Groep 4: geile stagiaire

eerdere delen / groep 1: haar verneukt
groep 2: glijbaan-vluggertjes

groep 3: bloederig breekbaar


groep 4: 1996-1997


 In groep vier ging het trage onderwijs verder waar het in groep drie gebleven was: avi-boekjes, schrijfschriften, simpele rijtjes rekensommen en eens in de week schoolzwemmen. Ik heb voor het eerst in de serie mijn rapport er even bij gepakt: bijbelkennis en schrijven een 7, lezen, taal, dictee, biologie, topografie, rekenen en tekenen een 9. Opmerkingen vooral in positieve trend, maar ook: “Bert is een gezellige jongen, die goed z'n best doet, maar soms te veel praat! Hij heeft goed gewerkt, prima! Maar in de klas praat hij nog steeds vaak voor zijn beurt.” De meester verduidelijkt zijn statement door mij elke periode in de rijtjes 'concentratie-werkhouding-werktempo-werkverzorging' een 'goed' te geven, maar consequent een 'voldoende' bij 'gedrag'.

Ik zag in groep vier de trend ontstaan, dat sommige kinderen nog met letterplankjes speelden, terwijl het leesgroepje waar ik in zat al avi-6-literatuur las. We kregen elke dag anderhalf uur om rekensommen te maken, maar dat was de tijd waarin de achterlijkste leerlingen het af konden krijgen, met als gevolg dat mijn vriendjes en ik vaak al na een half uur zaten te klieren. Destijds -en nu nog steeds, als ik mijn broers en zussen met kinderen moet geloven- werd er slecht geanticipeerd op leerlingen die alles sneller deden dan de rest; we moesten meestal onze kop houden en boekjes gaan lezen. Dit jaar is ook het eerste jaar waar ik me veel dingen uit het nieuws begin te herinneren. Ik keek zelf het Jeugdjournaal, en keek dagelijks ook met mijn ouders het nieuws van zes uur.

Het was het jaar van Tupac, Dolly, Marc Dutroux, Henk Angenent, O.J. Simpson, Jantje Smit, Tony Blair, Hongkong en Timothy McVeigh. Voor mij het jaar van Space Jam, de geniale animatiefilm met Michael Jordan en de Looney Tunes, die me deed besluiten als ik later groot was naar de VS te verhuizen. Het jaar sukkelde rustig voorbij. In de laatste maand ging de meester op een cursus -ik geloof dat hij aspireerde later hoofd te worden-, waarop er een gat in het personeel ontstond. Dit werd opgevuld door een pabo-studente, die de klas in juni 1997 naar groep vijf moest helpen. Mijn verjaardag -31 mei- viel op een zaterdag, en de dag na het zwemfeestje maakte mijn moeder de uitdeelmand met zakjes chips alvast klaar, en bakte ze een cake voor de leraren.

Maandag twee juni, kwart voor negen, zat ik tussen mijn medeleerlingen op mijn plek te wachten op de meester, de mand netjes onder zijn bureau. Acht jaar was ik geworden, en ik verwachtte toch op z'n minst een met krijt getekende, bonte driekleur inclusief grassprietjes, een ballonnetje en 'Bert, gefeliciteerd met je 8e verjaardag' op het bord, zoals de meester dat bij elke verjaardag deed. Niets van dat al. Om tien voor negen kwam niet de meester, maar de juf binnen. Ze had blond krulhaar, dat los tot over haar schouders viel, een prachtig gezicht en een figuur waar je u tegen zegt, dit alles gestoken in een topje wat de andere juffen nooit zouden dragen en een voor de christelijke school iets te korte rok. De klas viel stil en ze stelde zichzelf voor.

“Hoi, ik ben juf Carine, en nu de meester weg is zal ik jullie de laatste weken van het jaar lesgeven.” Ze ging achter het bureau zitten en stootte zich aan de verjaardagsmand. “Van wie is de mand onder het bureau?” Ik stak mijn hand op, ten teken dat ik iets wilde zeggen. “Ja, ehh...” haar felblauwe Bambi-ogen verschoven hun blik van de mijne naar het namenblaadje dat voor haar lag, “Bert?” Ik zei weifelend dat ik jarig was geweest, en vertelde dat het gebruikelijk was een vlag op het bord te tekenen. “Dat doe ik zo, als we rekenen, goed?” Ik knikte, nog steeds gebiologeerd naar haar starend.

Vlak na de koffiepauze kwam de meester van groep drie binnen, net toen ik iets aan het vertellen was. “Oh, zit Bert weer herrie te maken, klein lastpakkie, hohoho”, lachte hij, in een poging de lekkere stagiaire voor zich te winnen. “Nee hoor, hij is tot nog toe een heel pienter, intelligent en grappig mannetje gebleken. Hoezo?” Juf Carine keek de besnorde meester uitdagend aan. Hij mompelde vlug wat hij kwam vertellen en droop af. Vol ongeloof staarde ik haar aan. De tijd was gekomen voor het zingen en ronddelen van de zakjes chips. Ik nam twee vriendjes mee en maakte het rondje langs de overige zeven klassen, deelde de Merci's en plakken cake uit en kwam weer terug.

“Ah, precies op tijd. Jullie moeten het psalmpje nog opzeggen! We gingen het net klassikaal zingen.” De psalm van de week werd altijd tussen tien en twaalf op maandagochtend een paar keer gezongen, waarna de leerlingen afzonderlijk de tekst voor de leraar op moesten lepelen. Helemaal goed betekende een tien, per fout werden er punten afgetrokken. Aangezien mijn achternaam met de V begint, had ik altijd ruimschoots de tijd om het versje te leren door de rest het vijfentwintig keer te horen opdreunen. Na een half uurtje was het mijn beurt. “Bert?”

Ik liep naar voren, mijn ogen strak op die van de twintigjarige stagiaire gericht, mijn hoofd vol gedachten die ik niet hardop kon zeggen, lichtelijk van de kaart geslagen. Het enige wat ik dacht: nu moet het perfect. Indruk-maak-tijd is gekomen. Lepel het sneller op dan de rest. Showtime. Bij het bureau aangekomen probeerde ik de eerste regel te herinneren, maar het lukte niet. Ik klapte volledig dicht, schuifelde nerveus heen en weer, en werd rood. Ze zag mijn weifelen en pakte rustig mijn hand vast, kneep erin, fluisterde “Verhoogt, o poorten, nu den boog”, en daar achteraan “je kunt het!” Ze gaf me een vette knipoog waarmee alles opeens op z'n plek viel. “Rijst eeuw'ge deuren, rijst omhoog, opdat de Koning in moogt rijden, wie is die Vorst, zo groot in eer, 't is God, d' almachtig' Opperheer, 't is God, geweldig in het strijden”, flapte ik eruit.

“10”, noteerde juf Carine. “Goedzo, jarige Job”, zei ze, en ze aaide me zacht over mijn krullenbol. Ze riep alweer een andere naam, maar ik bleef staan, kijken, luisteren naar hoe de woorden haar lippen verlieten. Pas toen Michiel Westdam me van mijn plek duwde, viel ik terug in de leegte die werkelijkheid heette en liep ik terug naar mijn plek. De rest van de maand kon ik nergens aan denken behalve de juf; zelfs Space Jam deed er niet meer toe. De flippo's lagen stof te verzamelen, de knikkers vielen langzaam uiteen in zand en veel eten deed ik niet meer. De eerste middag thuis at ik mijn boterhammetjes stil op. Mijn zus' discman lag op tafel, met een nieuwe papieren singlehoes met gele sticker erbovenop. “Nummer 1”, stond op de sticker. Ik pakte de cd-speler en de oordopjes, liep naar boven, en ging met armen en benen gespreid op het bed liggen met de oortjes in m'n oren en het volume op max.

Ik bleef stilletjes liggen tijdens het liedje, en luisterde naar de muziek in één groot, warm, euforisch geluk. Ineens begreep ik het concept liefde, vrouwen, vlinders en kriebels; destijds wist ik niet wat of wie “Hero” was, maar die maand, de maand dat juf Carine met haar mooie blonde krulhaar, felblauwe ogen en algehele voorkeur voor mijn persoontje de revue passeerde, stond het nummer op één, vijf weken lang. Elke vrije minuut zat ik stilletjes te denken aan school, elke minuut op school keek ik minstens één keer haar kant op om te kijken of ze niet stiekem was verdwenen, of alles geen droom was geweest, en elke keer weer zat ze daar vriendelijk te schrijven, een leerling te helpen, terug te lachen. Rood als een boei stortte ik me dan weer op de rekensommetjes of overschrijfwoordjes. Als ik thuis kwam, moest ik het liedje eerst even luisteren. Na twee dagen zong ik het mee.

Een maand lang was ik heimelijk verliefd op de juf, iets wat behalve mijn moeder nooit iemand te weten is gekomen. Ik weet niet of ze het zelf ooit heeft gemerkt. Nu, elf jaar later, zal ze wel in de dertig zijn, ergens anders werken, onherkenbaar, getrouwd, kinderen, uitgezakt, of erger. In mijn herinnering leeft ze echter voort als een twintigjarige juf, mijn allereerste liefde. Uit de tijd dat ik nog een klein, breekbaar ventje was, en pas begon te begrijpen dat het hele lerarencorps -behalve zij- de pik op me had. Heel af en toe nog hoor ik op de radio het liedje dat ik destijds honderd keer heb geluisterd. Dan denk ik onwillekeurig terug aan 1997, aan groep vier, aan psalm 24 en Juf Carine. Dan verschijnt er een flauw glimlachje op mijn gezicht, en mompel ik zachtjes in mezelf.
“Antonie, je moest eens wéten.”

volgende week: groep 5

 


hero - toen ik je zag (nummer 1 in de nederlandse top 40 van 31 mei tot 4 juli 1997)