Groep 5: de dood en Diana

------

noot vooraf:

Wat voordeel zal 't bedrog u baren,
Vermetel rot van lasteraren?
Wat voordeel zal u in dit leven
Uw bitse tong, uw boosheid geven?
Gij haalt op u, o leugensprekers!
De pijlen enes sterken wrekers,
En een jeneverkolengloed*,
Waardoor gij haast verbranden moet.

*Houtskool van de jeneverboom

------

eerdere delen / groep 1: haar verneukt
groep 2: glijbaan-vluggertjes

groep 3: bloederig breekbaar

groep 4: geile stagiaire


groep 5: 1997-1998

Op de 28e van augustus was de familie Van Bommel teruggekomen van vakantie. Henk, mijn achtjarige beste vriendje, was eindelijk weer thuis van zijn escapades in Frankrijk, en kwam meteen langs. Het was het laatste weekend voor school weer zou beginnen, en Henks vader was jarig. Aad, heette hij, hoewel ik hem altijd aansprak met 'vader van Henk'. Hij werd 45, maar besloot de verjaardag een weekje uit te stellen. Hij voelde zich niet zo lekker, en spendeerde het grootste deel van de dag in bed.

Henks vader was een gemoedelijke vent. Dik zwart haar, borstelige wenkbrauwen, een eilandje op zijn achterhoofd. Hij was altijd rustig, gezellig, maakte geintjes en zag overal de lol van in. Hij en zijn vrouw hadden een gezin van vijf kinderen, drie jongens en twee meiden, variërend in leeftijd van vijf tot vijftien jaar. Waar hun moeder altijd met de hand op de knip zat, stressvol was, en alles serieus nam, was hij haar tegenpool, haar evenwicht; de yin en de yang, zo je wil.

Mijn vader had hem in de zomer van '96 geholpen met het verbouwen van de woonkamer, toen de familie Van Bommel op vakantie was: er werd een paar meter aangebouwd, en aangezien paps in de bouw werkte hielp hij zijn vriend. "Om een uur of tien hadden we altijd al eventjes 'werkoverleg'", zei mijn vader mij laatst. 'Werkoverleg' betekende natuurlijk een biertje, zittend op de witte tuinstoelen in de bloedwarme zomerzon. Zo was Henks vader: het leven was voor hem een lachertje.

Ook gedurende de zaterdag zat Aad vooral in zijn bed, rechtop, te hoesten en te bibberen van de koorts. De nacht slaap had niet geholpen, en zodra hij zijn ogen opendeed begon de benauwdheid hem weer parten te spelen. Henk moest bij mij gaan spelen, in plaats van ik bij hem, omdat de computer op de slaapkamer van zijn ouders stond. Ik vroeg hem hoe het ging met zijn vader, en hij zei dat hij het ook niet goed wist.

Weer een nacht ging voorbij. We stonden op om 's ochtends naar de kerk te gaan, zoals we dat elke zondag deden. Routineus klom ik om zeven uur uit mijn bed, stommelde ik naar beneden en zette ik de televisie aan. Nederland 1, het eerste kanaal, zond een extra nieuwsitem uit. Normaal was de zondagmorgen gereserveerd voor kinder-tv, maar nu was er een bezorgd kijkende presentator in beeld.

"Vannacht", begon hij, even op zijn blaadje kijkend, "omstreeks half één, is een auto waarin de Britse prinses Diana zat, verongelukt in een tunnel in Parijs. In de auto zaten ook haar vriend, Dodi Al Fayed, een bodyguard en de bestuurder; Al Fayed en de bestuurder kwamen direct om het leven. Prinses Diana van Wales is met zware verwondingen naar het ziekenhuis vervoerd, waar zij omstreeks vier uur vannacht is overleden." Mijn moeders mond viel open van ontzetting. Ze besloot de kerk 's ochtends te verzuimen.

's Avonds hadden we inmiddels de beelden van de gecrashte Mercedes gezien, honderd filmpjes over het leven van Diana en de goede doelen die ze behartigde, haar relatie met Charles, haar antipathie richting het Britse koningshuis. De vader van Henk maakte het allemaal minder bewust mee, en zat ook de hele zondag zijn ziekte uit te zitten in bed. Mijn vader vertelt dat hij, hoewel hij een echte vechter was, zich ditmaal alles liet welgevallen, haast gedwee, beschouwelijk. "Alsof hij het aan voelde komen", om mijn vader direct te quoten.

Rond zeven uur 's avonds ging hij op de rand van zijn bed zitten. Hij hoestte, gulpte naar adem, benauwder dan ooit, zeer hoge koorts. Eén van zijn kinderen vond hem in de erbarmelijke toestand waarin hij zich bevond, en waarschuwde moeder. Wij waren inmiddels naar de kerk, waar de dominee ons een preek lang eveneens waarschuwde, voor de vergankelijkheid van het leven, hiermee doelend op de overleden prinses. Terwijl wij zaten te luisteren, snelden twee ambulances zich van het ziekenhuis naar ons dorpje.

Anderhalf uur lang werd Aad gereanimeerd. De ambulancebroeders wisselden elkaar af, omdat het zwaar werk was. Ze hadden van die stroomstoot-apparaten, defibrillators heten ze, en probeerden negentig minuten lang alles wat ze konden voor de wegkwijnende vader. "CLEAR", hoor ik Amerikaanse ziekenhuisseries weergalmen in mijn hoofd. Bzzzzt. CLEAR! Bzzzzzzt. Hartmassage. Mond-op-mond. BZZZZT. Meer hartmassage. Meer mond-op-mond. Meer elektriciteit. Anderhalf uur negeren van het onnegeerbare. Het voorkomen van het onvoorkomelijke. Een beeld van de toen nog lang niet bekende Agent Smith schiet me voor de ogen: “It is inevitable.”

Om half negen reden wij van de kerk naar huis. Normaal gesproken zouden we langs Henks huis rijden, omdat dat op de route lag, maar ditmaal kon het niet. De hele straat stond vol. Twee geparkeerde ambulances en zeker honderd ramptoeristen blokkeerden ons de toegang. Precies op dat moment kwamen de broeders naar buiten met een brancard, met daarop iets wat qua vorm op een mens leek, met een zwarte deken eroverheen. Mijn vader reed om, parkeerde de auto, en snelde met moederlief richting de Van Bommels, toen de ziekenwagens weggereden waren.

De dag erop begon school weer. Henk kwam de eerste dagen niet. Daarna heeft hij één keer gehuild op school. Verder wilde hij er nooit over praten. Wat mijn ouders destijds wel wisten, maar mij nooit vertelden, was dat Henk het van dichterbij heeft meegemaakt dan ik altijd heb gedacht. Pas toen ik in voorbereiding op deze column zondagmiddag het hele verhaal opnieuw van mijn vader horen wilde, werd me duidelijk waarom Henk nooit heeft gepraat over zijn vaders dood.

Van het moment dat Aad rond zeven uur rechtop in zijn bed stervend werd aangetroffen, gedurende de anderhalf uur reanimatie en tot ver nadat de ziekenbroeders zijn vader aflegden en met lege handen en een brancard met dekens erop terug naar het ziekenhuis gingen, stond de slaapkamerdeur open. Op de trap richting zolder zat kleine achtjarige Henk, onopgemerkt in de chaos, het schouwspel te bekijken. Elk angstaanjagend, mensonterend moment ervan. Elke seconde, anderhalf uur lang.

De donderdag erop werd Aad begraven. Het was mijn eerste begrafenis. Half het dorp was aanwezig, en veel mensen moesten huilen. Zijn vrouw reageerde op het voorval met een begrijpelijke menselijke reactie: ontkenning. Ze schoot door in zuinigheid, liet zich regeren door stress en heeft naar mijn weten de dood van haar man nooit kunnen verwerken, altijd voor zich uit geschoven. Elf jaar later loop ik soms nog langs zijn graf, als we een zondagmiddagrondje doen langs de gemeentelijke begraafplaats.

Wat ik bemerk, is hoe snel alles in herinneringen vervaagt en wegebt. Het is voor mij, elf jaar na dato, moeilijker dan ooit om Aad in al zijn details te herinneren. Wat ik weet is dat de woorden die de kerk altijd laat zingen bij het overlijden van iemand, hun waarde nooit verliezen voor diegenen die er waarde aan hechten. Nu wil ik jullie na mijn openingsstatement niet vervelen met nóg een psalm, maar ik doe het toch.

Gelijk het gras is ons kortstondig leven
Gelijk een bloem, die op het veld verheven
Wel sierlijk pronkt, maar kracht'loos is, en teer
Wanneer de wind zich over 't land laat horen
Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren
Men kent, en vindt, haar standplaats zelfs niet meer.


In memoriam, Aad van Bommel, 28-8-'52 – 31-8-'97, waar hij ook mag zijn, tot op de dag van vandaag de tofste vriendjesvader die ik me ooit heb kunnen wensen.

volgende week: groep 6



elton john – candle in the wind (nummer 1 in de nederlandse top 40 van 27 september tot 31 oktober 1997)

post scriptum: in de nazomer van 1997 stonden enkele rake nummers op 1: van 5 juli tot 5 september puff daddy en faith evans met de ode aan biggie smalls, “i'll be missing you”, daarna drie weken freek de jonge met "leven na de dood", maar deze sluit van de drie wat mij betreft het beste op de column aan.