Kap nou!

Buren, niets dan last heb je ervan.
De deurbel ging. Ik zuchtte. De deurbel gaat altijd net als je zit te eten, of als je op het punt staat om aan tafel te gaan. Dat zul je altijd zien. Vandaag stond ik een rollade te bakken en ik had de tafel net gedekt. Geërgerd deed ik de deur open. Op de stoep stond een mevrouw met kort krulhaar en met een briefje in haar hand. Ik wilde al roepen dat ik niets aan de deur koop en zo, maar ze was me voor.
"Goedenavond," begroette ze. "Ik woon bij u achter. Nu staat er tussen onze huizen in de gemeentetuin een nogal hoge boom. Wij hebben daar heel veel last van. Zeker in de herfstmaanden komt er erg veel rommel uit de boom vallen."
"Tja, dat heb je zo met bomen," mompelde ik voor mij uit.
"Nu ben ik in de buurt handtekeningen aan het verzamelen," ging ze verder. "Wij willen de boom graag weg hebben. De gemeente gaat wel akkoord, maar dan moet ik een handtekening van alle omwonenden hebben. Wilt u ook tekenen?"
"Nee, het spijt me."
"O. Dat is jammer."
"Ik zal u uitleggen waarom. Die boom staat net achter onze tuin. Hij geeft mij veel schaduw in de middag, en een hoop privacy. Wij vinden het lekker om zo min mogelijk inkijk te hebben. Als de boom weg is, kunnen de mensen van de overkant zó onze tuin in kijken."
"Wij wonen er al zeker zes jaar, en wij gebruiken de kamers boven achter eigenlijk nauwelijks."
"Of u de kamers nou wel of niet gebruikt, u zorgt niet voor de schaduw," grapte ik. "Dat doet de boom." Ze snapte hem niet. "Maar ik weet dat er mensen in de buurt zijn die al eerder hebben geprobeerd om die boom weg te krijgen."
"Dat zal mijn man geweest zijn," vertelde ze.
"Ah, dat zou kunnen. Ik ken niet iedereen die hier rond omheen woont. Maar om even terug te komen op de vraag: vooralsnog geef ik mijn toestemming niet."
"Ziet u," vertelde ze ineens, "mijn man kan die rommel van de boom allemaal niet meer opruimen. Hij heeft vier weken geleden een beroerte gehad." Ze keek me aan, alsof ze even tactisch stil viel, zodat ik wel zou moeten reageren. Ik bleef haar afwachtend aankijken. "En ik kan het ook allemaal niet meer zo goed," ging ze snel verder. "Zelf heb ik last van de gewrichten in mijn hand. Daarnaast ben ik nu best druk met dingen regelen voor mijn man en hem verzorgen waar nodig."
"Dat klinkt als een heel vervelende situatie, mevrouw," zei ik.
"Er is misschien nog een andere mogelijkheid," zei ze. "De gemeente kan een andere boom ervoor in de plaats zetten."
"Dat lijkt me lood om oud ijzer. Iedere boom geeft wat rommel. Zelf vegen we trouwens alles in de perken. Prima afdekking voor de strenge winter en later wordt het humus. Voeding voor de bodem."
"Dus u wilt echt niet tekenen? Ik moet echt van iedereen een handtekening hebben. Anders kan het niet doorgaan."
"Als de gemeente er een andere boom voor in de plaats zet, zal ik tekenen. Ik zal morgen met de afdeling Groenbeheer bellen om het eens te bespreken, maar het lijkt me sterk. Lukt het niet, dan kan ik u niet helpen. Het spijt me."
"Nou, dat is in ieder geval duidelijk. Dank u voor uw tijd."
"Sterkte met uw man."
"Dank u. Het is momenteel een zware tijd. Hij is overdag nog in het revalidatiecentrum. Gelukkig mag hij 's avonds naar huis. Hij loopt al wel weer, maar de kracht in zijn armen is een stuk minder."
"En verdere uitval?" vroeg ik. "Spraak? Geheugenproblemen? Karakterverandering?" Ik heb er nogal kijk op.
"Godzijdank kan hij weer redelijk praten. En ik hoop dat zijn geheugen ook weer terug komt. Hij is verbitterd, maar dat kan ook zijn doordat hij in het revalidatiecentrum zit, en niet thuis."
"Nou, nogmaals sterkte met de hele situatie."
"Dank u. Een fijne avond."
"Dahaag." Ik deed de deur achter haar dicht en ging naar de keuken. Verhip, het was me weer gebeurd. Heel die rollade zwart. Vloekend trok ik mijn jas aan en sprong ik op de fiets. Bij de snackbaar haalde ik versgebakken salmonellafrikadellen.

Die nacht werd ik wakker. Buiten klonk het geluid van een tuinhek dat dichtviel. Gefluister en gestommel. Even later hoorde ik wat harde doffe klappen. Ik vertrouwde het niet en stond op. Voorzichtig deed ik het gordijn een stukje opzij en keek ik naar buiten. In het schijnsel van de lantaarnpaal die in het achterompaadje staat, zag ik de schimmen van twee personen onder de boom scharrelen. De één had kort krullend haar en een nachtjapon aan. Een vrouw, dus. De ander was duidelijk een man die in zijn pyjama wat wankel met een bijl stond te zwaaien. Met een onzekere klap kwam de bijl in de boom terecht.
"Wat zullen we nou krijgen?" fluisterde ik. Snel draaide ik het raam helemaal open. De man hief de bijl boven zijn hoofd om de boom een nieuwe houw te geven. Met mijn zware boze-bazbo-stem riep ik: "Hé! Kap daar 's mee! Het is veel te laat om dit soort lawaai te maken!"
De man die aan het hakken was, schrok enorm. De bijl raakte uit zijn baan en kwam terecht in het hoofd van de vrouw die ernaast stond. Een afgrijselijke schreeuw ontsnapte haar. Het stuk gereedschap bleef recht overeind staan in het kapsel van de vrouw. Ze viel neer. De man wankelde nog en zakte door zijn knieën naast haar.
"Laat het niet nog een keer voorkomen, of ik bel de politie!" riep ik.
Ik sloot het raam en kroop terug naast mijn vrouw in bed. Die mompelde iets in haar slaap.
"Als we morgenavond wéér van dit soort geluidsoverlast krijgen," antwoordde ik haar zonder dat ik zeker wist dat ik haar goed verstaan had, "dan zal ik het aanvechten tot aan de Rijdende Rechter aan toe!"
Buren, niets dan last heb je ervan. Ze kunnen de boom in.


Apeldoorn, oktober 2007