Regensburg "De opening"

Het Columnistencafé presenteert: Regensburg.



Allemensen, wat moest Joachim Bauthächler ineens kakken, zeg. Het kwam altijd ongelegen. Zeker nu. Het regende pijpenstelen. Het water spatte vanuit de plassen terug omhoog en maakte Joachims broekspijpen en lange jas nat. Gelukkig bleef zijn hoofd droog. Zo'n enorme zwarte hoed was handig in dit weer. Waar zou hij zijn gevoeg kunnen doen? Joachim keek eens rond. Hee, wat was dat? Even verderop was het café. Het zag er nieuwer uit dan hij zich herinnerde. Joachim had nooit geweten dat het café vernieuwd was.
"In een café geeft het een toilet," dacht hij. "Tijd voor een pilsener. Ik heb geen geld, maar dat zien we dan later wel weer." Hij spoedde zich naar de drinkgelegenheid. Zijn lange jas knoopte hij onderweg alvast open.

Toen hij de deur van de kroeg opendrukte, drukte er iets anders van binnenuit tegen zijn sluitspier. Zou hij het halen? Snel keek hij om zich heen. Daar! Er stond weliswaar 'Dames' op de deur, maar dat maakte Joachim niet zoveel meer uit. Hij had lang haar, dus dat paste wel. Die witte baard dachten ze maar even weg, als ze daar een probleem mee hadden. Op het moment dat hij op de koude bril plaatsnam, verlieten de afvalstoffen zijn lichaam. Hij hoefde niet eens te persen. Vervuld van een orgasme-evenarende sensatie, dacht hij: "Poepen is fijn."

Johnny had de zwerver zien binnenkomen. Hij had een hekel aan dat vieze tuig en kon ze al helemaal niet hebben als alles goed moest gaan. Vandaag was de dag van de opening. Her-opening eigenlijk, want het cafe bestond al veel langer. Hij had het gekocht van een Italiaanse zakenpartner van hem. Het café was niet helemaal van hem. Hij had nog twee stille vennoten. Maar hij was de baas. Omdat hij zijn Italiaanse identiteit wilde uitdrukken in zijn zaak, had hij gekozen voor de naam: Grand Café 'La Giornale Copertura'. En zwervers wilde hij niet in zijn zaak. Hij zag de haveloze man de toiletten binnengaan en belde zijn zoon.
"Ga naar de damespispotten en flikker die klotezwerver uit mijn zaak vóór ik hem achter in het steegje kapot schiet. Maak hem duidelijk dat hij ook niet meer terug hoeft te komen."

Joachim kreunde bijna van genot. Ineens ging de deur open. Een imposante man stond in de opening.
"Wat moet jij hier, gore zwerver?" schreeuwde de man. Hij greep Joachim bij de jas en sleurde hem van de pot af. "Ben jij nou helemaal van de pot gerukt? Geen bier bestellen, maar wel een beetje ons damestoilet bevuilen? Eruit!"
De natte straatstenen voelden koud aan Joachims oude billen. Hij had geen tijd gehad die te reinigen. Toen hij opstond, gebruikte hij de binnenkant van zijn jas daarvoor. Even later had hij zijn broek weer opgehesen en wilde hij zijn weg vervolgen. Maar daar stond de man die hem net nog had buitengegooid ineens wéér voor hem.

"Het moet toch ook niet gekker worden," mompelde Johnny hoofdschuddend. Hij had staan kijken hoe zijn zoon de zwerver de tent uit gooide. Tevreden keek hij de kroeg in. Even daarvoor had hij Jaques Bupatih naar buiten zien gaan; de rest stond allemaal binnen. Precies zoals hij 't had gewenst. Alleen die stank van de damestoiletten was hinderlijk. Hij gaf Jaques geen ongelijk dat-ie even buiten stond.

Jaques Bupatih stond buiten een sigaret te roken. Hij bewonderde de nacht en de maan en was in het reine met zijn gelukkige staat van de laatste tijd. De opening van het café was een mooie avond aan het worden. Het was goed om weer eens met de familie bij elkaar te zijn. Hij hoorde stemmen in het steegje naast het café.
"Stinkende goorlap. Als ik je nog eens zie, dan timmer ik je in elkaar!" Een jonge man, knap met zwart haar en een goddelijk lichaam, schreeuwde de zwerver toe. Jaques ging wat dichterbij staan en verborg zich.
Hij hoorde de deur dicht gaan en keek naar het tafereel. De knappe man stak zijn hand uit naar de zwerver en hielp hem overeind.
"Dat was overtuigend genoeg. Hoe ziet de plee er uit?" Hij sprak op normale, zelfs amicale toon.
"Hehe, die plee rieken ze binnen nog, ja." De zwerver praatte met een zwaar Duits accent.
Jaques bedacht zich dat de jongen met het zwarte haar Johnny il Linguetta's zoon Rahmi moest zijn. Rahmi gaf de zwerver een paar biljetten en zei met een knipoog: "Oh, en ik moest je ook duidelijk maken dat je nooit meer terug mag komen, capiche?"
De naar poep stinkende zwerver liep vlak langs Jaques heen, zonder hem ook maar op te merken. Joachim Bauthächler strompelde over de natte keien verder het steegje in, zijn hoed diep over zijn ogen getrokken. De regen kletste er bovenop. Jaques probeerde hem te volgen, maar de neerslag benam hem het zicht. Toen keek hij de andere kant op.
Jaques zag de jonge Il Lingueta naar binnen gaan. Hij stond op en liep terug naar de voorkant van het café. "Een vreemd tafereel," dacht hij. Dit kon nog wel eens een heel interessant avondje worden.

Binnen was het niet heel druk, gezellig druk. Falco Mela Aspera stond met een glas champagne in zijn hand toe te kijken. Hij rook een vage, rare geur, maar verder was alles goed.
"Hai," hoorde hij ineens een zwoelgeile stem naast zich. Falco keek opzij. Het was Bertha Perends. Ze droeg een zwart leren corset en rode netkousen. "Het Grand Café is mooi geworden van binnen," hijgde ze in zijn oor. Haar zwarte lange haar had ze opgestoken.
"Ja, hè?" Hij sloeg een arm om haar heen. "De investeringen die we hebben gedaan hebben hun vruchten afgeworpen. De oude kroeg is zowaar een chique tent geworden." Hij keek Berthda eens in haar gezicht. Ze stond hem toe te lachen. Haar pupillen waren groot. "Die is of geil of dronken," dacht hij. Er zat lippenstift naast haar bovenlip.
"En Johnny?" vroeg ze.
"Dat is een krachtpatser," antwoordde Falco. Hij haalde zijn neus op. "Die kan zijn temperament beter gebruiken dan voor al dat geweld."
"Waarom ben je zo voorzichtig met hem?" vroeg de jonge deerne naast hem. Ze frunnikte ongemakkelijk aan haar sexy outfit, alsof ze jeuk tussen haar benen had.
"Ach weet je," fluisterde Falco in haar oor. Hij liet zijn tong door de schelp heen lepelen. "Ik kan hem goed gebruiken. Sommige mensen laten zich flink intimideren door Johnny."
Falco haalde zijn tong uit het oor van Bertha en keek zijn zaak nog eens rond. De rechterkant van het café was voor de mensen betrokken bij zijn bedrijf, de BefMij. De linkerkant werd bevolkt door de leden van de sekte. Of eigenlijk: de familie Bupatih. Als hij het aan zijn vader vroeg, kwamen er vele warme verhalen over die familie, maar nu leek de scheidslijn nogal hard, en liep midden door het etablissement heen. Er was weinig contact. Vroeger had hij nog gespeeld met Jaques, voordat die een verlichte hippie was geworden. Maar zijn eerste zoen had Falco toch maar mooi van Jaques' zus gekregen, Chantall.
"Wie zijn dat daar eigenlijk?" vroeg Bertha zachtjes. Ze wees naar de demarcatielijn, die het café in twee ongeveer gelijke delen spleet. Er stond daar, een beetje verdwaald in de ruimte leek het, een stel.
"O, dat is Jooscht Paul Bak 'n Ei," zei Falco, terwijl hij zijn hand op Bertha's volle achterwerk liet neerkomen. "En die dame met wie hij staat te praten is Romana van de Stang. Jooscht is het sloofje van de burgemeester en regelt hier in Regensburg een hoop zaken als afgevaardigde."
"En wie is die Romana dan?" Bertha stond nu ongegeneerd in haar kruis te krabben. Falco merkte het niet op.
"Waarschijnlijk is ze aan het lobbyen voor haar vrijwilligerswerk. Ze is voorzitter van 'De Jonge Meiden Organisatie'. Die komt regelmatig langs om fondsen of andere steun te werven voor hun activiteiten."
"Activiteiten? Wat voor activiteiten?"
"Weet ik veel," antwoordde Falco. "Ik vind het hele spul maar raar, inclusief die Jooscht. Waarom zou je je inspannen voor iets waar je niks voor krijgt?"
"Inderdaad," zei Bertha. "Jij hebt tenminste nog eer van je werk. De mensen kijken op tegen je succes. Jij bent een van de grootste werkgevers in het gebied en hebt in vele zaken een dikke vinger in de pap."
Ineens voelde Falco de hand van Bertha op zijn gulp. "Zo, over dikke vingers gesproken," giechelde ze. Ze liet haar hand waar hij was, en probeerde Falco in de ogen te kijken. "Je bent bijna net zo knap als je zoon," fluisterde ze in zijn oor.
"Mijn zoon," dacht Falco bijna hardop. "Die kun je wel om een boodschap sturen. In tegenstelling tot die Rahmi, die alles laat sloffen. Als Francesco zegt dat hij de zaken onder controle heeft, dan is dat ook zo. Behalve natuurlijk als die jongen weer eens op skivakantie is. Met zijn gebruinde kop en altletische lichaam steekt hij positief af bij de rest van het dorp. Alleen Rahmi is misschien knapper, maar die kan niks. En toch kunnen de twee het goed met elkaar vinden."
"Wat sta je daar nou te staren?" vroeg Bertha. "Kom, we gaan naar boven."

Maar zo ver kwam het stelletje niet. Het drukke café was even stil toen het licht zwakker werd. Er werd hier en daar een grap gemaakt en er werd gelachen toen het gezellige licht een aantal keer dimde en weer aan ging. Maar toen was het toch echt pik- en pikdonker in het hele Grand Café. Even was het doodstil. Toen klonk er een ijselijke kreet die door merg en been sneed.

(Einde van deze eerste episode, volgende week zondag gaat de soap verder)

Wie is Joachim Bauthächler? En wat heeft hij met de families Bupatih en Il Linguetta te maken?
Welk vreemd spel spelen Jooscht Paul Bak 'n Ei en Romana van de Stang?
Die Rahmi, is die wel zuiver op de graat?
Mag Falco met Bertha naar boven?
Wie verzint al deze shit?


Lees het volgende week weer in een nieuwe aflevering van: Regensburg!