Fuck de stilte

Column door Mark

Het was een koude zondagmiddag en ik liep over straat op zoek naar wat warmte. Ik passeerde een café waar zo dadelijk een boekpresentatie werd gehouden. Een mevrouw had een dichtbundel geschreven en daar ging zij uit voorlezen. Ik dacht: waarom niet eens gaan luisteren? Het zou binnen ongetwijfeld warmer zijn dan buiten. Ik naar binnen.

Het was niet moeilijk de dichteres van dienst aan te wijzen. Ze droeg een dure jurk en fladderde daarin onrustig heen en weer als ze niet door een bekende op de make-up werd gekust. Het merendeel bestond zo te zien uit familie. Ze hadden bloemen meegenomen en hun zondagse kleren aangetrokken. Dezelfde groep op de stoep van het gemeentehuis en je had gedacht dat er een huwelijk werd voltrokken; hetzelfde volk op een begraafplaats en je zou zweren dat er zo dadelijk iemand de grond in werd getakeld.

Voordat de ster van de middag eindelijk mocht stralen, was er een open podium. Katheder met microfoon voor wie zich maar geroepen voelde, stoeltjes voor de rest. De eerste poëet was een man met een baard.
‘Ik keek in haar ogen en verdronk...’ begon hij.
Ik dronk mijn glas leeg en keek alvast eens naar buiten.
‘We spraken woorden van steen...’ zei de man die waarschijnlijk van elke uitgeverij in Nederland al een afwijzingsbrief had ontvangen. Iedereen behalve de geadresseerde zelf wist dat al die uitgeverijen daar volkomen gelijk in hadden. Zelfs zijn vrouw wist het. Toch was zij ook vandaag weer meegekomen.

De volgende patiënt. Een dame die, vermoedde ik, in de poëzie een hobby had gevonden sinds een jaar of tien jaar geleden ook de jongste op kamers was gegaan.
‘Dit gedicht is voor de impressionisten’, kondigde ze aan. Leesbril op, papieren erbij, zenuwkuchje.
‘Weeeeeidse vlakten strekten zich voor ons uuuuuuuuit...’
Dit bleek een dichteres die met de handen in het haar zou zitten als je haar vroeg iets te schrijven waar de woorden ‘hart’, ‘vuur’, ‘kleur’ en ‘vleugels’ niet in voorkomen. Het aanwezige publiek, dat al verdomd lang een toonbeeld van geduldigheid en incasseringsvermogen was geweest, begon zachtjes te mompelen. Hier en daar rinkelde een glas, een aansteker knipte een sigaret aan, iemand lachte, geroezemoes was in ontwikkeling. Kortom, het dreigde gezellig te worden als er niet snel werd ingegrepen.
Er werd ingegrepen.

‘Dames en heren,’ sprak de presentator door de microfoon, ‘poëzie wordt niet alleen in stilte gemaakt, het wordt ook in stilte geconsumeerd.’
De bezoekers zwegen weer. Als een bestrafte groep schoolkinderen bogen ze het hoofd. De dichteres nam de microfoon en ging verder waar ze gebleven was.
‘Ik vlllloooooooog weg op vleeeeugels van glassssssss’, orakelde ze.
Ik deed mijn jas aan en vloog naar de uitgang.
‘Ga je alweer?’ vroeg een meisje fluisterend.
‘Ik kan niet meer!’ riep ik.
Ze lachte.
Ze begreep het.