Welpje - mijn grote ontdekking bij scouting

BazboIk was een welp. Verdomd als het niet waar is. Niet dat ik me ervoor schaam.
De Sint Victorgroep was verbonden aan de kerk waar mijn familie heen ging. De blokhutten stonden aan het verlengde van de Ordermolenweg. Deze klinkerstraat kwam langs het Bos van Meneer Vos. Daar kon je rechtsaf naar de kazerne, Victoria Boys en het Orderbos. Als je rechtdoor reed, veranderde de straat in een grindpad. Vlak vóór de spoorlijn was er rechts een paadje en daar stonden de blokhutten.
Ik zat in de zesde en laatste klas van de lagere school en werd welp. Het was ook het laatste jaar dat je bij de welpen kon zitten. Alle jongens van deze padvindersgroep droegen een welpenuniform. Bruine ribfluwelen broek, groen overhemd en een groen petje. Ik niet. Ik mocht van mama niet zo'n welpenpakje kopen. Ik werd laat lid, en een jaar later zou ik toch door moeten stromen naar de verkenners. En die hadden weer andere kleren aan.

Bij de welpen deden we leuke dingen. Gipsafdrukken maken en spoorzoeken, knutselen en toneelspelen. Ik vond het erg leuk.
Er waren drie leidsters. Die droegen niet echt zo'n uniform. Wél de groene blouse, maar niet de bruine corduroy broek. Één van de leidsters vond ik heel aardig. Ze heette Marloes en ze woonde vlakbij ons in de buurt, anderhalve straat verderop, in de Pieter de Hoochlaan. Ze was een jaar of achttien, was kort, maar had een vriendelijk gezicht met sproetjes en ze had prachtig lang krullend donkerblond haar dat tot onder op haar rug hing.

Het werd winter en gemeen koud. Toch deden we veel activiteiten buiten.
Op een zaterdag speelden we vlaggenroof in het Orderbos, vlakbij de stroompjes die wij thuis 'de sprengen' noemden. Ik verstopte me zoveel mogelijk en sloop in het geniep naar het gebied van de vijand. Ik worstelde me tussen de dennenboompjes door een heuvel af en ineens stuitte ik op één van de sprengen. Die was nog geen halve meter breed.
Ik maakte een sprongetje, maar toen ik op de andere oever was aangeland, gleed ik uit. Ik verloor mijn evenwicht en dreigde languit naar achteren te vallen. In mijn smak maakte ik zódanig een draai dat ik precies overlangs in de spreng plonsde. Even ging ik helemaal kopje onder. Bliksemsnel schoot ik weer naar boven en klauterde ik op de kant. Ik kreeg het onmiddellijk erg koud. Moeizaam klom ik door de dennetjes de heuvel op naar het pad. Daar ging ik op zoek naar de leiding. Die stond een eind verderop bij elkaar te kletsen.

"O Bas!" riep Marloes van een afstand. "Wat is er gebeurd?"
"Ik ben in de spreng gevallen," rilde ik.
"Oei, dan moet je nu gauw weer droog worden. Wacht, ik loop met je mee naar de blokhut."
Het water droop uit mijn kleren. Lopen ging moeilijk. Het water maakte mijn winterjas en mijn broek loodzwaar.
Marloes liep naast mij en sloeg een arm om mij heen. Ze keek me aan, glimlachte en zei: "Hee joh, geen verdriet. Dit kan toch iedereen gebeuren?"
Ik knikte van ja, maar wist dat mama heel boos zou worden. Gelukkig zou Marloes bij me zijn.
Ze probeerde me door mijn natte kleren heen warm te wrijven, maar het lukte niet. Ik werd steeds kouder en bibberde verschrikkelijk.
"Och arme, je hebt het echt koud, hè?"
Ik knikte rillend.
"Kom op, nog even doorzetten. We zijn zo bij je fiets."
Meisjes waren ineens nog niet zo stom als ik altijd dacht. Marloes was lief. Ondanks de kou vond ik haar arm om me heen wel prettig.

"Nou Bas," zei ze toen we bijna bij de blokhut waren. "Ik draai me nu om en dan ga ik weer terug naar de groep. Als je flink doorfietst word je wel weer warm. Het is niet ver voor jou. Ik zie je volgende week weer, hè?"
Ik was stomverbaasd dat ze me niet even naar huis bracht.
"Ik dacht … " wilde ik beginnen, maar mijn lippen waren te koud om nog te praten.
Met open mond keek ik haar na. Stevig doorstappend liep ze van me weg. Ze had een korte winterjas aan. Haar spijkerbroek zat strak om haar benen. Ik keek naar haar achterkant. Haar billen bewogen meisjesachtig heen en weer terwijl ze liep.
Een gevoel dat ik nog niet kende bekroop me: ik keek graag naar deze deinende kont. Helaas werd ze steeds kleiner. Aan het eind van het pad sloeg ze af naar rechts en toen was ze verdwenen achter de bomen.
Op dat moment drong het tot me door dat ik het even warm had gehad. Nu was het weer ijskoud. Met bibberende handen haalde ik mijn fiets van het slot.

Meisjes. Daar keek je toch niet naar? Toch was die wiebelende achterkant van Marloes leuk om naar te kijken. Dat mocht vast niet. Hoe noemde mama dat ook al weer hoe die meisjes eruit zien tegenwoordig? 'Ordinair', ja dat was het woord.
Vanaf toen was ordinair iets dat interessant was.
Sindsdien staat er een hoop ordinairs op mijn netvlies gebrand.


Apeldoorn, april 2007