Rimpelfraude


Tegenover mij in de treincoupé zat een oude dame wat somber voor zich uit te kijken. Ik geef haar groot gelijk, want dat zou ik ook doen als ik mijn dagelijkse portie geluk uit een spelletje ganzenborden met een demente vriendin moest halen. Toen de conducteur om haar kaartje vroeg, bleek de dame niet over een geldig vervoersbewijs te beschikken. Ze had iets van een seniorenkaart, maar de maandag kon zij niet als ' keuzedag' gebruiken, zo wist de conducteur haar te vertellen. "Wat een gezeur", stamelde het oude vrouwtje uit. Bij het volgende station verliet zij noodgedwongen de trein om alsnog een kaartje te kopen. De trein wachtte niet en ik kon het oude vrouwtje met moeite de trap zien afgaan richting ticketautomaat.

Gedurende mijn treinreis moest ik aan het vrouwtje denken. Waarschijnlijk stond ze nu in de ijzige wind op de volgende trein te wachten, last hebbend van haar reuma door het traplopen en het gehannes met kleingeld bij de ticketautomaat. Had zij dit op haar oude dag verdiend om zo de trein uitgezet te worden? Ik zat die middag in de trein te lezen in het boek 'Voor Koningin en Vaderland' van Thomas Ross en vroeg mij zodoende af wat het vrouwtje in de oorlog had gedaan. Had ze haar tinnen potjes stiekem in de tuin begraven, zodat de Duitsers er geen kogels van konden maken? Bracht ze een illegaal krantje rond? Had ze de dorpsnicht bij haar laten onderduiken? Of was ze een net iets te opportunistisch meisje die de zomer van '45 kaal doorbracht, omdat ze frequent de lakens deelde met SS-Unterscharführer Ollie?

Had ik het moeten opnemen voor de oude dame, die nu op het minst gezellige station van Nederland, Geldermalsen, kou aan het lijden was, wachtend op de volgende trein. In plaats van het op te nemen voor het vrouwtje dook ik stoïcijns in mijn boek. Schijnheilige zak, die ik ben! Net toen deze gedachte door mijn hoofd spookte, kwam de conducteur de coupé binnen. Hij vertelde dat mevrouw een bekende van de NS was en dit vaker flikte en dat hij daarom wat bot reageerde. Waarschijnlijk zou ze bij de volgende controle weer uit de trein gezet worden, of als ze geluk had pas gedurende haar terugreis. 'De moffenhoer', dacht ik bij mezelf en dook weer stoïcijns in mijn boek.