God beschikt, en daarmee af

Familieverhalen. Na het hartverscheurende relaas van Sabina over haar kinderjaren in Bosnië en het verhaal van Rick over zijn racistische (groot)vader, kwam er een sinds het gebeurd is zoveel mogelijk doodgezwegen familieverhaal in me op.

We spreken 1944, oktober. De nazi's aan de ene kant van de rivier, de geallieerden aan de andere kant. Het gebied, waar tijdens Operation Market Garden in september keihard om gevochten was, lag als een gedemilitariseerde zone tussen de grootmachten aan weerszijden van de vloed. De inwoners van de Betuwedorpen kwamen uit angst al weken niet of nauwelijks meer het huis uit, blindeerden de lichten 's avonds en hielden zich strikt aan de strenge avondklok.

De kille, grijze herfst versterkte het gevoel van leven in niemandsland. Terwijl Duitsland zich had teruggetrokken tot de winterdijken van de Neder-Rijn en de Amerikanen en Britten zich na de slag om Arnhem verloren te hebben op hadden getrokken in bunkers en schuttersputjes op de zuidelijke dijken van dezelfde watervloed, was er in de uiterwaarden tussen de twee dijken sprake van een maanden voortdurend status-quo. Op heldere dagen konden de twee partijen elkaar perfect zien en werd er constant over en weer geschoten door sluipschutters.

In die doodse vlakte van overvliegend spervuur was het enige geluid naast het afschieten van allerhande wapens en het voorbijsuizen van partijloze kogels en artillerie, het klaaglijke geloei van een enkele door verdwaalde kogels geraakte koe, tussen de gezonde dieren lopend, zwart-wit gevlekt met in de mistige avondlucht roestbruin, langzaam opborrelend bloed dat een ongewilde derde kleur aan de rugtekening van het armlastige dier toevoegde. De boeren durfden de beesten niet meer binnen te halen, die avond, zes oktober.

Niet ver van de kudde langzaam tot dood vlees verwerkt wordende runderen stond in de koude avondschemering een vrij onopvallende boerderij, waar zwart papier tegen de grotendeels nog intacte ramen was geplakt. Binnen, in de keuken, zat rond een spaarzaam aangemaakte kolenkachel een groot, strengchristelijk boerengezin de hopeloze situatie af te wachten. Toen de Duitsers enkele weken eerder de Waterlinie onder lieten lopen was het gezin met vee en al uit haar boerderij bij Breukelen verbannen. Nu zaten ze opgesloten in een vanwege het gevaar door eerdere bewoners verlaten boerderij, in het gapende gat tussen oorlog en vrede, dood en leven, dijk en dijk. Al weken konden zij het huis niet verlaten, omdat de rivier oversteken naar de Duitsers zelfmoord zou zijn, en de weilanden doorlopen en de dijk naar de Amerikanen opklimmen evenzo.

Gedurende de oorlog had het gezin weinig te lijden gehad, behalve toen de Amerikanen te dichtbij kwamen en ze verdreven werden uit hun woonplaats. Van de nazi's had je geen last als je maar deed wat ze zeiden. De Nederlandse boeren kregen goed betaald voor geproduceerd voedsel, kregen subsidies en ontheffingen en waren daarvoor de nazi's over het algemeen dankbaar. Ook mijn overgrootvader, die met zijn familie in de beschreven boerderij opgesloten zat en niet veel anders kon doen dan stilletjes rond een gaslamp uit de bijbel lezen, had nooit een verkeerd woord gesproken over de oosterburen.

Hij was een norse man, zeer streng in beide geloof en opvoeding, had een grote schare kinderen en een godvrezende vrouw. Als hij sprak, sprak hij in geloofsdogma's en bijbelverzen, als hij zijn kinderen, die nu allen in de twintig waren, sloeg, reciteerde hij verzen over zondigheid en kastijding. Dit alles werd getooid met een zeer grondige koppigheid, hetgeen bij elkaar genomen resulteerde in een serieuze, norse man die zonder scrupules van dag tot dag leefde voor en door Gods woord.

Elke dag ging Laurens, zoals de man heette, tweemaal de deur uit met een witte vlag aan een stok, een paar ijzeren emmers en een van zijn zoons, die het gevaarlijke klusje van vader helpen met koeienmelken beurtelings afwisselden. Op de dag van schrijven had niemand het huis meer verlaten sinds Laurens en Cornelis 's ochtends vroeg de kudde van haar melk hadden ontdaan. De hele dag al was het spervuur intensief en gevaarlijk, en toen de koeien door zacht te loeien in de late namiddag aangaven dat de uiers weer overvol zaten, was er geen enkele mogelijkheid ze te melken. Of je moest dood willen.

“Vader, de koeien loeien van ongemak, hoe moet het nu?” zei een van de kinderen.
“We wachten tot de schemering is ingevallen. Alleen dan hebben we een kans, en alleen in Gods beschikking.”
“Lau, dat is zelfmoord. Om acht uur gaat de avondklok in.”
“God beschikt”, zei de nooit glimlachende man.
“God beschikt”, herhaalde zijn gezin mechanisch.
“En daarmee af."

Naarmate de avond vorderde klonk het geloei van de koeien steeds harder. De uiers, overvol met witte brandstof, zouden als ze niet leeggemaakt werden uitscheuren, stuk voor stuk, waardoor de nog niet neergeschoten dieren alsnog een jammerlijke dood zouden sterven en de familie in één klap van welgestelde boeren naar armetierige bedrijfslozen zou veranderen. De pendule in de woonkamer sloeg acht keer en in een al jaren ingestampt automatisme draaide men ogenblikkelijk de gaslamp tot het laagste pitje.

Laurens, 58, trok zijn klompen en jas aan, pakte het krukje en de emmers, stond stil voor de deur, sloot zijn ogen, hief zijn hoofd op richting plafond en zei “Gij beschikt, en daarmee af”, waarna hij zich omdraaide en “tot zo” mompelde. Hij opende de zware houten deur, pakte de geïmproviseerde vlag en stapte de donkerblauwe motregen in. Slechts de contouren van het landschap waren zichtbaar in de verduisterde wereld, af en toe opgelicht door de felgele flitsen van het afschieten van wapens en de doffe, kubieke meters grond op doende spatten oranje dreunen van inslaand artillerievuur.

Met steeds snellere pas liep mijn overgrootvader richting het geloei. Hij kwam bij het eerste dier, controleerde het op kogelgaten en vond er geen, zette zijn krukje neer en de emmer onder de paars aanlopende uiers van het klagelijk loeiende beest. Hij boog zich voorover, pakte de uiers vast en begon te melken. Diverse kogels suisden rakelings langs hem, over hem, boorden zich naast hem een weg door de akkers. Blind afgeschoten wapens, maar zo'n beetje in de richting van de vijand mikkend, maakten de weilanden bij Opheusden tot een hel van angst.

Toen Laurens opstond om de eerste twee volle emmers naar de boerderij terug te sjouwen, gebeurde het. Met de emmer in de ene hand en met zijn andere in de duisternis naar evenwicht graaiend, ontmoetten zijn hersenen de met de snelheid van het geluid voortrazende roestvrijstalen kogel, die de inhoud van zijn schedel over de koe, in de melk en over het grauwgekleurde gras deed sproeien. Nog heel even bleef hij met een vertwijfelde blik staan, alsof hij zich, terwijl het staal zich een weg baande door de grijze drab, afvroeg of het wel slim was geweest om zijn lot in de handen van de Heer te leggen. De emmer viel uit zijn hand, de liters melk klotsten over het gras. Hij zeeg ineen en ontmoette zijn Schepper.

Nu, bijna twee derde eeuw later, is vooral nog bekend dat de man een strenge tiran was voor zijn gezin, dat hij een sympathisant was van de Duitsers en dat de wereld maar blij moest zijn met het verdwijnen van deze man, mijn achternaamdrager, mijn voorvader. Of dat zo is, of dat men de verhalen aangedikt heeft om de vijf jaar terreur te verdringen, weet ik niet. Ik weet alleen dat hij in de stilte, slechts verstoord door het klagelijk koegeloei, het kolken van de Neder-Rijn en het dodelijke suizen van rondvliegende bolletjes uit staal gegoten dood, op die kille oktoberavond in 1944 het leven liet toen hij zijn koeien probeerde te redden.

Niemand weet van welke oever de kogel kwam. Of Laurens de geallieerden voor zijn sympathieën betaalde met zijn leven, of dat de Duitsers hun subsidie voor eeuwig kwamen innen. God beschikte.

En daarmee af.