Schandplek op de werkplek (9): vrij

Tot nog toe heb ik de verplichte vrije dagen genegeerd en geen vakantiedagen opgenomen, maar de weken rond Kerst en Nieuwjaar ging het Instituut gewoon dicht. Dat was schrikken.
Wederzijds, die schrik, trouwens. De baby begon keihard te huilen toen ze mij in het oog kreeg, en mijn zoon stak netjes een hand uit en zei zijn naam.
"Ik weet heus wel hoe je heet, lamlul, ik ben je vader, ik heb je naam godbetert zelf verzonnen," snauwde ik hem toe.
"U? Mijn vader? Goh."
Hij nam me niet zo enthousiast op. Alsof er een kwakje duivenpoep op mijn neus zat.

"Ontbijt!" riep ik de lege woonkamer in. Maar er gebeurde niets.
"Waar is je moeder?" vroeg ik aan mijn zoon.
"Die is er met een ander vandoor."
Ik schrok hier een beetje van. Dat krijg je van al dat werken - je vriendin gaat de hort op, op zoek naar een spermadonor met meer tijd. Maar het was toch zeker zijzelf geweest, die me deze baan met al die onzinnige vakantiedagen had ingerommeld?

Goede raad was duur. Geen vriendin = geen ontbijt.
Ik goot wat melk in de fluitketel, schudde wat pannenkoekenmix erbij en zette het vuur onder de ketel aan.
"Pannenkoeken?" vroeg ik blij aan de kinderen.
De baby klapte in haar handjes; ik begon al te wennen aan mijn nieuwe rol als alleenstaande vader. De dankbaarheid die je terugkrijgt is zoveel meer waard dan de moeite die je erin stopt... (of zo, ik moet snel een abonnement op die blaadjes nemen, Ouders van Toen enzo, want daarin staan soortgelijke clichés allemaal keurig uitgeschreven).

Na een hele tijd ging de fluitketel nog steeds niet piepen, maar wel stinken. Ik pakte een ovenwant en gooide het geheel in de vuilniszak. "Een Big Mac, anyone?" vroeg ik nog blijer.
Weer begon de baby in haar handjes te klappen. En weer voelde ik mij groeien in mijn nieuwe rol als ouder met primaire zorgverantwoordelijkheid. Ze zouden me eens moeten zien, op het Instituut!

Intussen had de fluitketel de vuilniszak laten smelten, maar dat is het voordeel van wonen in een wijk vol slecht ingeburgerde anderstaligen; zo'n probleempje zet je gewoon aan de straat, donderdag of geen donderdag. Diezelfde middag nog tut-tut je dan samen met de andere witte buren over het verval van fatsoen in de straat.

Beneden bleken de kinderen hun jassen niet aan te hebben. Hiervoor kregen ze allebei een harde klap tegen het achterhoofd, want ik heb op een poster voor een opvoedblad de oproep aan ouders gelezen: 'Durf weer streng te zijn.'
"Peen, peen," jengelde de baby, maar wie A zegt moet B zeggen, dus ze kreeg weer een pets.
"Ze wil haar speen," schoot een buurvrouw te hulp.

Ik hief mijn hand al om ook de buurvrouw te meppen, maar kon me net op tijd beheersen en bracht mijn hand naar mijn achterhoofd, zogenaamd om te krabben.
"En waar is haar speen dan?"
"Dat weet ik niet natuurlijk. Bij u thuis, zou ik denken."
"Juist," zei ik, en negeerde haar verder. Ik woon al negen jaar in onze straat en tot op heden ken ik geen enkele buur van naam of gezicht, en dat wil ik graag zo houden.
"Mee!" zei ik tegen de kinderen, de tone of voice geheel in lijn met het advies op de poster voor het opvoedblad.
"Neem een buggy mee, meneer," zei mijn zoontje. "De McDonald's is wat ver voor haar."
Dat was nu wel weer een goede tip, dus dit keer hield ik mijn handen thuis, opende de deur, pakte de buggy uit de gang, besteedde twee uur aan het uitklappen van het kreng, waarna ik het woedend tot een vierkant pakketje in elkaar beukte, en mijn zoon alsnog een klap gaf: "Als je nog eens een idee hebt..." De baby zette ik op mijn nek en zo beenden we ons ontbijt tegemoet.

Eenmaal weer thuis regen de uren zich aaneen. De kinderen maakten ruzie, want de een wilde Teletubbies en de ander Fairly Odd Parents kijken; voor mij beide nietszeggende begrippen, zodat ik de laptop openklapte en eens wat files ging archiveren. Na een tijdje was dat ook gebeurd - het was inmiddels ver na tweeën en de kinderen klaagden weer over honger. Ik vond een ontbijtkoek en gaf het met een broodmes aan mijn zoon. Tevreden nam hij het aan en ging aan het werk. Die zou ik pas weer horen toen het bloed eruit spoot en ik 112 moest bellen en we met een ambulance naar het OLVG crossten, waarbij ik de baby thuis vergeten was, zodat ze toen ik thuis kwam (zonder zoontje, die bleef ter observatie) helemaal natte wangetjes had van het huilen, zodat ik haar weer een pets moest geven...

Maar intussen had ik een hele leuke site gevonden van allemaal mannen van rond mijn leeftijd, die zich bedienden van namen als Anouk16, cooledude, en ikhaathuiswerk. Nog niet had ik in de chatbox toegegeven dat de opvoeding mij niet altijd licht viel, of de ene aap na de andere kwam uit de mouw: cooledude viel op de vriendinnetjes van zijn zoon, Anouk16 zag tegen zijn veertigste verjaardag op, en ikhaathuiswerk zijn vrouw was er met een ander vandoor en hij zag zijn kinderen nu nooit meer.

's Avonds om een uur of zes kwam mijn vriendin thuis.
"Waar zijn de kinderen?"
"De een ligt in het ziekenhuis en de ander is kwijt."
Ik logde snel af, of uit, of off, of hoe heet dat allemaal, want hoe blij ik ook was dat mijn vriendin weer bij me terug was, ze hoefde niet meteen alle smerige geheimen van mijn nieuwe vrienden te weten.
"Ziekenhuis!?"

Haar toon klonk meteen verwijtend. Sjongejonge, over blijven hangen in oude patronen gesproken zeg!
"Als je zo tegen me begint, hoef ik je niet eens terug."
"Wat bedoel je?"
"Je was er toch met een ander vandoor?"
"Wat lul je nou, man. Ik was naar mijn werk, zoals altijd op maandag. Maar zeg nou, welk ziekenhuis? En waarom?"
"Het OLVG, de sukkel had zijn duim eraf gesneden."

De baby kwam op dat moment met een brandende kaars en een pak vuurwerk op ons afgedribbeld.
"Ik zie je straks! Maak eten!"
Ze greep de baby, een jasje en een luiertas (shit, luier verschonen, niet aan gedacht) en vloog de deur uit.

"Eten maken," mompelde ik verslagen. Eten maken, eten maken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Een ovenschotel van Brinta en groene pesto, zou dat een concept zijn? Er zat wat schimmel op de groene pesto, maar dat kon je er wel aflepelen...