Regensburg III: Een ontdekking

Vorige keer in 'Regensburg':
Tijdens de feestelijke heropening van Grand Café 'Il Griornale Copertura' blijkt Jaques Bupatih niet alleen zijn teennagel te zijn kwijtgeraakt; ook krijgt hij nieuwe inzichten in de kerkelijke afsplitsing die opereert vanuit het Grand Café. Een stinkende zwerver duikt overal op. Een hoer, genaamd Bertha Perends, geilt mede-eigenaar Falco op en bezorgt hem eveneens jeuk.
En er gebeurde nog veel meer, maar als je dát allemaal wilt weten, moet je de vorige twee afleveringen maar lezen.

Hier is Regensburg III!


De vorige avond kriebelde nog na in zijn kop. "Pfft, het zijn niet eens die paar biertjes, die ik gratis heb gekregen," zuchtte Jaques. "En ook niet die paddestoelen die ik in de zweethut heb genuttigd." Zijn voet deed pijn en de korst op zijn keel jeukte als een gek. Jaques had gewoon een kutochtend. "Geen van de maitresses had een ontbijt voor me gemaakt. De de kinderen die in de kerkcommune aan het rennen waren maakten me gek." Kerkcommune, zo heette de sekte officieel. Gisteren had één van de mensen in de commune een zalfje gemaakt die de jeuk een klein beetje verlichtte. Het zalfje brandde nog een beetje en Jaques besloot toch maar naar de dokter te gaan.

"Wat een feest, gisterenavond," zei hij in zichzelf. "Het Grand Café is op passende wijze heropend. Jammer van die commotie toen het licht uitviel. En jammer van mijn teennagel." Op zijn weg naar de dokter bedacht Jaques zich dat de tatoeëerder misschien wel raad wist. Herman B. Schipmaker was een rijzige gestalte. Alsof het zo hoorde had de man enorme armen en het uiterlijk van een dokwerker. Zijn lichaam zat vol met de meest afschrikwekkende tatoeages, piercings en andere bizarre vormen van lichaamskunst. Jaques vond het een van de beleefdste en prettigste figuren uit het dorp. Schipmaker had een warme stem en een intelligente kijk op de wereld. Als hij de pijn niet kon verlichten, zou Jaques naar de dokter gaan. Of een pilletje nemen, dat had hij nog niet besloten.

Binnen bij Schipmaker was het een beetje donker. De ruimte waarin getekend werd was schoon; de rest van de shop een enorme bende. Jaques zag de slapende tattooartiest en besloot hem zachtjes wakker te maken. De belletjes aan de deur en een hevige hoestbui maakten aan dit voornemen een eind.
"Hoi Schipmaker, ik heb jeuk."
"Dan ben je niet de enige," zei Schipmaker.
"O? Hoezo?"
"Falco schijnt ook jeuk te hebben."
"Hoezo? Was hij hier dan? Heeft hij óók jeuk aan zijn tattoo?"
"Hij was niet hier, maar welingelichte bron vertelt me dat hij niet alleen jeuk aan zijn tattoo heeft."
"Oh? Waar dan nog meer?"
"Aan zijn edele deel."
"Da's niet zo mooi voor hem, Schipmaker. Hoe komt hij daar aan?"
"Weet ik veel, het verhaal gaat over een troostmeisje."
"Noemde hij een naam?"
"Nee, dat niet. Wel dat ze een zwart lederen corset droeg en geile rode netkousen."
"Bertha," fluisterde Jaques.
"Wat zeg je?" vroeg Herman Schipmaker.
"Oh, ik vroeg me af van wie je dit allemaal weet."
"Ken je die zwerver?"
"Die met die lange jas en die grote hoed?"
"Ja. Joachim Bauthächler. Zo heet hij."
"Waar komt hij vandaan?" vroeg Jaques.
"Uit Duitsland, maar dat is alles wat ik weet." Schipmaker krabde aan een tattoo onder zijn rechteroksel. "Maar nu is hij overal."
"Inderdaad," zei Jaques. "Het stinkt overal naar poep."
"Maar waar kwam je voor?" vroeg Herman.
"Jeuk. Onbedaarlijke jeuk. Aan mijn nieuwe tattoo."
"Ga liggen. Dan behandel ik hem."

Jaques ging liggen op de behandeltafel van de naaldkunstenaar. Herman B. Schipmaker boog zich over zijn hals. Jaques deed zijn ogen dicht.
"Als Falco seks had met een hoer, in de achterkamertjes van ons gezamenlijke café, dan zou dat vreselijk zijn!" Jaques dacht aan de verschrikkelijke dingen die dat spiritueel deden met het hele dorp. "Hoeren, waar ik niks van af weet? Dat is niet alleen spiritueel een ramp, maar zo loop ik ook nog eens inkomsten mis." Falco kennende had hij dit allemaal met Johnny bekonkeld. "Nu lacht waarschijnlijk iedereen achter mijn rug om mijn domheid." En als Jaques ergens boos van werd, was het wel spiritueel verval en roddels over zijn domheid. Hij was wél de man die de leegloop van zijn vaders kerk was tegengegaan door de nieuwe zon op te laten gaan in het eeuwig regenachtige dorpje.

Ineens klonk geklingel van de de bel boven de winkeldeur. Er kwam iemand binnen.
"Scheepmacher!" hoorde Jaques een stem met zwaar Duits accent roepen. "Kan ik hier maal kakken?"
Herman haalde zijn handen van Jaques' adamsappel. Dat gaf Jaques de gelegenheid om zijn hoofd te draaien en naar de deuropening te kijken. Daar rende Joachim Bauthächler naar de deur van het toilet.
"Schnell!" kreunde de oude man. "Anders schaf ik het niet!" Hij gooide de deur van de wc open, stroopte zijn broek naar beneden en ging zitten. Hij vergat zijn lange jas omhoog te gooien. "Wat een drekzooi," mopperde Joachim. "En het is al zo'n zwijnerij. Wie moet dat ja met Professor von d'Übelstein?"

Meer kon Jaques niet horen. Het gemompel van de oude zwerver werd overstemd door onfrisse geluiden die van ver uit de endeldarm tevoorschijn schalden.
"Kennie weer?" vroeg Schipmaker.
"Graag," zei Jaques. Hij draaide zijn hoofd weer naar de tattoeëerder. Ver weg hoorde hij het toilet doorgetrokken worden. "Help me alsjeblieft van deze afgrijselijke jeuk af."
"Ik doe wat ik kan," zei de enorme naaldwerker.
De bel van de winkeldeur klingelde opnieuw en sloeg toen dicht. Joachim Bauthächler was vertrokken.
Herman Schipmaker legde zijn beide handen om de hals van Jaques Bupatih en kneep ze traag, tergend langzaam, steeds strakker dicht.


(einde van deze derde aflevering)


Is Jaques jaloers op Falco? Hoe pakt dit conflict verder uit?
Wat is toch de vuile rol van Joachim Bauthächler in dit alles?
Overleeft Jaques zijn anti-jeukbehandeling?


Lees het volgende keer weer in aflevering vier van 'Regensburg'