Verander-de realiteit

Dit is Tuvokki!

“En in alles schuilt een probleem, vandaag de dag.” Karst zuchtte nog maar een keer.
“Je loopt wel te mopperen, hoor. Ik hoorde dat je redelijk slim bent, maar niet dat je een chagrijn bent.”
“Ach, het is niet zozeer mopperen, hoor.” Met een sierlijke boog gooide Karst zijn koffiebeker richting prullenbak. Nog voor het bekertje de grond raakte stond Karst al op. Hij vervolgde: “Ik heb gewoon een zeer vastomlijnd idee van de werkelijkheid. Ergens in mijn werkelijkheid zit een soort raampje verscholen. Dat raampje biedt me een blik op een ander, parallel universum. Dat is de werkelijkheid waarin jullie leven. En het stoort me dat er zo rigide wordt geoordeeld over mensen met een andere blik.”

Theo bekeek het tafereel. Karst had zijn bekertje opgeraapt. In plaats van het ding direct in de prullenbak te deponeren, liep hij terug naar zijn stoel om de mislukte worp opnieuw te proberen. Met precies hetzelfde resultaat. Dit herhaalde zich een aantal keer. Voor Theo was het al snel duidelijk: het bekertje ondervond teveel weerstand van de lucht om ooit de prullenbak te bereiken. Het was een simpel natuurkundig effect. Iets met krachten die op elkaar werken. Karst trok zich hier niks van aan. Net zoals hij zich niks aantrok van de heersende moraal en de regels die binnen het bedrijf golden. Niemand mocht hem, maar Theo had een soort van waardering voor de onafhankelijkheid van deze jongen.

“Waarom heb jij er moeite mee om de dingen te zien zoals wij ze zien?” vroeg Theo.
“Dat is het hem nu juist. Ik zie de dingen echt wel zoals jullie ze zien. Of ik kan ze zien zoals jullie ze zien, als ik wil. Het is een kwestie van aanpassen. Ik interpreteer mijn wereldbeeld en match het aan die van jullie. Andersom kan dat niet, omdat jullie een wereldbeeld, een referentiekader delen. Doordat ik bij iedereen om me heen kan toetsen hoe jullie je werkelijkheid beleven, kan ik me een beeld vormen van hoe verschillend die is ten opzichte van die van mezelf. Dat geeft me de ruimte om te doen alsof ik normaal ben.” Voor het eerst deze middag lachte Karst. “Normaal is in deze gedefinieerd als: hetzelfde als de rest.”
“Dus als jij je conformeert aan de heersende moraal, verloochen je jezelf?” Het klonk meer als een conclusie dan een vraag, realiseerde Theo zich.
“Niet zozeer verloochenen. Vergelijk het met bijvoorbeeld een kameleon. Wat zijn echte kleur is, weet alleen hij zelf. Wij zien hem in de kleur die hij aanneemt. Jullie zien dus mijn realiteit, aangepast op die van jullie. Als ik me gedraag.”

Theo snoof. Die laatste opmerking was precies de reden dat Karst hier terecht was gekomen. De jongen was een goede werknemer, maar paste niet in het team, zoals dat netjes geformuleerd werd door elke projectleider die hem onder zich gehad had. Hem was gevraagd om eens met Karst te praten, aangezien hij nog nooit met hem te maken had gehad. Karst zou hierdoor geen enkele reserve moeten hebben tegen zijn persoon. Dat was namelijk het andere probleem. Als Karst eenmaal in zijn hoofd had dat iemand slecht was, dan was dat meteen het grootste obstakel om met die persoon te werken. Theo had in eerste instantie geweigerd de amateurpsycholoog uit te gaan hangen. Zijn voorstel om de jongen gewoon te ontslaan was door de directeur tot laatste optie gebombardeerd. Het tekort aan goede techneuten was schrijnend, en in de targets voor dit jaar stond nu eenmaal dat er vijftien programmeurs bij zouden komen. Dat target was bij lange na niet gehaald, en als er ook nog eens iemand werd ontslagen hield het bedrijf helemaal weinig techneuten over. En dat stond weer niet goed op de rapportages van de directeur, die verantwoording moest afleggen aan de holding.

Het gesprekje was begonnen met een korte, wederzijdse kennismaking. Theo had volstaan met de mededeling dat hij was gevraagd met Karst te gaan praten over zijn functioneren. En Karst had nors gebromd dat hij niets hoefde te vertellen over zichzelf, omdat alles vast al in zijn file stond. Gaandeweg het gesprek brak het ijs. Theo vond dit al een overwinning; hij had ontwapenend gesproken over wat hij vond van dit gesprek. Hij had eerlijk verteld hoe hij er over dacht. En daarmee had hij het respect van de jongen gewonnen.
“Blijkbaar weet je dus dat je je moet gedragen, en je weet hoe je je moet gedragen, alleen doe je het niet?” Theo was nu alleen nog benieuwd naar de beweegredenen van de onhandelbare knaap. Dat hij het advies zou geven om hem alsnog met een grote boog het bedrijf uit te flikkeren stond al vast.

“Nou, ik gedraag me nu toch?” Karst keek niet op of om, en ging door met het ritueel van gooien, opstaan, zitten en weer gooien.
“In mijn realiteit sta ik een keer op, deponeer ik het bekertje na een keer mis gooien in de bak. Gewoon omdat ik al vrij snel tot de conclusie ben gekomen dat het natuurkundig niet mogelijk is om van die afstand een leeg bekertje in de bak te gooien. Die conclusie had ik van tevoren al getrokken denk ik”
“Niets is zeker, niets staat vast. Niemand kan met zekerheid beweren dat zijn realiteit de enige echte realiteit is.” Karst ging op zijn stoel zitten en zwaaide met zijn arm. Het bekertje dat de keren daarvoor nog ruim een meter voor de prullenbak op de grond was gekomen, viel nu zonder de rand te raken midden in de bak. “Zijn we klaar? Volgens mij moet ik mijn bureau op gaan ruimen.”

Theo keek van de deur van zijn kantoor naar de prullenbak en terug. Nadat Karst was weggegaan, had hij een bak koffie gehaald en was hij een mail gaan tikken met zijn aanbeveling. Zijn verslag kwam erop neer dat hij geen kans zag dat Karst ooit zijn volle potentie binnen dit bedrijf kon bereiken.
Terwijl Theo na dacht over het gesprek met de knaap, had hij enige moeite gehad met zijn beslissing om te doen wat hij deed. Hij liep al jaren in de pas, en wat hij had willen vertellen aan de jongen, was dat het allemaal wel zou wennen. Zijn eigen neiging om zelf ontslag te nemen, werd steeds minder naarmate de tijd verstreek.

Terwijl zijn computer aan het afsluiten was, ging Theo op de stoel van Karst zitten. Hij dronk de laatste slok uit zijn bekertje koffie. Even peinsde hij of hij dit experiment wel moest doen. Toen gooide hij in één keer zijn bekertje in de bak.
“Het zal allemaal wel,” mompelde Theo tegen niemand, “ik ga weekend houden.” Hij pakte zijn jas en liep door een bijna leeg kantoor naar de garage.