Vreemd


Ik word wakker. Naast mij piept iets. Ik doe mijn ogen open en draai me om naar het geluid. Het komt uit een zwart kastje. Het kastje heeft een soort schermpje, waarin rode streepjes bepaalde symbolen vormen. Ik strek een deel van mijzelf uit en duw op een knopje bovenop het kastje. Het gepiep houdt op.

Ik voel beweging aan mijn andere kant. Als ik kijk, zie ik dat er naast mij een levend persoon ligt. Het persoon lijkt op mij: het heeft eenzelfde soort lichaam met een hoofd en ledematen. Toch is er ook verschil. Deze heeft twee bulten vóór op de romp.

Met een zwaai doe ik de lappen van mijn lichaam af. Ik sta op en verlaat de ruimte. Iets in mij weet welke kant ik op moet. Ik kom in een andere ruimte. Aan de muur hangt een glazen plaat met daarachter een soort metalen folie. Het zorgt ervoor dat mijn beeld weerspiegeld wordt en ik mijzelf kan zien. Ik ben een persoon. Op mijn hoofd groeit haar. Bovenop is het lang. Heel lang. Op mijn kin is het kort.

Ik pak een borsteltje met een lange steel. Uit een plastic omhulsel knijp ik wit spul en dat doe ik op de borstel. Dan open ik mijn mond en steek ik de borstel erin. Handig schrob ik de harde botten in mijn mond schoon. Het duurt niet lang of het voelt fris aan.
Als ik aan een metalen knop draai, komt er koud water uit een metalen pijp. Ik spoel mijn mond en maak er mijn gezicht en mijn lichaam mee schoon. Ik vind een doek en droog me ermee af.
In een hoek van de ruimte staat een grote witte buis met een deksel erop. Ik doe het deksel open. Onder aan mijn buik hangt een soort slurf. Die houd ik boven de witte buis. Geel water komt er uit mijn slurf. Dat stroomt in de buis. Na enige tijd is het gele water op en druk ik op een witte knop. Er komt nog meer water over mijn gele water heen en dan is het weg. Terug in de andere ruimte pak ik lappen en doeken en die wikkel ik om mijn lichaam.

Via houten planken loop ik naar beneden. Daar kom ik uit in een veel grotere ruimte. Ik open een grote kist die tegen de muur aan staat en haal daar koud aanvoelende dingen uit. Er komt nog een persoon de ruimte in. Het is een kleiner persoon dan ik. Het maakt geluid. Er komen klanken uit de mond van dit kleine persoon. Die begrijp ik en ik maak klanken terug.
Het kleine persoon pakt allerlei spullen uit houten kisten. Die zet hij op een houten plank die ondersteund wordt door vier rechtopstaande balken. Vervolgens gaat hij zitten op een lagere houten plank. Hij begint wat van die spullen in zijn mond te stoppen. Ik doe hetzelfde. Met behulp van een zwart apparaat heb ik zwart water gemaakt. Het is heet en ik giet voorzichtig kleine scheutjes in mijn mond.

Het kleine persoon staat op. Het stopt wat spullen in een doek die met een metalen sluiting afgesloten wordt. Dan hangt hij de doek op zijn rug. Uit zijn mond komt weer een klank. Mijn mond maakt bijna dezelfde klank. Het kleine persoon draait zich om en verlaat de ruimte.
Ook ik pak wat spullen en doe deze in een doek.

Ik pak de doek op en ga de ruimte uit. Nu is er niets meer boven mijn hoofd behalve de blauwe lucht. Ik loop een klein stukje naar een ander huisje. Uit het huisje haal ik een stalen constructie met twee ronde vormen eronder.
Behendig spring ik erop. Ik beweeg twee onderdelen met mijn voeten in het rond en met mijn handen houd ik mijzelf in evenwicht. Snel schiet ik vooruit.
Kennelijk weet ik waar ik heen moet. Onderweg zie ik meer personen op soortgelijke stalen constructies; anderen zitten in metalen dozen met vier ronde vormen eronder. De een rijdt hard, de ander langzamer. Soms moet ik stoppen omdat ik een lamp tegenkom die een bepaalde kleur heeft.

Ik kom aan bij een stenen gebouw. Daar zet ik mijn voertuig weg en ik loop naar binnen. In een kleine ruimte staat een grijs apparaat. Ik ga erbij zitten. Ik druk op knopjes en kijk naar een schermpje. Dan sta ik op en loop ik naar een andere ruimte. Daar zitten allerlei personen. Sommigen lijken op mij. Anderen hebben bulten. Ze brengen klanken voort. Ik ga erbij zitten en begin ook klanken voort te brengen. Één persoon pakt een plastic staafje en drukt dat op een vel papier. Op het papier verschijnen tekens. Veel personen gieten zwart water in hun mond. Lange tijd zit ik hier met de andere personen.

Ik sta op en ga naar een kleine ruimte. Daar staat weer zo’n witte buis. Ik open een van de doeken om mijn lichaam en stroop die naar de grond. Dan ga ik op de witte buis zitten. Van achter, uit mijn onderrug, druk ik een donkerbruine substantie naar buiten. Met mijn hand pak ik papier van de muur en daarmee maak ik de opening in mijn onderrug schoon. Met een druk op een knop spoel ik alles met veel water weg.

Ik ga verder met op knopjes drukken en naar het schermpje kijken. Tussendoor haal ik iets uit de doek die ik heb meegenomen. Dat stop ik in mijn mond en slik ik door.
Een flinke tijd ben ik bezig met de knopjes en het schermpje. Ook doe ik van alles met andere personen. Uiteindelijk verlaat iedereen het stenen gebouw. Ik ook. Met de stalen constructie rijd ik terug naar de plek waar ik wakker ben geworden.

Als ik binnen kom, is het persoon dat naast mij lag wakker. Het zet dingen op de grote houten plank. Het kleine persoon is er ook weer. We gaan bij de houten plank zitten. We stoppen de dingen in onze monden. Het is warm. Met de harde botjes in onze mond malen we de warme dingen kapot. We slikken het door.
Als er niets meer op de plank over is, maken we hem schoon. De andere personen gaan naar een scherm kijken dat verderop in een ruimte staat.

Ik loop naar een apparaat met knopjes en een kleiner scherm. Daar ben ik aandachtig mee bezig. Ik stop schijfjes om beurten in een ander apparaat. Als ik een schijfje erin stop, klinken er klanken door de ruimte.

Het kleine persoon staat op en gaat naar boven. De andere persoon heeft kleine bruine glazen gepakt. Er zit bitter vocht in. Dat gieten we in onze mond. Buiten is het donker geworden.
Het andere persoon gaat naar boven. Ik loop achter het persoon aan. In de kleine ruimte laat ik nog wat geel water uit mijn slurf in de witte buis stromen. Ook maak ik de witte botjes in mijn mond schoon. Bij de plek waar ik wakker ben geworden haal ik de doeken van mijn lijf. Ik pak het kleine zwarte kastje en druk op een knopje. Dan ga ik liggen.

Het andere persoon heeft ook de lappen van het lichaam getrokken en gaat naast mij liggen. Ik pak het persoon bij de bulten. Ondertussen is mijn slurf hard geworden. Hij wijst recht vooruit. Ik ga boven op het persoon liggen en duw mijn slurf in een lichaamsopening van de ander. Ik druk hem diep erin, en trek hem dan weer iets terug. Dit herhaal ik een heleboel keer. Dan veranderen we van houding. De ander ademt zwaar. Ik grom. Er druipt vocht op mijn huid. De ander kreunt en begint te trillen. Mijn bewegingen worden ruwer. Er komt iets omhoog, een bepaald gevoel, een idee, dat ik niet meer kan tegenhouden. Dan spuit er iets uit mijn slurf in de ander en krijg ik een paar steken van volledige bevrijding door mijn hele lichaam. Ik schud en schok. Dan stop ik met bewegen. Ik voel mij prettig, verzadigd en ook erg moe. Ik doe mijn ogen dicht. Het andere persoon ook. Om mij heen is het donker.
Angstig wacht ik op wat er verder komen gaat.


Apeldoorn, juli 2008