rozenstruik was gevallen tijdens het skaten. Nu hij de waarheid hoorde, wist hij niet zo goed wat hij ermee aan moest. “Wil jij misschien met d'r praten? Jij bent altijd wel goed met meisjes en zo, misschien kun jij haar kalmeren of zo. Mij lukt het niet.” Richard was wanhopig, dus ik zei dat hij het mailadres maar moest passen.

Van het een kwam het ander. Na een nogal kortstondig, volslagen hysterisch eerste gesprekje sprak ik haar een paar dagen erna weer. Het werkte heel simpel. Ik gaf haar 'uitleg over Richard', hetgeen betekende dat ik moest aangeven wat hij leuk vond, wat voor luchtje hij had, dat soort bullshit; vaak kopieerde ik die vragen gewoon in mijn venstertje met Richard, die antwoordde dan, hetgeen ik weer feedbackte aan het meisje. In ruil daarvoor vertelde ze verhalen over thuis; hoe de situatie nou zat, waarom ze zichzelf is gaan snijden en of ze al had geprobeerd ermee op te houden of er met een deskundige over te praten. Ze probeerde al snel gewoon te msn'en, zonder het over problemen te hebben. Ik ging daarin mee, en ze bleek inderdaad een aardig meisje te zijn; vrolijk, goedlachs, ouwehoert de oren van je kop.

Het waren gouden msn-tijden; op onze school was dat dé manier van communicatie. Donderdag 16 juni kwam ik rond een uur of acht van een namiddagse bierdrinksessie thuis. Ik trok mijn mobiel uit de lader terwijl ik msn aanslingerde. Het 15-jarige vriendinnetje van Richard was niet online, en ik had een sms'je. “Bert, mn pa werd vet aggro en ik ben weggerend en kan ni naar rich want mn broer is daar... help!!” Ik las het bericht nog een keer door en drukte op het belknopje van de telefoon. “H... hoi...?” “Hee, met Bert; ik las je sms'je, wat is er aan de hand?” Haar batterij was bijna op. Ze zei dat ze bij het kanaal zat, naast de sluis. Ik vroeg welke sluis, omdat dat kanaal tig kleine en grote sluizen heeft, maar ze viel weg. Ik weifelde geen moment, stak de telefoon in mijn broekzak, holde naar beneden, zei tegen mijn vader dat ik een boodschap ging doen en sjeesde op mijn fiets de poort uit.

Ik fietste harder dan ik ooit had gefietst, probeerde onderweg meermalen te bellen – zonder resultaat – en kwam na een kilometertje of vier bij het kanaal uit. Ik wist nog steeds niet waar ze precies zou zitten. Ze kon bij de sluis drie kilometer naar het zuiden zitten, die van 500 meter noord, of die van zeven kilometer noordwaarts. Ik besloot ze voor de zekerheid alledrie na te crossen en fietste eerst naar de zuidelijkste. Er stond een man te vissen, en ik vroeg hem gehaast of hij “een meisje vijftien jaar bruin haar ongeveer een meter zeventig lang” had gezien, hij ontkende een dubbele negatie, ik tuurde de weilanderige omgeving af, het kanaal langs, stapte weer op mijn fiets, gaf de man mijn telefoonnummer voor als hij iets zou zien, en fietste terug, nu naar het noorden. Ik probeerde telkens te bellen, fietste harder dan ik hebben kon, riep haar naam veelvuldig de stille wateren over, stopte bij elke fietser en visser om te vragen of ze iets hadden gezien.

Ik was nog nooit zo ver het kanaal opgefietst. Er was een kano-verhuur, een hele hoop boerderijen, en later een noordelijk gelegen dorp. Daar woonde Richard, en was de laatste sluis. Ik schreeuwde haar naam opnieuw. De laatste lettergreep galmde terug. Zachtjes hoorde ik verderop “ja?”, waarna ik vermoeid van het uur crossfietsen langs de oevers tuurde. Bij de sluis, onder een boom, zat ze met haar benen opgetrokken te bibberen van de kou. Het miezerde en ze had geen jas aangetrokken. Ik had haar nog nooit gezien; het was een leuke verschijning, Richard verdiende kudo's. Ik vroeg haar wat er was gebeurd. Haar vader was dronken naar boven gestormd en had tegen haar slaapkamerdeur aan staan trappen, tot er een gat in zat. Hij had staan schreeuwen en een uithaal naar haar hoofd gedaan; haar oorschelp was bloederig. Ze was uit het raam gevlucht en weggerend, en durfde niet terug. “En als ik naar Richard ga zit mijn broer daar want die heeft met Richards zus...” Ik stelde voor dat ze wel mee kon naar mijn huis; mijn ouders zouden zich wel over haar ontfermen.

Ze twijfelde even maar zei toen ja. “Kijk aan. Spring maar achterop. Hier heb je m'n jas, volgens mij heb ik het warmer dan jij.” Ze trok het vaalrode zomerjack aan en klampte zich direct aan me vast. Vaster dan meisjes zich meestal vastklampen achterop een fiets bij een vreemde. Haar hoofd tegen mijn rug leunend, haar armen om me heen, en maar tegen me aan praten. Ik begreep er niets meer van, besloot de innige knuffel te negeren, maar glimlachte vanbinnen. Het was toch de vriendin van Richard, hè, daar bleef je ten allen tijde af. De lucht was schemerdonker met een diepgele horizon. De weg naar huis duurde een goed half uur. “Al word ik honderdzes”, zei ze telkens. “Al word ik honderdzes, ik zal dit nooit meer vergeten, wat je voor me doet.” “Je doet wat je kan, toch?” zei ik dan steeds. Zo zag ik het leven destijds, en dat is weinig veranderd. Thuisgekomen legde ik de situatie aan mijn ouders uit. Die hadden bezwaren; ze was nog geen zestien, dus ze zouden eigenlijk de politie gewoon moeten bellen, of haar ouders. Ik zei dat dat wellicht niet zo'n goed idee was en overtuigde ze van mijn gelijk. Ik hielp het meisje aan een glas drinken en zei dat ze wel een film mocht uitzoeken om te kijken, het was toch pas tien uur. Ik ben koopziek, en had dusdoende destijds al een stuk of vijftig dvd's. Ze koos Tomb Raider.

Ik glimlachte en duwde de dvd in de speler. “BERT!” Mijn vader riep beneden aan de trap. “Ja?” “Kom eens naar beneden! De broer van dat meisje is er!” Ik keek haar vluchtig aan; haar ogen stonden wijd van de paniek. Ik zei dat het wel goed zou komen en dat ze voor mijn part elke dag uit school hierheen of naar Richard kwam, en dat er altijd een oplossing was; standaardopmerkingen, maar ze werkten. Ze luchtte wat op, liep met me mee naar de trap, en trok me in de gang naar zich toe. “Heel erg bedankt voor dit alles... ik zal het echt nooit vergeten.” Ze gaf me een kus op mijn wang, en knuffelde me innig. Heel even vergat ik dat ze bezet was.

volgende week: 4e klas, deel twee

jeugd van tegenwoordig - watskeburt (nummer 1 in de nederlandse top 40 van 11 tot 30 juni 2005)