Een goeie sul

Column door O.Akyol

Een negroïde zwerver vat post bij de Smullers in Zwolle en kijkt met uitpuilende ogen naar mensen die hem eventueel een financiële bijdrage willen leveren. Nu is het vrij evident dat deze man geld bijeen sprokkelt voor zijn dagelijkse dosis wiet, niet om een Whopper op te halen bij de Burger King en evenmin zal hij met zijn verdiensten een broodje gezond kopen bij Bakker Bart. Blijkbaar is hij berucht in deze contreien want de enorme mensenmassa op het treinstation van Zwolle negeert hem finaal. Slechts nu en dan weet hij erbarmen op te wekken bij oudere mensen, die hem dan uit pure goedheid iets toestoppen.


Na een lange en vermoeiende schooldag besluit Jacob net in de avondschemering een frikadel uit de automatiek van de Smullers te trekken. Dit stukje slachtvlees is zijn avondmaaltijd. Hij is het prototype van een armlastig student: nooit geen sou te makken en altijd rondlopend met een knorrende maag. Zijn budget staat hem toe per dag maximaal drie euro uit te geven. Het is niet ideaal voor iemand die uit een klein dorpje is gekomen en in de grote stad een opleiding volgt, maar studeren is voor bepaalde mensen nu eenmaal lijden. Zo lijdt onze Jacob. Hij gaat op de bagagedrager van zijn stalen ros zitten, verorbert zijn frikadel en maakt aanstalten om richting zijn kamer te fietsen.

Dan ziet hij de zwarte gestalte.

De zwerver beweegt zich een paar meter in de richting van Jacob en zet een zeer omstandige glimlach op, waardoor zijn vergeelde gebit sterk prononceert. Jacob beantwoordt de toenadering van deze man met een minstens zo’n grote glimlach en groet hem vriendelijk. In steenkolenengels vraagt de vagebond of Jacob misschien een paar euro’s voor hem heeft, opdat hij vandaag alsnog zijn lege maag kan vullen. In gedachten denkt de student aan zijn eigen maag, de onvolledige maaltijden die hij elke avond met moeite weet te ritselen en de huur die over twee weken betaald moet worden. Toch besluit hij uit hemelse goedheid dat hij de vriendelijke zwerver niet kan overlaten aan zijn lot.

Jacob vraagt aan de man of hij even wil wachten,

zodat hijzelf naar huis kan fietsen

om twee euro uit zijn portefeuille te halen,

die hij thuis is vergeten.

Intussen is het bijkans helemaal duister. De neger weet niet of Jacob een grapje met hem uithaalt – zoveel compassie heeft hij immers nooit ontmoet. Hij knikt instemmend doch verward en zegt dat hij op zijn huidige locatie zal wachten op Jacob, al maakt een enorme twijfel zich meester van hem. Jacob klimt op zijn fiets en stoempt zich een beroerte richting zijn kamer, iets buiten het centrum. De zwerver wordt kort daarna gebeld op zijn mobiel, door een van zijn maten, en spreekt met zijn kompaan af dat ze elkaar gaan ontmoeten in een coffeeshop – ergens in een buitenwijk.

De negroïde zwerver annex junk verlaat zijn post.

Na een stief kwartiertje, hevig badend in het zweet, bereikt Jacob de voorkant van het station. Hij stapt van zijn fiets en loopt richting de Smullers. Op dat moment wordt hij aangehouden door twee agenten op mountainbikes die hem aanspreken op zijn fietsverlichting, die niet aanwezig is. Hij verontschuldigt zich voor de tekortkomingen aan zijn fiets. De agenten hebben echter geen boodschap aan zijn spijtbetuigingen en schrijven hem een boete uit van vijfendertig euro, geld dat hij niet kan missen.

Hij verzoent zich met zijn lot en zet zijn missie voort; de gift aan de minderbedeelde man. Jacob weet dat de donatie aan de negroïde zwerver zijn gemoed goed zal doen, ondanks de boete die het hem opleverde. Met een oprecht voldaan gevoel, loopt hij richting de voorkant van de Smullers. Het muntje van twee euro heeft hij stevig in zijn hand. Maar op de plaats waar de junk gezegd had dat hij zou wachten, is niemand te bekennen. Jacob baalt. De hele inspanning was voor niets. Zijn goedheid draait uit op een sof. Een fiasco!

Op dat moment lopen twee mensen uit een coffeeshop, twee kilometer verderop. Het is gaan regenen. De donkere van de twee steekt zijn jointje op en vertelt zijn makker over een vreemde gast, die hij eerder op de avond tegen het lijf liep. Hij praat in abracadabra, de zwerver annex junk, omdat hij haast heeft om de werking van het jointje te voelen. Als zijn vriend om de details vraagt, kapt hij het gesprek af. Hij gelooft er niet in. ‘Het zal wel iemand zijn geweest die me in de maling nam’, verklaart hij.