Verloren dag

Soms twijfel ik over de dag. Snap je? Ik heb van die dagen dat ik zeker weet dat het een groot succes gaat worden. Die dagen zijn makkelijk te herkennen. Ik sta op met een welgemeend ‘Tsjakkaa’, en ben binnen een half uur gedoucht. Op miraculeuze wijze heb ik dan de koffie al klaar als ik beneden kom. Dan blijkt mijn muesli warm in de magnetron te staan. En vind ik mijn boterhammetjes voor die middag, ontdooid en wel op de broodplank. Alsof een engeltje het allemaal geregeld heeft, terwijl ik toch echt zelf zo gesynchroniseerd ben op dat soort dagen. Dat zijn van die dagen dat ik niks vergeet. Ik loop niet te twijfelen over het tijdstip om naar mijn werk te gaan - als ik klaar ben, ga ik gewoon. Treuzelen hoeft dan niet omdat het lekker is om op de fiets te springen en te gaan.

En soms heb ik van die dagen dat alles tegen zit. Of ik alles tegen laat zitten. Ik snooze een paar keer te veel. Ik douche te lang en te warm. Als ik al brood mee neem, is het bevroren. En zit er verkeerde kaas op. Koffie is dan al helemaal ver buiten bereik, dat komt op het werk wel. En mijn ochtenden duren langer dan lang. Treuzelen, ook al weet ik dàt ik het doe, is onvermijdelijk. Elke beslissing duurt een uur. En op elke beslissing kan ik zonder meer terug komen. Ook al duurt het een uur om te beslissen dat ik terug kom op een beslissing. Uitermate vermoeid sleep ik me dan, vaak vloekend in een koude, beslagen auto in de ochtendspits, naar mijn werk.

Maar ja. Duidelijk is het wel. Of het nou een topochtend is of een totale ramp, als mijn wekker gaat weet ik het over het algemeen wel.
Zo niet vandaag. Vandaag twijfel ik over de dag. Emotieloos stap ik uit bed. Eerlijk gezegd heb ik geen idee wat voor dag het is. Mijn kamer is verduisterd waardoor het er dag en nacht volledig donker is. Ik heb geen gevoel in mijn lijf dat zegt dat het ochtend is. Ergens vermoed ik dat het vroeg in de middag is en als ik mijn gordijnen open knipper ik met mijn ogen. Er is helemaal geen weer. Het is mistig en grijs. Alsof ik gevangen zit in een luwte van ongedefinieerdheid. Ik heb geen enkel besef van echte tijd, aangezien ik geen zon zie. Ik voel me niet lekker, maar heb geen pijn, geen twijfel. Er is niks.

En dat klinkt raar, maar als je het goed bekijkt is het net zo logisch als verblijven in een gewichtsloze toestand. Zoals dat heet. Een tussenvorm, een langzame vorm van veranderen. Zonder massa ben je natuurlijk nooit. Maar gewicht is gedefinieerd als: de mate waarin de zwaartekracht aan je trekt. Zonder zwaartekracht geen gewicht. Dus zonder het gevoel wat hoort bij een dag, is er geen dag. En wat moet je dan? Op een topdag doe je dingen die je leuk vind, vaak alleen al omdat het een topdag is. Op een tobdag ben je snel geïrriteerd. Je voelt je klote en alles wat je doet, doe je tegen je zin. Maar nu? Nu doe ik dus niks.

Nu is niks doen niet helemaal mijn ding. Ik ga maar naar beneden. De koffiezetter heeft een normale dag. Hij maakt me een bakkie koffie die ik vervolgens mee neem naar de woonkamer. Door het grote raam in mijn woonkamer zie ik mist. Het is net als kijken naar sneeuw op de televisie. Zinloos. Er gebeurt van alles, maar er verandert niks. De mist maakt alle kleuren vaag. Ik kijk lange tijd naar een vage schim aan de overkant van het water dat voor mijn deur loopt. Zonder echte interesse vraag ik me af wat het is. Een struik die me nog nooit is opgevallen? Iemand die staat te wachten tot hij opgehaald wordt? Ik besluit dat het een zoenend stel is.

Liefde is mooi. De mist geeft het iets stiekems. En verboden liefde is nog mooier natuurlijk. De rebel in me fantaseert er een verhaal bij. Zij is op zoek naar de ware, de hunkering naar meer dan ze heeft, drijft haar in de armen van de knappe vreemdeling. Haar naïeve ongeremdheid is een spel met zijn zinnen. Elke keer als het even minder gaat met zijn vrouw, en dat is de laatste tijd nogal vaak, belt hij haar. Hun verboden relatie is voor hem een uitlaatklep, voor haar de belofte van een lang en gelukkig leven. Beiden liegen ze over hun ware intenties. En beiden vullen alles wat ze niet uitspreken tegen elkaar in voor de ander. Het geluk dat ze voelen is echt en gemeend, en een totale chaos als ze op een punt komen dat ze hun eigenlijke bedoelingen op elkaar moeten afstemmen.

Verder is er weinig te zien. Zo zit ik een tijdje. Ik dommel weg en word wakker van mijn kat. Echt geslapen heb ik niet. Ik loop naar de keuken voor nog een beker koffie. Door de achterdeur zie ik dat de dag wat is opgeknapt. Een tijd lang sta ik nippend van mijn koffie te kijken hoe de mist langzaam optrekt. Als er een kwart uit mijn beker genipt is, vul ik mijn koffie aan met Baileys. Terug in de woonkamer ga ik zitten. Het zoenende stel is weg. Nu de mist is opgetrokken blijkt mijn geveinsde romantiek een tijdelijke reclamezuil. Ik kijk naar de opblaassneeuwpop met merknaam en mompel voor mezelf de bevestiging die ik al lang niet meer nodig had.

"Vandaag wordt het niks meer."