Op doorreis

Samen met vriend en collega Nol beland ik in Hoofddorp. God alleen weet wat iemand te zoeken heeft in dat Godverlaten oord. Hoofddorp is een plaats waar niemand naar toe wil en waar niemand weggaat. Dat laatste domweg omdat er niemand is.

Dat wij daar zijn komt omdat wij op doorreis zijn en besluiten in Hoofddorp iets te gaan drinken. Dus belanden wij in een tent met een onevenredig hoog gehalte high potentials, accountexecutives, productmanagers, consultants en nog wat vage bedreigde diersoorten.
Wat die daar doen weet niemand. Zelf weten ze het ook niet en daarom vraag ik het aan een vent met een conceptloze stropdas en teveel gel in zijn haar zodat hij veel weg heeft van een verzopen kat die drie dagen in het water heeft gelegen.
‘Wat ik doe?,’ vraagt hij ons hautain van top tot teen bekijkend.’Wat dacht je zelf jojo?’
‘Hoor je dat Nol, hij zegt jojo tegen mij.’
‘En wil je nou wegwezen,’ zegt gelhoofd. ‘Ik heb iets beters te doen dan naar jullie gezwam te luisteren. Ik moet nog een wip scoren.’
‘Gelijk heb je,’ zegt Nol. ‘Sid hier heeft je vrouw gister een beurt gegeven, wist je dat?’

Gelhoofd’s glas blijft vlak onder zijn mond hangen.
‘Klopt,’ zeg ik. ‘Dat doe ik al een tijdje trouwens. Als ik bij jou thuis kom ligt ze al languit op bed. Soms ligt ze zo bewegingsloos dat ik bijna denk dat ze dood is.'
‘Ja,’ zegt Nol. ‘Dat had ik ook vorige week. Ik dacht ook even dat ze dood was maar daar heb ik maar niet te lang bij stilgestaan. Dood of niet maakt niet uit. De seks is hetzelfde, alleen de was stapelt zich op een gegeven moment op. Nu ik er over nadenk; het moet iedere dag weer een sprookje voor je zijn als je thuis komt;de heks ligt al in bed.’

Het is elke keer weer verbazingwekkend hoe Nol altijd weer wegkomt met dit soort hoogstaande one-liners en dat niemand op het idee komt hem eens te laten onderzoeken in een instituut voor doorgedraaide bergbavianen.

Een vriendje van Gelhoofd komt erbij staan. Ingenaaid in een C&A kroonkostuum, geen stropdas, wel twee sokken met afbeeldingen van Snoopy op de zijkanten.
‘Vallen deze eh...losers je lastig Wim-Jan?,’ vraagt Snoopy aan Gelhoofd.
‘Maak je niet druk, Machteld,’ onderbreek ik hem. ’Wij gaan al weg. En o ja, mijn buurjongen is bezig met een projectmatig werkstuk over dakloze zwervers. Mag hij jou als voorbeeld gebruiken?’
Om een lang verhaal kort te maken. Wij worden deze gesloten inrichting voor zakenmaffia uitgegooid. Hoe wij thuis zijn gekomen blijft een raadsel overigens.

En nu, een beetje zwalkend nog, stap ik op de fiets. Koffie is op. Met de auto nieuwe halen is geen optie want ik heb geen zin in blazen en oeverloze verhandelingen over te hoge promillages en onverantwoord drankmisbruik op klaarlichte dag.
Om de zaken nog erger te maken kom ik mijn hartsvriendin tegen: buurvrouw van der Doos.
Ik passeer haar rakelings en doe of ik haar niet zie.’Je bent zeker weer bezopen hè?,’ roept zij mij achterna.’
‘Ja,’ roep ik over mijn schouder.’ Maar dat is morgen weer over terwijl jij dan nog net zo lelijk bent als vandaag.’
‘Klootzak!,’ roept zij keihard.
‘Geestig dat je je voorstelt,’ roep ik terug. ‘Mijn naam is Sid!’.
Ik ken mijn klassiekers.
Mijn koppijn negerend en denkend aan de buurvrouw vraag ik mij af of het niet een optie zou zijn om in Hoofddorp te gaan wonen...