Moeroenboestansangoer!

'Op de aarde is een land, en in dat land is een stad, en in die stad is een wijk, en in die wijk is een straat, en op de hoek van de straat staat een huis, en in dat huis is een keuken, en in die keuken staat een kast, en tussen de kast en de vloer woont….....Moeroenboestansangoer!'

Iedereen kent ze nog wel, de tekenfilmseries uit hun jeugd. Vaak hebben deze een diepe indruk achtergelaten, wat naar voren komt in een gedetailleerde herinnering aan de spannende avonturen, of zelfs in het integraal mee kunnen zingen van de introtune. Een kleine test om het 'oja!-gevoel' op te wekken: wie zei 'zij zijn groot en ik is klein, en dat is niet eerlijk', en welk vrouwtje kon met dieren praten als ze plotseling kromp tot formaat theelepeltje? Oja! Voel je de nostalgie al opborrelen? Die goeie ouwe tijd!

Ik keek graag naar Ovide en z'n vriendjes ('kijk uit malloot een kokosnoot'), de familie Barbapapa was een vaste gast in mijn huiskamer, ik leefde mee met Seabert in zijn strijd tegen het kwaad, adoreerde de storthoop van de Freggels en probeerde op het schoolplein zo goed mogelijk het Snorkeliaans onder de knie te krijgen. Toch haalden al deze series het niet bij een klein aardappelachtig grijs mannetje dat woonde tussen de kast en de vloer. Woensdag- en vrijdagmiddag, hard hollend van school naar huis, want om 15:30 kwam hij langs op Ned 2. Ik heb het natúúrlijk over Moeroenboestansangoer.

Nou ja, natuurlijk, natuurlijk.... zo natuurlijk blijkt dat niet te zijn. De gedrongen goedzak lijkt namelijk uit het collectieve geheugen van de gehele jaren '80-generatie te zijn verdwenen. Iedereen die ik geanimeerd over mijn held vertel, schotelt mij slechts niet-begrijpende blikken voor. Jaar in, jaar uit hetzelfde liedje. Vorig jaar probeerde ik het -tegen beter weten in- voor het laatst, het was op een verjaardag.
'Is er iemand die Moeroenboestansangoer nog kent?'
'Wie??' klonk het uit de helft van de kelen, terwijl de andere helft van de toehoorders mij middels een schamper 'nooooit van gehoord' blijk gaf van hun desinteresse. Voordat ik het wist ratelde het hele gezelschap over Alfred Jodocus Kwak, Bouli, Dommel, Boes, Teddy Ruxpin of de Troetelbeertjes. In mezelf gekeerd droop ik af naar een verlaten hoekje van de kamer. Een blijmoedige eend, een sneeuwpop met een warm hart en een dikke hond konden mij niet boeien. Terwijl ik mijmerde over dat ondefinieerbare mannetje dat zo'n onuitwisbare indruk op me heeft gemaakt kwam een vriendin naast me zitten. Ze had Pippi Langkous staartjes in.
'Wil je erover praten?' vroeg ze zacht.
'Jaja, hij woonde tussen de kast en de vloer, en w...'
'Nee nee, je weet best wat ik bedoel...' Haar toon was ineens een stuk serieuzer. 'Ik denk dat je eens met iemand moet gaan praten, want je verzint dingen die er niet zijn.'
'Oja!' zei ik woedend, 'dat zullen we nog wel eens zien!' en wisselde het bier in voor whisky.

Eenmaal thuisgekomen zette ik onmiddellijk de computer aan. Hoewel de nacht alweer bijna afzwaaide, moest en zou ik een levensteken van mijn grijze vriend vinden. Deels bewust, deels onbewust (de alcohol maakte het me moeilijk zijn onorthodoxe naam correct in te voeren) googelde ik tientallen mogelijke schrijfwijzen, maar geen van alle leverde een spoor naar de cultheld.

Ik tilde mijn hoofd op en keek van mijn horloge (10:21) naar mijn scherm, moeroenboeztazjegfuiocvnhjyumnmhj. Tijdens de zoektocht naar de onvindbare had mijn gelaat z'n Waterloo gevonden op het toetsenbord. Niet wetend welke lettercombinaties ik die nacht wel en niet had geprobeerd, deed ik opnieuw een zoekpoging. Maar ook die ochtend, toen het bloed de veldslag van de alcohol aan het winnen was, vond ik op het hele internet geen spoor van Moeroen. Evenals de dagen, weken, en maanden erna. Ten einde raad heb ik zelfs met de VPRO gebeld (Moeroenboestansangoer stond midden jaren tachtig immers bij de vrijzinnig protestanten onder contract).
'Wat moet je nou weer Oplopers?'
'Nee nee, het is Frank hier...'
'Excuseer, ik dacht dat het die Oplopers* weer zou zijn, hij hangt de hele ochtend al boos aan de telefoon.'

Ik vertelde de medewerker over mijn zoektocht, maar bij de hele VPRO bleek niemand enig idee te hebben over wie ik het had en ook in de archiefkamer geen spoor van Moeroen. Het angstige gevoel bekroop me dat ik misschien inderdaad krankzinnig aan het worden was.

In de maanden die volgden bleef het door mijn hoofd spoken. Hij kon toch niet zomaar van de aardbodem verdwenen zijn? Iemand moest zich hem toch nog wel herinneren? Maar het feit dat ik de enige rechercheur was die deze vermissingszaak op zich wilde nemen maakte mij niet blijmoediger. Steeds vaker wendden mensen die ik dacht te kunnen betitelen als vriend hun blik van me af. Soms hoorde ik ze zelfs tegen anderen fluisteren 'hij is gek geworden'. Desondanks weigerde ik de zoektocht te staken. Als is het 't laatste wat ik doe! De smurfen, ook wel aardig inderdaad.

Gelukkig zal het niet het laatste zijn wat ik doe. Want vorige week gebeurde het ongelofelijke. Na jaren bot te hebben gevangen bij alle vrienden en kennissen, en 400 tot 500 vruchteloze Google zoekopdrachten later, was daar gisteren opeens een spoor van mijn kleine makker uit het pré-kabeltijdperk. 'Moeroen' leverde een link! Klik.

Britse tekenfilmserie over een klein grijs wezentje dat onder een aanrecht woont, uitgezonden als onderdeel van Bij Nieuwegein rechtsaf.

Originele titel: Murun Buchstansangur
.

Die schrijfwijze had ik nog niet geprobeerd! Er ging een wereld voor me open. Google leverde me 1050 hits over 'Murun'. Het is nu twee dagen later, en mijn euforie is nog steeds niet getemperd. Vanaf nu zal ik hem nooit meer uit het oog verliezen!


Hierbij maak ik mijn rehabilitatie wereldkundig. Ik ben niet gek! (of, nou ja, ik heb Moeroen in ieder geval niet zelf verzonnen....)

Case closed.


*DriekOplopers: maatschappijkritische FOK!-columnist met enorme telefoonrekening.